[Vande Courtisanen.]
LAet ons insien dleuen van t' Hofs Courtisanen,
Die inde gratie staen van Princen end Heeren?
Mochtmen meerder geluc wenschen van beter vermanen?
Ghesien in Maeltijden, Bancquetten, en Speelbanen?
Sy hebben adres, elcx toeganck en wederkeeren,
Omhelsing', flattering', Officien van eeren,
Den besten roof, alom sy niet sleypen moghen:
Door een courtoisye, end so hun goet vermeeren:
So dat sy als een Spongie gaen te vol ghesoghen
Van tgoet der armen, so dat de Princen hun poghen
Met hun te spelen, ghelijck wy met verckens vet,
So dat met bloet somtijts wert weder wtghespoghen:
Somtijts met confisquatie van d' Officie gheset,
Siet hoe dees Houelinghen haer liberteyt altemet
Uercoopen, om rijck worden, en groot van macht?
Sy moeten hun benouwen (dier wel op let)
Te lachen, als haer Prince end Heere lacht:
Te weenen, als hy weent: verachten wat hy veracht:
Prijsen dat hy prijst: straf zijn oft goederthieren:
Wie t' Hof volghen wil, moet prijsen t' Hofs manieren.
MAer als nv al ghedaen is des Princen behaghen,
Zijn natuer ghevolcht aen alle zijden:
Jae hem op hals end op schouders ghedraghen,
Setten sy hem eens onsacht neer, hun naken slaghen
Sonder aensien den goeden dienst in voortijden,
Oft comender Oorblasers, diese benijden,
Sy moeten wech, door tvalsch accuseren:
De ballingschap proeuen, die Plato moest lijden,
Om dat hy d'Atheens Hof niet en wou obedieren,
Haer wellusten prijsen, hen dertelheyt consenteren,
Vluchte tot Dionijs Tyran, die hem vercocht
Den Zeerouers. Phalaris deed ter doot persequeren
Zenon den Philosoph, onwijslick bedocht:
Ancreon den Coninck heeft ter doot ghebrocht
Anaxagoras inde Cypersche Landouwe:
Nero doode Senecam, die zijn Schoolmeester plocht
Te wesen, end in allen dienst ghetrouwe,
Alexander bracht Calisthenes in rouwe,
Deed' hem af-snijden Neus, handen, end voeten:
Trou Dienaers, dickwils ontrou loon ontfanghen moeten.
| |
TE Houe men alderley gheselschap vint,
Om tuysschen, vechten, hoereren of tournoyen,
Lieghen, leughens verstercken, also gy zijt ghesint:
Oock lieden van eeren, deuchtsaem, bemint,
Alderley volck om pasdisen, om poyen,
Wie can hem int leuen der Houelinghen verfroyen?
Ten is doch anders niet dan een quellende doot,
Alle goede manieren sy auerechts ployen,
Sy buyghen hun knyen, voor die sy wilden bloot,
Dat hen beenen waren ghebroken, afghehouwen thoot:
Daer sy t' hooft met een courtousye voor ontdecken,
Gheveynstheyt doet veel end menich exploot,
Met t' hooft wij-water, dats bedriechlick gecken,
Diemen somtijts Heer noemt, sou beter Beul verstrecken:
Daer is altijt wat, of yet, daert aen schilt,
T' bystant der Armen, die daer hen clachte vertrecken,
Hoe sy worden gheschoren, ghepluckt, ghevilt?
Jn Foy de Gentil-homme te sweyren zijn sy seer milt,
Maer t' voldoen (helaes) meest verr' te halen // is:
Een Houelinck ghemeenlick quaets van betalen ,, is.
|
|
Auteursrechtvrij