Nederlandse spraakkunst
(1947)–C.G.N. de Vooys– Auteursrecht onbekend72 Karakter en soorten.De definitie van het voorzetsel naar de dienst - om een substantief of zelfstandig pronomen tot bepaling te maken - of naar de betekenis - om allerlei betrekkingen tussen twee zelfstandigheden uit te drukken - is te eng: ook een zin kan door een voorzetsel bepalend toegevoegd worden. ‘Loop tot waar de straat ombuigt’, staat gelijk met: ‘Loop tot de bocht van de straat’. In dit geval kan tot waar, reeds als een nieuw voegwoord gevoeld worden, evenals vanwaar. ‘De hoop op de toekomst’ kan uitgebreid worden tot ‘De hoop op wat ons nog te wachten staat’; ‘De vrees voor dreigende rampen’ tot ‘De vrees voor wat ons bedreigt.’ Gebruikelijk is de verbinding: voor wat betreft ... De omgangstaal gaat nog een stap verder en verbindt zelfs een door een voegwoord ingeleid zinnetje met een voorzetsel aan het substantief: een verrassing voor als je op reis gaat = voor de reis; een middel voor als je verkouden bent = voor (de) verkoudheid.Ga naar voetnoot1) De oudste groep van voorzetsels vallen samen met de bijwoorden, voornamelijk die van plaats en tijd: op, in, aan, door, om, bij, uit, voor, na, en met praefix be-: binnenGa naar voetnoot2), buiten, boven, | |
[pagina 173]
| |
beneden enz. De plaatsaanduidende voorzetsels (in, op, van) kunnen tot inhoudloze verbindingswoorden worden, b.v. rekenen op iets, de hoofdstad van Nederland, e.d. Enkele onderscheiden zich door een eigen, verwante vorm: te en tot naast het bijwoord toe; met naast het bijwoord mee. Daarentegen is de onderscheiding van naar en na een uitvinding van de renaissance-grammatika, om de taal door differentiëring te verrijken. Het voorzetsel te versmolt met de datief van het mnl. en onz. of vrouwelijk lidwoord tot ten en ter (ten nutte, ten dienste, ten bate, ter ere enz.), maar doordat deze vorm alleen in versteende uitdrukkingen bewaard werd, voelde men daarin geen lidwoord meer en werd ten b.v. in ten onrechte naast te recht tot een wisselvorm van de praepositie te. Zelfs bij meervouden komen ter en ten voor b.v. ter weerszijden, ten allen stonden. Gerlach Royen beschouwde deze vormen ten dele als ‘flekterende voorzetsels’, te vergelijken met ‘congruerende voegwoorden’. In ter zelfder tijd, ten mijnen huize zou dan de volgende flexievorm proleptisch toegepast zijn.Ga naar voetnoot1) Het is dus ontaalkundig, in dat geval ten op grond van redenering af te keuren. Eigenaardig is dat het Latijnse voorzetsel per veld gewonnen heeft, ook in omgangstaal: men reist per boot, per trein. Sinds lang gebruikelijk is: per ongeluk, per abuis, per slot van rekeningGa naar voetnoot2). Jonger is het gebruik van per in tijdsbepalingen, met de betekenis: met ingang van, b.v. X is benoemd per 1 Februari. Vergelijk ook het Franse à, b.v. twintig à dertig, en in prijsopgaven: à ƒ1, - per stuk, in het Vlaams vernederlandst tot aan. Al vroeg is de groep van voorzetsels sterk uitgebreid om de eindeloze verscheidenheid van betrekkingen uit te drukken. Daarbij kwamen te hulp allerlei participia (betreffende, aangaande), vaak uit absolute konstrukties afgeleid (gedurende, niettegenstaande, ongeacht en tal van uitdrukkingen, die elders ter sprake zullen komen).Ga naar voetnoot3) Wat de dienst betreft, kunnen de voorzetselbepalingen zowel in bijwoordelijke als in bijvoeglijke funktie optreden. In het eerste geval kunnen ze op dezelfde wijze verdeeld worden als de bijwoorden, en dus betrekkingen aangeven van plaats, tijd, causaliteit, hoedanigheid, hoeveelheid, omstandigheid, graad enz. Als bijvoegelijke bepaling kunnen van, aan en voor dezelfde dienst verrichten die vooral vroeger ten deel viel aan de casusvorm: genitief en datief, al hebben diezelfde praeposities daarnaast nog | |
