Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd18. De letterkunde voor en tegen de hervormingaant.De ‘Lutherie’ vond onder de Zuid-Nederlandse rederijkers veel bijval. Dat bleek al uit de spelen op het Gentse landjuweel van 1539. Een hartstochtelijk verzet wekte de nieuwe leer bij de Antwerpse dichteres anna bijns [1493-1575], in wier refereinen een sterk geloof en een sterke persoonlijkheid zich uiten, veel minder diepzinnig en verfijnd dan Hadewijch, maar onmiskenbaar echt. Door de vervolgingen van wederdopers, luthersen en calvinisten ontstonden in het midden van de eeuw de martelaarsliederen, getuigend van een krachtig geloof, en van haat tegen de onderdrukkers. Sinds ongeveer 1565 ging dit genre over in felle strijdzangen, al spoedig gebundeld in Een nieu Geusen Lieden Boecxken [oudste bewaarde exemplaar ± 1581]. Hierin vindt men o.a. het Wilhelmus, waarvan de dichter onbekend is, en: Helpt nu u self, soo helpt u God; Ras seventhien Provincen, enz. De drukken werden telkens vermeerderd. Maar ook in andere bundels treft men vaak de geuzentoon. Als indrukwekkende afsluiting van de geuzenpoëzie kan men beschouwen de Nederlandtsche Gedenck-clanck [1626] door adriaen valerius. De psalmen, voor de strijdende en lijdende calvinisten van bij- | |
[pagina 27]
| |
zondere waarde, werden meermalen berijmd om gezongen te worden, o.a. door van zuylen van nijevelt [Souterliedekens, 1540] en door petrus datheen [in 1566]. Deze laatste berijming is een paar eeuwen lang in gebruik gebleven, ondanks het feit dat marnix van st. aldegonde [1540-1598] in 1580 en in 1591 een veel beter verantwoorde en veel dichterlijker berijming had gepubliceerd. Deze vriend van prins Willem staat ook vooraan onder de publicisten, die in pittig proza de vrijheidszaak dienden. Zijn Byëncorf der H. Roomsche Kercke is een heftige satire op de katholieke kerk, en lokte menig tegenschrift uit. Op het einde van zijn leven werkte hij, in opdracht van de Algemene Staten, aan een bijbelvertaling. Tijdgenoot van Marnix was de Haarlemse notaris dirck volkertsen coornhert [1522-1590], een overtuigd humanist, die tussen de strijdende partijen een strijdbare positie innam, en om zijn bepleiten van godsdienstvrijheid en van het vrije onderzoek, zowel van katholieke als van calvinistische zijde vervolgd werd. Na een veelbewogen leven, waarin hij met gevangenschap en verbanning kennis maakte, stierf hij te Gouda. Behalve tal van theologische strijdschriften, schreef hij vertalingen van de klassieken [o.a. Homerus; Cicero] en van de Italiaanse novellist Boccaccio [Vijftigh lustighe Historiën]. Zijn hoofdwerk in proza is de Wellevenskunste [1586], een meesterlijke uiteenzetting van zijn humanistische zedeleer. Ook als auteur van moraliserende spelen en als dichter van stichtelijke liederen heeft hij betekenis. |
|