Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
29. Andere dichters van de eerste generatieaant.Behalve de reeds genoemden zijn nog talrijke verdienstelijke dichters werkzaam in de eerste helft van de Gouden Eeuw. Met een korte karakteristiek van een zestal moeten wij volstaan. joannes stalpart van der wiele [1579-1630] was een Hagenaar die na buitenlandse studie in de rechten en de theologie sedert 1612 als geestelijke te Delft de ‘wederopluiking van het katholicisme’ meemaakte. Naast heiligenlevens in verzen [Sint Agnes] en strijdschriften [Roomsche Reys, 1624] dichtte hij liederen waarin een fijnzinnig dichter de traditie voortzet van het middeleeuwse geestelijke lied [Gulde-Jaer ons Heeren Jesu-Christi, 1628; Gulde-Jaers feestdagen, 1634]. jacobus revius of reefsen [1586-1658] was een streng gereformeerd predikant in zijn geboorteplaats Deventer, sedert 1642 te Leiden. In het werk van deze geleerde en strijdlustige dichter [Over-IJsselsche Sangen en Dichten, 1630], die de oorlog tegen Spanje vurig meeleeft, heeft de renaissance-invloed, merkbaar in zijn liefde voor het sonnet, de frisse volkstoon nog niet onderdrukt. dirck rafaëlsz. camphuysen [1586-1627], eerst op later leeftijd predikant geworden [1617], en na zijn afzetting als ‘ketter’ [1619] een vervolgde zwerveling, is de zachtmoedige dichter van de veel gezongen Stichtelycke Rymen [anoniem, 1624]. Het voetspoor van Bredero wordt gevolgd door jan jansz. starter [1593-1626], de begaafde dichter van bekend geworden liederen: De Friesche Lusthof [1621] en van de klucht Jan Soetekauw. Na boekverkoper en juridisch student te zijn geweest, trachtte hij als broodschrijver een bestaan te vinden. Hij stierf als correspondent tijdens een veldtocht in Hongarije. Hoewel in de Zuidelijke Nederlanden de verfransing toenam, was er aanvankelijk nog enige letterkundige nabloei. De Antwerpse schilder-dichter willem van nieuwelandt [1584-1635] die een tijd in Amsterdam woonde, schreef als vertegenwoordiger van het vroege renaissance-drama enige retorisch getinte bijbelse en klassieke toneelspelen. De talentvolle pastoor justus de harduwijn [1582-1636] was een late volgeling van de Pléiade: De weerliicke liefden tot Roose-mond [1613], en dichtte voorts een groot aantal zangerige geestelijke liederen. |
|