Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
27. Jacob Cats [1577-1660]aant.Levensloop: Geboren te Brouwershaven. In het Rectorshuis te Zierikzee [1588-1592]. Studie te Leiden en te Orleans. Stadsadvocaat te Middelburg [1603]. Getrouwd met Elisabeth van Valckenburg [1605]. Rijk geworden door inpolderingen. Professoraat geweigerd terwille van het pensionaris-schap van Middelburg [1621]. Pensionaris te Dordrecht [1623]. Gezantschapsreis naar Engeland [1627]. Dood van zijn vrouw [1630]. Raadpensionaris van Holland [1636-1652]. Gezantschapsreis naar Engeland [1651]. Landelijke rust op zijn buitengoed Zorgvliet bij Den Haag, tot zijn dood. Het werk van Cats is in brede volkskringen gelezen en genoten, al behoorde hij door opvoeding en studie tot de aristocratie. Men vond er een schat van praktische levenswijsheid, in aardig berijmde spreekwoorden, anekdoten, zinnebeelden en verhalen. Belangrijke levensvragen, die het toenmalige publiek interesseerden, werden in samenspraken behandeld. Ook de romantische trek naar velerlei verhalen, uit alle landen, werd er door bevredigd. En dit alles niet in het gelatiniseerde Nederlands, waarvan de geleerden zich bedienden, maar opzettelijk in de volkstaal, zij het dan ook een zeer schoolse volkstaal zonder levendigheid en karakteristieke kracht. Als Cats begint te schrijven, is hij geen jongeman meer, maar een bezadigd heer met een gevestigde positie, de dertig voorbij. Nog vóor hij veertig is, slaat hij een vermanende, vaderlijke toon aan. In zijn latere werken is de zestig- of tachtigjarige een keuvelende, breedsprakig vertellende grijsaard. De hoofdwerken van Cats zijn: Houwelyck; Spieghel van den ouden ende nieuwen tijdt; Trou-Ringh; Ouderdom, Buyten-leven en Hofgedachten op Zorgh-vliet. In zijn Houwelyck [1625] heeft hij het wetboek neergelegd van het toenmalige huisgezin: het huisgezin, dat de maatschappij-zelve draagt. Bij dit werk sluit zich de Trou-Ringh [1637] aan, vol fraaie verhalen, afgewisseld met belangwekkende samenspraken, kunstig gecomponeerd. Op middeleeuwse wijze licht hij zijn lessen toe met exempelen, waaronder het bekende verhaal van het Spaens Heydinnetie. Daarin toont Cats zijn talent als verteller. De Spieghel van den ouden ende nieuwen tijdt [1632) geeft door zijn veelzijdige inhoud het karakter van Cats z'n werk goed weer. Het eerste deel handelt over opvoeding, jongelingsleven en verliefdheid; het tweede deel geeft regels voor gehuwden omtrent al wat | |
[pagina 44]
| |
in het huiselijk leven voorkomt; het derde deel handelt over de maatschappelijke verhoudingen en plichten, en bevat gezondheidsregels en christelijke overdenkingen. Een element in de kunst van Cats dat ons vreemd geworden is, vormt het zinnebeeld. Cats staat in dat opzicht nog dicht bij een middeleeuws dichter als Maerlant. Hij bekijkt de natuur, de maatschappij, de historie niet alleen om ze te begrijpen, maar zoekt er zinnebeelden in van de hogere ‘verholen krachten’. Roemer Visscher was hem voorgegaan in het zoeken van zulke emblemata, ‘stomme beelden, ende nochtans sprekende’. Van deze poëzie zijn de gravures een onmisbaar bestanddeel. De emblemata, die als graag-beoefend genre al uit de tweede helft van de zestiende eeuw dateren, zijn in de zeventiende eeuw tot een literaire mode geworden, en liepen soms gevaar in een vernuftspel te ontaarden. Het afdalen tot de bijzonderheden, het bekijken van het onderwerp aan alle kanten, de vele variaties op hetzelfde thema, leiden tot eentonigheid en langdradigheid. Maar daar staat tegenover dat de voorstelling, juist door die vele bijzonderheden, in aanschouwelijkheid kan winnen. Cats behoudt in dit internationale genre onder zijn Hollandse mededingers het meesterschap. Het laatste hoofdwerk: Ouderdom, Buyten-leven en Hofgedachten op Zorgh-vliet [1656] is autobiografisch. Daaruit leren we de schrijver in zijn intimiteit kennen. Zijn plooibaarheid van overtuiging, zijn weinig krachtige persoonlijkheid in het openbare leven, is in overeenstemming met zijn huiselijke poëzie, waaraan machtige hartstocht vreemd is, en waar geen sterke dichter-persoonlijkheid uit spreekt. Het berijmen van zedekundige onderwerpen ging hem gemakkelijk af; het ronddraaien in dezelfde kring van opmerkingen en raadgevingen in slappe alexandrijnen, met een onpersoonlijke ritme, dat zo licht tot dreun vervalt, verraadt een zekere gemakzucht. Het werk van Cats, dat de volkskunst vertegenwoordigt, en de levensopvatting van de calvinistische volksklasse typeert, is geen hoogtepunt in onze literatuur, maar het mag niet verwaarloosd worden, als men zich een verantwoord beeld wil vormen van het veelzijdig letterkundig leven in de bloeitijd van ons volksbestaan. |
|