Schets van de Nederlandse letterkunde
(1966)–Garmt Stuiveling, C.G.N. de Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
4. Het ontstaan van de ridderromanaant.De lange reeks van ridderromans, berijmde verhalen uit de ridderwereld, die meestal éen of meer boekdelen vullen,Ga naar voetnoot* bestaat bijna geheel uit vertalingen of navolgingen van Franse originelen. Om een goed begrip van deze literatuur-soort te krijgen, moeten we dus over de grenzen zien. Uit de elfde eeuw dagtekenen de eerste heldenzangen [chansons de geste], die de daden van Karel de Grote en zijn pairs verheerlijken [Chanson de Roland]. Allerlei min of meer historische overleveringen betreffende hemzelf en zijn opvolgers, en bovendien dozijnen ónhistorische, fantastische verhalen groepeerden zich om de populaire figuur van Karel. Daarin weerspiegelen zich de toestanden van de oudste feodale periode: de ruwe kracht, de moed en de feodale trouw wekken bewondering. Vroeger geloofde men dat overoude sagen, mondeling overgeleverd, de grondslag vormden voor deze romans; nu is men ervan overtuigd, dat daarnaast de vrije verbeelding van de dichters, die hun gegevens uit oude kronieken putten, een groot aandeel heeft gehad in deze scheppingen, die door trouvères [‘vinders’] op de ridderburchten werden voorgedragen. Door het zoeken naar steeds nieuwe verhalen komen er allerlei vreemde elementen bij. Als deze Frankische stof uitgeput raakt, levert de kennismaking met het Oosten, tijdens de kruistochten, nieuw materiaal. Zowel de avonturen, daar beleefd, als de avontuurlijke verhalen, daar gehoord, worden door de dichters bewerkt. Ook in de Oudheid zocht men niet tevergeefs: de geschiedenis van de strijd om Troje, het boeiende leven van Alexander de Grote werden gretig aangegrepen. Maar men schiep deze koning Alexander, deze Grieken en Trojanen, uit- en inwendig om tot middeleeuwers. Een rijke stroom van nieuwe motieven vond men in de fantastische Britse sagen van koning Artur, die na de slag bij Hastings [1066] deels door quasi-geleerde kronieken en rechtstreekse aanraking, deels door bemiddeling van Bretagne naar Frankrijk kwamen. De grillige Keltische mythologie, die daarvan de grondslag uitmaakte, versmolt met de christelijke overlevering tot Per- | |
[pagina 8]
| |
cival- en Graal-sage. Er was dus een diepere, idealistische kern in deze sagen, die in de nieuwe tijd bijv. de Engelse dichter Tennyson en de componist Wagner naar deze stof deed grijpen. Maar de meeste vertellers, hoorders en lezers werden door het bont-romantische en wonderbaarlijke geboeid. In tegenstelling met de oude Karelromans dragen deze romans, evenals die uit het Oosten en de Oudheid, de stempel van een heel andere tijd: de ridderlijke eer bestaat in bescherming van onschuldigen en zwakken, de ridderlijke liefde wordt vrouwen-verering. Het zijn hoofse romans. |
|