Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |||||||||||||||
33. Historische samenhangaant.In het laatste kwart van de zeventiende eeuw beleefde het blijspel nog een periode van een zekere bloei. Dat is te danken aan het talent van een drietal schrijvers, de beide Amsterdammers
Tezelfdertijd publiceerde ook de bijzonder begaafde dichter-etser jan luiken, 1649-1712, van wie overigens de meeste werken na het eeuwjaar ontstaan. Als van de wereld afgewend protestants mysticus en moralist staat hij geheel afzonderlijk naast de ontwikkeling van het letterkundig leven in die periode. Van het geslacht dat in de eerste helft van de achttiende eeuw een rol gaat spelen, noemen we als literaire hoofdpersonen de lyrische dichter
Van minder belang uit een oogpunt van kunst, maar veel meer karakteristiek voor hun tijd, zijn
In het midden van de eeuw ontstaat het geschiedkundig proza van jan wagenaar, 1709-1777. Leeftijdgenoten van hem zijn twee begaafde Friese edelen, de gebroeders
Van hen heeft de eerste zeer jong, de andere pas op gevorderde leeftijd gepubliceerd. In het geslacht dat op hen volgt, komen allengs de nieuwe ideeën tot uiting. |
|