Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
11. Stichtelijk proza. Ruusbroec. De moderne devotieaant.Reeds in de dertiende eeuw werd voortreffelijk Diets proza geschreven. Naast de reeds vermelde geschriften van Hadewijch staat de Evangeliënharmonie, bekend als Het Limburgse leven van Jezus, vermoedelijk het werk van willem van afflighem. In toenemende mate ontstond in de kringen van begijnen, van ongeleerde kloosterlingen, behoefte aan stichtelijke lectuur in de volkstaal, zodat in de veertiende eeuw deze literatuur een grote omvang krijgt. IJverige vertalers brachten de hele bijbel en menig boek uit de vroegere en latere christelijke letterkunde in het Diets over. Daarbij kwam de krachtige invloed van de Duitse mystiek. De veertiende-eeuwse mystiek, die niet altijd binnen de perken van de kerkleer bleef, richtte zich allereerst tot de leken, en koos dus de volkstaal. Vooral in Brabant bloeide het mystieke geloofsleven. Daar leefde de prior van het klooster Groenendael, bij Brussel, jan van ruusbroec [1293-1381], die in een reeks van prozageschriften zijn beschouwingen over de mystieke ervaringen, alsook over de zedelijke en maatschappelijke verplichtingen, tot gemeengoed wilde maken. Zijn belangrijkste werk: Die chierheit der gheesteliker brulocht, geschreven omstreeks 1350, ontwikkelt een vroom systeem tot eenwording van de ziel met God, in een proza dat door soberheid en verhevenheid een persoonlijke stijl vertoont. In de vijftiende eeuw heeft Ruusbroecs leer vooral in de noordelijke Nederlanden weerklank gevonden. De opleving van een mystiek-getinte vroomheid, die o.a. leidde tot een kloosterhervorming, uitgaande van het klooster te Windesheim bij Zwolle, is bekend onder de naam van moderne devotie. geert grote, werkzaam te Deventer, was de voornaamste voorganger. Deze beweging spiegelt zich af in een rijke literatuur, deels in het Latijn: bijv. de wereldberoemde De imitatione Christi [Over de navolging van Christus] door thomas a kempis, deels in de volkstaal: bijv. de populaire preken van johannes brugman, (±1400-1473) de geschriften van de mysticus hendrik mande, die het sterkst onder Ruusbroecs invloed staat, en de collaciën (d.z. toespraken) van johannes brinckerinck. Daaraan grenst de stichtelijke lectuur in de volkstoon, voor het grootste deel uit oudere bronnen geput. Het Biënboec, moralisa- | |
[pagina 17]
| |
ties, vastgeknoopt aan het bijenleven, werd vertaald uit een der tiende-eeuws Latijns origineel, op Nederlandse bodem ontstaan. Naast de Marialegenden vinden we zogenaamde ‘exempelen’, korte verhalen ter illustratie van traktaat of preek, Levens van Jezus, enz. Talrijk zijn ook de zuiver moraliserende traktaten en verhalen, grotendeels vertaald, bijv. Des coninx summe, een traktaat over de deugden en ondeugden, de tien geboden enz. en het gemoraliseerde Schaakspel. Dat deze stichtelijke volksliteratuur nog op het eind van de 15de eeuw in trek was, blijkt uit de lijst van boeken die vóor 1500 gedrukt werden [incunabelen]. |
|