Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd9. Maerlants nawerking. Opkomst van Hollandaant.Maerlant is niet alleen merkwaardig om zijn persoon, maar ook om zijn invloed. In de veertiende eeuw werden zijn geschriften ijverig gelezen en nagevolgd. Eerst zullen het voornamelijk edelen en ‘clercken’ [d.i. geleerden] geweest zijn, die zulke ernstige lectuur ter hand namen. Maar de opkomst van de derde stand, het ontstaan van een stedelijke aristocratie, breidde de kring van lezers en handschriften-bezitters uit. Behoefte aan ontwikkelingsliteratuur, belangstelling in de geschiedenis openbaren zich bij de hogere burgerij, zodra die een historische rol gaat spelen. In twee stromingen blijkt Maerlants invloed: de berijmde geschiedverhalen, en de berijmde uiteenzetting van middeleeuwse wetenschap, theologie en moraal. De belangrijkste schrijver is de Antwerpse ‘scepenclerc’ jan van boendale, die eerst de geschiedenis van zijn geboorteland schreef: de Brabantsche Yeesten, beschouwd van het standpunt van de stedelijke aristocratie, dus tegen de gilden. Tussen 1325 en 1333 valt zijn hoofdwerk: Der Leken Spieghel, waarin hij samenvat wat de leek dient te weten omtrent het heelal, de geschiedenis, de verhouding van de mens tegenover God in het zedelijk en maatschappelijk leven, en eindelijk de toekomst van het menselijk geslacht op de Oordeelsdag. Ook in het kleinere gedicht: Jans Teestye [d.i. Jans overtuiging], waarin de maatschappijbeschouwing op de voorgrond staat, toont de schrijver zich Maerlants discipel, maar zijn werk mist diens dichterlijke vorm. Vermelding verdient voorts jan de weert, een chirurgijn uit | |
[pagina 14]
| |
Yperen, die in zijn Spieghel van Sonden of Nieuwe doctrinael [± 1350] een scherpe zedenhekeling gaf, en Maerlants Martijn navolgde in zijn Disputacie van Rogierre ende van Janne. Omstreeks 1400 kwamen de noordelijke Nederlanden in de letterkunde meer naar voren. Onder de hogere standen werden door zogenaamde ‘sprooksprekers’ korte verhalen, didactische of allegorische gedichten voorgedragen. Een sproke met komische of spottende inhoud heet ook wel boerde. Er zijn vrijwat boerden, grotendeels van onbekende dichters, bewaard, die als verdienstelijke volkskunst naast de kluchten geplaatst kunnen worden. De sprooksprekers waren als beroepsdichters afhankelijk van de gunst van voorname heren. De bekendste figuur, als dichter van weinig betekenis, is willem van hildegaersberch [† ± 1408], die ook aan het grafelijk hof optrad. Een voornaam ambtenaar en hoveling is dirc potter [± 1370-1428], eveneens een Hollander. Zijn gedicht Der Minnen Loep geeft bespiegelingen en vrij wereldse moralisaties over de liefde, toegelicht met tal van verhalen. |
|