Lust tot poëzie
(1989)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermdDe Beemster, voor Karel Lootenaant.De Windvorst, om de rouw van Hollands Maagd te paaien,
vermits door storm op storm zij schade en inbreuk lee',
schoot molenwieken aan, en maalde na lang draaien
de Beemster tot een beemd en loosde 't meer in zee.
5[regelnummer]
De Zon, verwonderd, zag de klei nog brak van baren,
en droogde 'r af en schonk 'r een groene staatsiekeurs,
vol bloemen geborduurd, vol loov'ren, ooft en aren,
en, tooiende haar haar, bestrooide het vol geurs.
De room- en boterbron kwam uit haar borsten springen.
10[regelnummer]
Het vissig lijf werd vlees, nog maagd en ongerept.
Haar voorhoofds torenkroon kwam door de wolken dringen,
gelijk gemeenlijk weelde in hoogheid wellust schept.
Hier jaagt de windhond 't wild, hier rijdt de koets uit spelen;
men danst, men banketteert in 's koopmans rijke buurt.
15[regelnummer]
Hier lacht de gouden tijd in lieve lustpriëlen,
die voor geen oorlog schrikt, noch kiel op klippen stuurt.
Verzier van Cypris, hoe zij Cyprus kwam bekoren -
ik weet dat deez' godin uit zeeschuim is geboren.
|
|