Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
44. Hieronymus van Alphen [1746-1803]aant.Levensloop: Geboren te Gouda. Studie te Utrecht en te Leiden. Advocaat te Utrecht [1768]. Pensionaris van Leiden [1789]. Als prinsgezinde in 1793 thesaurier-generaal van de Unie. Van 1795-1803 ambteloos in Den Haag. De man die om zijn kinderdichtjes vaak voor een type uit de pruikentijd gehouden wordt, behoorde juist tot de bestrijders van de achttiende-eeuwse geest. Door de studie van Engelse en Duitse schrijvers, en onder invloed van de toen opkomende esthetica kwam hij tot het inzicht hoe achterlijk onze letterkunde was. Daarom vertaalde en bewerkte hij in 1778 Riedels Theorie der schoone kunsten, en schreef daar een merkwaardige inleiding bij. Hij waarschuwde tegen overschatting van de nationale poëzie, die aan gezwollenheid, of aan gerektheid leed. De grote dichters van de 17de eeuw zijn er niet om na te volgen. Sedert Hooft en Vondel zijn we weinig gevorderd: de vergelijking met het buitenland kan ons bescheidenheid leren. Het hapert ons aan kunstrechters. Alleen door wijsgerige beoefening van poëzie, dus tevens door een wijsgerig gefundeerde poëziekritiek, zal onze achterlijkheid kunnen verdwijnen. Afgezien van dit verstandelijke geneesmiddel - kunst wordt door geen theorie geïnspireerd - toonde Van Alphen dus een scherp oog te bezitten. In zijn beroemd geworden Kleine Gedigten voor kinderen [drie deeltjes, 1778-1782] was hij natuurlijker en eenvoudiger dan menige tijdgenoot. De vele vertalingen ervan en de ontelbare herdrukken zijn een bewijs van hun bijzondere betekenis. Voor enige generaties van ouders hebben Jantje met z'n pruimen en Cornelis met z'n gebroken glas de idealen vertolkt, bij de opvoeding van hun eigen kinderen tot alle christelijke en maatschappelijke deugden. Eerst omstreeks 1850 raakte deze poëzie pedagogisch verouderd. Het naïeve en idyllische ervan heeft in later tijd echter opnieuw bewondering gewekt voor Van Alphen als kunstenaar. Onder zijn overige gedichten, die sterk onder Duitse invloed staan, zijn voortreffelijke, zangerige liederen, waarin zijn vroom gemoed zich uitspreekt; het meest bekend werd de cantate De Starrenhemel. |
|