Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
38. Justus van Effen [1684-1735]aant.Levensloop: Geboren te Utrecht. Zoon van een onbemiddeld officier. Als gouverneur van aanzienlijke jongelui in hoge kringen. In 1715 en 1727 reizen naar Engeland, als gezantschapssecretaris; in 1721 een Zweedse reis. Van 1732 af Kommies bij 's Lands magazijnen in 's-Hertogenbosch. Van Effen was in de gelegenheid om zich veelzijdig te ontwikkelen, en een grondige mensen- en wereldkennis op te doen, eer hij als moralist optrad. Voor het moraliserende vertoog had hij voorgangers in de Engelse letterkunde, waar de Spectator [rondkijker] enkele malen per week in beknopte omvang uitkwam. In korte opstellen [essays] werden allerlei maatschappelijke, zedekundige en esthetische beschouwingen gegeven. Opmerkelijk, zowel voor de kosmopolitische geest van Van Effen, als voor onze verfranste beschaving, is het feit dat Van Effen eerst als Frans schrijver optrad, o.a. in het Haagse tijdschrift Le Misanthrope [1711] en Le nouveau Spectateur français [1723]. Maar die staan ver achter bij zijn nationaal hoofdwerk De Hollandsche Spectator, dat van 1731 tot 1735 aanvankelijk éens, later tweemaal per week verscheen. Daarin vond men allerlei onderwerpen behandeld, b.v. harddraverijen, overdreven purisme, modezucht, titulatuur, opvoeding, het reciteren, de oude rederijkerij, enz. In zijn stijl streefde Van Effen naar een eenvoud, die afstak tegen de pruikerige schrijftaal van zijn tijd. Juist omdat hij de omgangstaal gebruikte, doet zijn werk nog zo fris aan. Soms wordt het zedekundig vertoog tot een karakterbeschrijving, maar de moralist geeft zijn typen toch op een tendentieuze wijze weer. Soms ook gebeurt het dat de fijne opmerker in Van Effen zich losmaakt van de moralist. Dan geeft hij kunst die verwant is aan het zeventiende-eeuwse realisme. Veel beter dan Langendijk is hij in staat burgerlijke typen en zeden te schilderen, b.v. in Thysbuurs os, en de breder opgezette Agnietjes, een kleine novelle, met een ‘burgervrijage’ als thema. De Spectator werd langdurig nagevolgd. Tussen 1741 en 1800 verschenen meer dan veertig weekblaadjes met titels als De Denker, De Grijsaard, De Menschenvriend, samengesteld met een soortgelijk doel als Van Effen had, maar met minder talent. Onder de schrijvers waren veel predikanten. Als spiegel van de achttiende-eeuwse zeden en beschaving zijn deze geschriften zeer merkwaardig. |
|