Lust tot poëzie
(1989)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermdDe Kruisberg, aan Magdalena Baeckaant.De schoonste rode rozen groeien
op genen Grieksen berg, o neen,
maar op de Kruisberg, hard van steen,
waar Jezus' hoofdkwetsuren vloeien
5[regelnummer]
van heilig, van onnozel bloed,
geronnen tot een rozenhoed,
wiens blaên vol geurs gedurig bloeien
door de gevlochten doornenkrans,
waardoor de goddelijke glans
10[regelnummer]
beschaduwd wordt en overwassen.
De rozedruppels strekken schoon
robijnen aan de doornenkroon.
De rozenvlaag verdrenkt met plassen
de leliebloem van 't aangezicht,
15[regelnummer]
waaruit de zonne schept haar licht;
de zonne, die met bevende assen
te rugge rijdt, bezwijmt en sterft,
nu 't rozenbloed Gods lelie verft;
de lelie die het hoofd laat hangen
20[regelnummer]
en geeft den allerlaatsten zucht,
en vult met rozegeur de lucht.
De Christen-bijen met verlangen
zich spoeden naar die rozengaard,
zo ras het licht de lucht verklaart,
25[regelnummer]
en zwermen om de rozewangen
van 's levens bloem en lentespruit,
en zuigen zoete honing uit
de gal en gif en bitterheden
| |
[pagina 12]
| |
en alsem van de doornenbos.
30[regelnummer]
Uit leliewit en rozeblos
de aartseng'len mann' met nectar kneden,
en hemels suiker en ambroos.
De dag en teelt geen ochtendroos,
zo dikmaal hij komt aangereden,
35[regelnummer]
die zó de flauwe ziel verkwikt
en 't hart, tot wanhoop toe verstikt,
versterkt, als deze rozegeuren
van 's levens rozetak en -hout,
met bitt're tranen nat bedauwd,
40[regelnummer]
tot troost van al die eeuwig treuren.
Hier springt voor al die dorstig zijn
een bron van rode en witte wijn,
zo lekker als ooit tong kon keuren.
Hier wast men het bevlekt gemoed
45[regelnummer]
in 's levens kostelijke vloed,
vergaderd uit vijf zuiv're sprongen.
Hier leev'ren de aders purper uit,
tot pracht der koninklijke bruid,
wier lof door David is gezongen
50[regelnummer]
en door de wijze Salomon,
toen ze in deez' speer- en spijkerbron
bevochtigden hun gouden tongen,
toen David stelde luister-scharp
op dat geruis zijn schelle harp
55[regelnummer]
en Salomon zijn hoge klanken.
O bloed- en waterrijke rots!
O hartebron der wijsheid Gods!
O artsenij voor alle kranken!
Vergun mij ook een druppel nat;
60[regelnummer]
bevloei mijn dor en dorstig blad
en leer mij mijn Verlosser danken
op de oevers van die gulden stroom,
| |
[pagina 13]
| |
in schaduw van die rozeboom,
bedekt door Cherubijnevleug'len.
65[regelnummer]
Daar rust het afgejaagde hart
en vindt er stilpijn voor zijn smart.
Daar nest'len alle tamme veug'len
en heffen tegen 't paradijs
bij beurt een lofzang aan om prijs.
70[regelnummer]
Daar leert de ziel haar lusten teug'len
met Gods gebit en rozentoom.
z'Ontwaakt er uit de ijd'le droom
der ijd'le wereld, om t'aanschouwen
de Middelaar van 't Nieuw Verbond.
75[regelnummer]
Zij kust zijn bleke rozemond.
Men ziet er onder 't puik der vrouwen
de christelijke magdaleen
haar tranen, zuchten en gebeên
God off'ren met een vast betrouwen,
80[regelnummer]
dat als een baeck in 't duister scheen.
|
|