Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |
IV
| |
[pagina 52]
| |
laars waren in ere. Overeenkomstig de rationalistische geest van de Verlichting, had die beoordeling een beredeneerd karakter. In dit opzicht was éen van de toongevers in Nil volentibus arduum, andries pels, al voorgegaan. In 1677 schreef hij een berijmde kunsttheorie: Q. Horatius Flaccus Dichtkunst, op onze tyden en zeden gepast, waarin hij op de vroegere dichters afgeeft: ‘Wij weeten De onachtzaamheid die bij de uitstekendste poëeten In zwang gaat; maar dat slijt allengskens meer en meer. Met recht wordt somtijds nu veroordeeld, 'tgeen weleer Scheen toegelaaten; want men moet in laater' tijden De groote vryigheid van ruuwere eeuwen mijden.’ Daarmee is de gladheid en eenvormigheid van de achttiende-eeuwse poëzie ingeluid. De alexandrijn werd in z'n ritmische mogelijkheden beperkt en aan banden gelegd; het blijspel, het treurspel, het heldendicht naar Frans-klassieke voorbeelden gemodelleerd, als men tenminste niet de voorkeur gaf aan vertalen. Eigenaardig zijn ook de genres die op de voorgrond komen. De zeventiende eeuw had het heldendicht niet aangedurfd; de achttiende eeuw bracht er verscheidene voort, met bijbelse en andere helden, even statig en pronkerig als onbeduidend. Het drama is niet meer de uitbeelding van een grootse werkelijkheid of de drager van verheven gedachten, maar nagebootste retoriek. Het onnatuurlijke herderdicht wordt een lievelings-genre, de gelegenheidspoëzie, die bijzonder in trek is, weerspiegelt niet meer een opgewekt maatschappelijk leven en geestrijke omgang, maar een saaie deftigheid. De rijke kooplui willen graag voor mecenas spelen.Ga naar voetnoot* Poëzie van blijvende waarde heeft deze tijd bijna niet voortgebracht. De honderden kostbaar uitgegeven boekdelen worden nu alleen nog uit wetenschappelijke belangstelling geraadpleegd. In deze tijd, zonder scheppingskracht, bestond het verdienstelijkste werk in de moraliserende kritiek: het blijspel en de spectatoriale vertogen. Eerst omstreeks 1780 doen nieuwe Europese stromingen zich te onzent met stijgende kracht gelden. |
|