Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 64]
| |
43. Betje Wolff [1738-1804] en Aagje Deken [1741-1804]aant.Levensloop: Elizabeth Bekker, geboren te Vlissingen. Liefde voor boeken, tekenen, muziek. In 1759 getrouwd met de dertig jaar oudere predikant Adriaan Wolff. IJverige studie op de pastorie in De Beemster: letteren en theologie. In 1777 weduwe. Het jaar daarvoor kennismaking met: Betje Wolff, de geestige en levenslustige domineesvrouw, was al een bekend persoon, voordat ze met haar romans naam maakte. Haar leergierigheid had ze op de dorpspastorie ten volle kunnen bevredigen; in filosofische en theologische schrijvers, in romans en poëzie bezat ze een grote belezenheid. Rousseau behoorde tot haar lievelingsauteurs. In de theologische wereld gaf ze door haar vrijzinnigheid veel aanstoot, want zij maakte voor haar denkbeelden propaganda in haar poëzie, soms ernstig, dikwijls schertsend en spottend [De Menuet en de Domineespruik]. Die gedichten [o.a. Aan mijn geest] geven ons een aardig kijkje in haar uiterlijk en innerlijk leven gedurende de huwelijksjaren. Ook in het proza, oorspronkelijk en vertaald, had ze zich geoefend, o.a. door anoniem belangrijke bijdragen te leveren aan spectatoriale uitgaven als De Grijsaard en De Rhapsodist. Aagje Deken, ernstiger van aard en minder talentvol, had alleen enkele onbeduidende stichtelijke verzen geschreven vóor haar ontmoeting met Betje Wolff. Door samenwerking van de beide vriendinnen ontstonden enige romans in brieven, die hun een ereplaats in onze letterkunde verzekeren. De eerste twee zijn de belangrijkste: Sara Burgerhart [2 dln. 1782]; Willem Leevend [8 dln. 1784-1785]. In de 17de en 18de eeuw zijn er tal van romans geschreven, grotendeels onoorspronkelijk en onbeduidend, vol bonte avonturen. De romans van Wolff en Deken staan ver daar boven. Al waren ze ‘niet vertaalt’, zoals op het titelblad stond, ze zijn in opzet geheel uit de school van de Engelse prozaïst Richardson. | |
[pagina 65]
| |
Ook de briefvorm is aan die voorganger ontleend. Richardson gaf niet in de eerste plaats avonturen, maar schildering van burgerlijke zeden en karakters, met moraliserende bedoelingen. Daardoor worden de hoofdpersonen deugd-helden; de scherpe contrasten van licht en donker zijn onnatuurlijk. De romans van Wolff en Deken hebben de deugden en gebreken van die van Richardson, maar hun grootste verdienste is, dat het door-en-door Hollandse boeken geworden zijn. Hun werkelijkheidszin doet denken aan Van Effens Agnietjes, hun stijl is los en levendig. Hun grote mensenkennis, hun veelzijdig waarnemingstalent en Betjes tintelende geest maken deze romans ook nu nog fris en aantrekkelijk. Bovendien zijn ze, evenals de spectatoriale geschriften, een heldere spiegel van het maatschappelijk en geestelijk leven in die dagen, vooral in de kringen van de gezeten burgerij. De briefvorm is niet vrij van langdradigheid en onnatuurlijkheid: iedere hoofdpersoon moet zijn correspondenten naast zich hebben; herhalingen zijn onvermijdelijk; lange verhalen en levensbeschrijvingen doen de briefvorm geweld aan, evenals de dialogen, die men toch om de levendigheid niet graag zou missen. Daar staat het voordeel tegenover, dat iedere hoofdpersoon in zijn eigen stijl voor ons gaat leven en dat een karakter door verschillende correspondentie van alle kanten kan worden belicht. Sara Burgerhart viel in de smaak, en werd gevolgd door een veel breder opgezette roman, Willem Leevend, die psychologisch van rijper talent getuigt. De meesterlijke karakterschildering van Alida Leevend en het echtpaar De Harde overtreft die van Saartje Burgerhart. Duidelijker dan in het eerste werk blijkt de strekking: een verheerlijking van de deugd, gesteund door een ‘redelijk’ christendom. De vriendschap gaat boven de liefde. Willem Leevend is ook een theologische roman: alle stromingen op godsdienstig gebied vinden er hun vertegenwoordigers. Daarom is het boek in zijn samenstelling minder geslaagd dan Sara Burgerhart. Om het in zijn geheel te genieten, is historische belangstelling onmisbaar. Latere romans, die wat de karakters betreft, in herhalingen vervallen, zijn de merkwaardige Brieven van Abraham Blankaart, [1787-1789] en Cornelia Wildschut, een roman over de opvoeding [1793-1796]. |
|