Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd12. Het liedaant.Het middeleeuwse lied, overoude volkskunst, waarvan de dichters meestal onbekend zijn, bleef maar gebrekkig bewaard. De oorzaak ligt voor de hand. Het volkslied werd met de melodie van geslacht op geslacht overgeleverd, en bleef op die manier eeuwen lang algemeen eigendom. Eerst in de vijftiende en zestiende eeuw werden er in handschrift en in druk verzamelingen aangelegd, terwijl sommige liederen, blijkens vorm en inhoud middeleeuws, zelfs eerst in de negentiende eeuw opgeschreven werden. Menig oud lied kennen we alleen in veel jongere vorm. De tekst stond voortdurend bloot aan onwillekeurige of opzettelijke wijziging. De vorm toont zijn ouderdom door oud-Germaans versritme; de melodie blijft vaak middeleeuws; de inhoud wijst op oude sagen of volksgeloof, bijv. het lied van Heer Halewijn, Het daghet in den Oosten, van Danieelken, of herinnert aan historische feiten, bijv. het lied van Gheraert van Velsen. Andere teksten, de zogenaamde wachterliederen [het afscheid van een adellijk minnend paar, door de wachter op de tinnen gewaarschuwd], de mei-liederen, drink- en ruiterliederen, staan sterk onder Duitse invloed. Dikwijls waren het rondtrekkende vreemde krijgslieden, die ze zongen en verbreidden. Een aantrekkelijke groep vormen de Kerstliederen, waarin op naieve toon en met diep gevoel de geboorte van Jezus, de aanbidding van de herders en de drie koningen herdacht worden. Ze zijn verwant met de volksverhalen in proza, en met de gelijktijdige behandeling van dit onderwerp in schilder- en beeldhouwkunst. | |
[pagina 18]
| |
De vijftiende eeuw is de bloeitijd van het geestelijk lied, voornamelijk in de noordelijke Nederlanden, onder invloed van de moderne devotie. Deze liederen vertonen minder het karakter van het volkslied, al hebben ze de eenvoud en de anonimiteit er mee gemeen. De vorm toont soms overeenkomst met de wereldlijke kunst, bijv. de geestelijke ballade Van een soudaens dochter; er zijn zelfs gevallen waarin een geestelijk lied door omwerking van een wereldlijk lied is ontstaan. De dichters en dichteressen waren vrij van alle artistieke ijdelheid. Het zijn liederen ter ere van Maria of Jezus, de hemelse bruidegom, over de hemelse zaligheid, maar ook zeer persoonlijke uitingen van gemoedsstrijd, berouw en bekering. Onder deze poëzie, die over het algemeen individueler is, en zuiverder bewaard dan het wereldlijk lied, vindt ook de tegenwoordige lezer veel moois. Fijn zijn o.a. de weinige liederen van suster bertken [± 1426-1514], een Utrechtse kluizenares, die ook gevoelig proza schreef. Zulke kunst komt voort uit dezelfde gevoelswereld als de devote schilderkunst van Memlinc en zijn tijdgenoten, waaronder ook enkele die uit Holland afkomstig waren. |
|