Hekeldichten
(ca. 1920)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendMet de aantekeningen der ‘Amersfoortsche’ uitgave
Protekteur Weerwolf.Milord Isegrim, van den boozen Geest beseten
Ga naar voetnoota,
Had den goeden Herder de keel afgebeten;
Nu wort hem de Kudde, die dus langh gingh doolen,
En den Stal met Schapen, en Bokken bevoolen;
5[regelnummer]
Hy bewaert de Vleischhal en Bijl met zijn Vleischhouwers
honden,
En hun Hoofden met Halsbanden als Rekels gebonden,
Hy mach de Schapen scheeren, villen en stroopen,
Lardeeren, braden, en met hun eigen Vet bedroopen
aant..
Hy ontfangt, in spijt van Blinden en Sienden,
| |
[pagina 125]
| |
Maer als hy uit zijn Bijbel begint te spreken,
Dan hoort men de Duivel de Passi preken:
Dan kan hy quijlen, en Verkenstranen
aant. huilen,
By heele plassen, daer Kokedrillen
aant. in schuilen.
15[regelnummer]
Och, arme Gentelmans! beschreit uw oude sonden;
Nu wort u de Staert eerst te deegh opgebonden.
Gy bruide
aant. Koningh Karel, zoo na, als veur:
Nu bruit u een Schrobber
aant., een
Protecteur.
|
|