[pagina 174]
| |
allerlei andere betekenissen. Minder juist is het, dan te spreken van ‘omschreven’ naamvallen; evenmin is b.v. in het Afrikaans een substantief voorafgegaan door vir een ‘omschrijving’ van de accusatief (b.v. Ek sal gou vir hom reg help).Ga naar voetnoot1) Het zijn nieuwe uitdrukkingsmiddelen, die naast de buiging optraden en doordat ze levenskrachtiger bleken of door verscheidenheid verduidelijkend, de oudere middelen geheel of gedeeltelijk verdrongen hebben. Het Middelnederlands kende b.v. in de dertiende eeuw naast de vrouwelijke genitief der een voorzetselbepaling met vander (van + datief). De konstante voorzetsels, die bij bepaalde werkwoorden behoren, worden eveneens gebruikt ter verbinding van substantieven, van zulke werkwoorden afgeleid, b.v. de hoop op winst, het belang bij de zaak, een beroep op de wet enz. De voorzetsels van de oudste soort blijven niet beperkt tot bijwoordelijke bepalingen, maar kunnen evengoed achter een substantief volgen: het haantje op de toren, de week na Pasen, een ongeluk door eigen schuld, enz. Tussen voorafgaande praepositie en gelijkluidend achtergeplaatst adverbium - dat men postpositie kan noemen - bestaat soms een duidelijk verschil, dat in andere talen door naamvalsverschil uitgedrukt wordt: ‘op de berg’, ‘in de tuin’ geeft de plaats aan; ‘de berg op’, ‘de tuin in’ een richting, een beweging. Daaruit mag echter geen vaste regel afgeleid worden: er zijn tal van gevallen, waar dat onderscheid òf niet in acht genomen òf niet gevoeld wordt. ‘Hij loopt het huis langs’ staat gelijk met ‘langs het huis’. Bij ‘de muis loopt in de val’ zal men zich niet licht voorstellen dat de muis al in de val heen en weer loopt, of de behoefte gevoelen om zich duidelijker te uiten door te zeggen: ‘loopt de val in’. Het Middelnederlands, waarin verschillende streektalen vertegenwoordigd zijn, bevat nog een groot aantal voorzetsels, door Stoett (§ 127) opgesomd, die in de hedendaagse algemene taal verdwenen zijn. Sommigen, als al (langs), bachten (achter), tenden (aan het eind van) zijn in het Westvlaams nog gebruikelijk; tenden is ook Oostvlaams, Antwerps (Corn.-Vervliet, blz. 1232) en Noordbrabants. Er bestaat een neiging om het voorzetsel te herhalen bij twee door en verbonden substantieven, zoals in het Mnl. herhaaldelijk op te merken valt, b.v. sonder slach ende sonder stoot, met stouten wige ende met fellen (Stoett § 129). Enigszins verwant is het geval bij tussen ... en, waarbij vaak in geïmproviseerde voordracht en bij uitzondering in geschriften tussen wordt her- | |
[pagina 175]
| |
haald: de verhouding tussen Engeland en tussen Frankrijk. Dit wordt echter nog als inkorrekt gevoeld. Een verbleekt en onherkenbaar geworden voorzetsel schuilt in 'n: ‘Ik kom 'n Zondag bij je’. Door Hooft wordt het gespeld als een, maar het is hetzelfde als e(n) in e(n)wech waaruit het bijwoord weg ontstaan is. |
|