Lust tot poëzie
(1989)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |
Oranje Meiliedaant.Op de wijs: si c' est pour mon pucellage
i
O hoe zalig is 't te duiken
onder den Oranjeboom;
bij een kristallijnen stroom
gouden appelen te pluiken;
5[regelnummer]
en te ruiken geur en lucht
van die schone Oranjevrucht!
ii
Wil de bliksem, hagel, donder
bloem en kruid en lover slaan,
duiken speelt, laat overgaan.
10[regelnummer]
Mannen duikt en houdt u onder,
onder deze boom is 't stil,
't weer mag ruisen hoe het wil.
iii
Wil de zon met hitte steken,
mannen duikt hier in de schaûw.
15[regelnummer]
Zijt gij dorstig, mat en flauw:
hier vloeit Peneus met zijn beken,
hier is Tempe, hier is geur,
hier is lessing, hier is kleur.
iv
Zijt gij schuw voor enig ondier,
20[regelnummer]
voor een adder of een slang,
| |
[pagina 61]
| |
weest voor geen venijnen bang.
Duikt in luwte voor de zon. Hier,
hier zijn alle beesten tam,
en de wolf gelijk een lam.
v
25[regelnummer]
Maar indien Hollanders vragen:
waarvan daalt dit vreedzaam lot?
Antwoord: waarlijk van een god,
die in vrede schept behagen;
die, op enen ogenblik,
30[regelnummer]
twist en tweedracht strekt tot schrik.
vi
Dat's prins frederik, de vader
van prins willem, kleine vorst,
die nog lurkt aan 's voedsters borst
uit een milde koester-ader
35[regelnummer]
melk, die zonder ongeval
Hollands heiland kweken zal.
vii
Laat ons twee altaren wijden,
één de vader, één de zoon,
en met liefelijke toon
40[regelnummer]
hunnen groten naam belijden,
en hun godheên al verheugd
eer bewijzen voor deez' deugd.
| |
[pagina 62]
| |
viii
Want wij zien onz' gladde koeien
onbeschroomd ter weide gaan;
45[regelnummer]
de uiers uitgespannen staan,
die van room en boter vloeien.
Melkerbuur die ziet zijn lust,
waar hij schrander Elske kust.
ix
Waar hij wentelt in de bloemen,
50[regelnummer]
in het piepend klavergroen,
en zij weigert hem geen zoen.
't Zal haar ziel toch niet verdoemen,
want de zusters van de steê
zoenen zelf hun herders mee.
x
55[regelnummer]
Waar hij met een dartel rietje,
of een dunne strooien halm,
onder Elskes zoete galm,
lindebomen naar het liedje,
met de top ten zang gekeerd,
60[regelnummer]
graag en nijver luist'ren leert.
xi
Waterlandse melkboerinnen
vlechten handen tot een rei
om te loven deze Mei,
die hen lokt en noodt tot minnen.
| |
[pagina 63]
| |
65[regelnummer]
En prins frederik wordt lof
toegezongen, na het hof.
xii
Onder 't zingen, onder 't spelen
zit mevrouw amalia
en slaat beide prinsen ga,
70[regelnummer]
die haar edel harte stelen.
En zij vindt de meitijd schoon
in het midden van twee goôn.
|
|