Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
37. Pieter Langendijk [1683-1756]aant.Levensloop: Opgegroeid in kommervolle omstandigheden. Tekenaar voor een damastweverij te Amsterdam. Aanraking met leden van dichtgenootschappen. In 1722 naar Haarlem: factor van ‘Trou moet blijcken’. Ongelukkig huwelijk. Tot armoede vervallen. In 1749 als ‘Stads-Historie-Schrijver’ ondergebracht in het Proveniershuis. Langendijk heeft tevergeefs zijn krachten beproefd op het treurspel. Zijn vele gelegenheidsgedichten en andere verzen zijn vrijwel waardeloos. Maar de ontwikkeling van het blijspel loopt over Asselijn en Bernagie naar Langendijk. Als achttiende-eeuwer zag hij neer op de ruw-realistische klucht. De kleurige volkstaal van Bredero kon hem niet bekoren; de vrij-ritmische verzen, die zich bij de gesproken taal aansloten, maakten plaats voor de gepolijste alexandrijn. Méer dan bij de oude Hollanders zocht hij zijn voorbeelden bij Molière en diens navolgers. Wel sluit hij zich aan bij de zedenschildering van Asselijn en Bernagie. Diepgaande mensenkennis en karakterontleding moeten we in zijn werk niet zoeken. In de techniek van het drama echter had hij het, dank zij de Franse voorbeelden, verder gebracht dan zijn voorgangers; de intrige is soms handig in elkaar gezet. Uit zijn eerste periode dateren: Het wederzijds huwelijksbedrog [1712-1714]; Krelis Louwen of Alexander de Groote op het Poëetenmaal [1715]; De Wiskunstenaars of 't Gevluchte Juffertje [1715]. De stof is meestal niet eigen vinding, maar de bewerking toont dramatisch talent. Het eerstgenoemde blijspel heeft dan ook tot in onze eeuw repertoire gehouden, wel voornamelijk wegens de vermakelijke opscheppersrol van de knecht. Met twee blijspelen over de beruchte windhandel [1720] komt Langendijk meer op het gebied van de ‘comédie de moeurs’. In dat genre leverde hij zijn beste werk: het blijspel De Spiegel der Vaderlandsche Kooplieden, dat niet geheel voltooid in zijn nalatenschap gevonden werd, maar wellicht van vroeger datum is. Het motief is de bekende tegenstelling tussen het degelijke oud-Hollandse koopmansgeslacht en hun verkwistende zonen. In tegenstelling met de natuurlijke afloop van Asselijns Jan Klaaz heeft Langendijk, bij wie het toeval steeds een grote rol speelt, er terwille van de moraal een blij-eindend spel van gemaakt. |
|