Hekeldichten
(ca. 1920)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendMet de aantekeningen der ‘Amersfoortsche’ uitgave
Decretum aant. Horribile. Gruwel der VerwoestingeGa naar voetnoota.Godt rukt d' onnozelheit
aant. van moeders borsten af
Ga naar voetnootb,
En smaktze in 't eeuwigh vier, o poel! o open graf!
5[regelnummer]
Als een Godtslasteraer; nadien dit schendigh
aant. boek
In 's hemels aenschijn spuwt dien gruwelijken vloek?
Waer ben ik? onder 't Licht der Godtgeleerde lampen?
Of onder Lucifer
aant., in 't zwarte rijk der dampen?
Is dit het nootlot van 't verkooren wierookvat
Ga naar voetnootc?
10[regelnummer]
Is dit de ziekentroost
aant., en
Kristelijke schat?
| |
[pagina 77]
| |
En was die lastermuil dus op Michiel
Ga naar voetnoota gebeten?
Of was het om met eer zijn spaensche goude keten,
Die klinkklaer zich met zoo veel roode schakels vouwt,
Te strijken? Zou men dan, om pistolettegout
aant.,
15[regelnummer]
Of heldren zonneglans van Fransche lelikroonen,
Geen Vaderlant verraên, en zeven vorstentroonen
Ga naar voetnootb?
| |
[pagina 78]
| |
Maer dit verklaert geen' tekst, noch mikt op 't rechte
doel;
Mijn yver dwaelt van 't spoor: hij slacht den predikstoel.
Quaksalvers venten dit vergift noch voor driakel
aant..
20[regelnummer]
Dees kinderduivel was, een eeu lang, 's volks Orakel
aant..
'k Getroostme licht, zoo mans noch derwaert bevaert gaen,
Maer dat m'er vrouwen vint, en kan ik niet verstaen:
Voornaemelijk die, met een hartelijk genoegen,
Gezwangert, onder 't hart oit ziel en leven droegen,
25[regelnummer]
En levend tuigen, met hoe hartelijk een zucht
Het moederlijk gemoedt omhelst zijn lieve vrucht.
Hier uit heeft Salomon het vonnis vlak
aant. gestreken,
En noch kon hongersnoot dat staelen hartslot breeken:
De buik en luistert naer geen kinderlijk gekarm,
30[regelnummer]
De honger holt en raest, en propt den blinden darm.
Men noem' dan dit een' moort van ongezonde zinnen.
En schoon een moeder staek haer zuigeling te minnen,
Des Scheppers liefde, die 't onschuldig schepsel kust,
En koestert en omarmt, wort nimmermeer geblust
Ga naar voetnoota.
35[regelnummer]
Dat staet, gelijk een rots, die stormen kan verduren.
Dit slot beschermt 't Geloof, met diamante muuren.
Hier siddert niemant voor de blixems van Kalvijn,
Die door het misbruik krachteloos geworden zijn;
40[regelnummer]
Op dat in eere blijf de klapmuts
aant. der Synoden:
| |
[pagina 79]
| |
Die ledigh loopt van zelf. Het volk en maekt geen werk
Van dees verdoemelijke moortpredestinati,
Elk wallegt van dien draf: die wijn is lang verschaelt,
Hy smaekt op niemants tong, die lekker is op 't proeven,
En dient slechts, om het kranke kraembedt te bedroeven;
Als 't afgepijnde brein zich ernstig innebeelt:
50[regelnummer]
Wat baatme, dat ik heb een tweelingvrucht
aant. geteelt,
En dat ze beide rein door 't doopsel zijn gewassen
In Kristus dierbaar bloet, die kostelijke plassen
Ga naar voetnoota?
Men twijfelt wie van tween
aant. in 't
ende wort verdoemt.
Men troost ons met een leer, die gruwelen verbloemt,
55[regelnummer]
En teedre harssens maekt door 't mijmeren verwerder.
Och, schaepkens wie van u zal doolen zonder herder,
In duistere woestijn, daer kruit noch lover wast?
Daer 't grimmigh ongediert des diepen afgronts
aant.
bast,
En huilt, en brult, en loeit; om zoo ge quaemt te stikken
60[regelnummer]
Aen 't eerste zogh, u voort, als wiltbraet, in te slikken:
Wie van u beide zal een brok zijn van de hel?
Schept Godt, als Nero, dan in dit moordaedigh spel
Des helschen schouburgs
aant. vreugt, om zijn verdoemde slaven
In 't ingewant van beer en tiger te begraven?
65[regelnummer]
Is Godt een stookebrant
aant.,
tot glori van zijn hof?
En lust hem Troje weêr in puin en glimmend stof
Te storten, met haer pracht van tempels en gewelven,
En zoo veel weeskens diep in assche te bedelven?
Is Godt de krokodil
Ga naar voetnootb, die 't versch gebooren kint,
| |
[pagina 80]
| |
70[regelnummer]
Aan d'oevers van den Nijl, voor lekkerny
verslint?
Daer Moses naeuwelijks in 't kistje wort behouwen,
En drijft door 't moortgeschrey der Isralijtse vrouwen,
Door lijken zonder tal? Is Godt een huichelaer
Ga naar voetnoota,
Die d'Ooster leidstar vleit met kerkelijk gebaer,
75[regelnummer]
En verft het moorttooneel der Betlehemsche
aant. straten,
En ziet de worsteling van vrouwen en soldaten,
Een deerlijk schouspel, noch met lachende oogen aen,
En pijnight Rachels geest, by duister, op te staen,
Om van krankzinnigheit te spooken en te rabbelen
aant.,
80[regelnummer]
Het hair te scheuren, en den boezem op te krabbelen?
Is Godt een Moloch
aant., van barmhertigheit vervreemt,
Die 't offerpopken in zijn gloeiende armen neemt,
En laeft het aen de speen, met oli, vier en vonken?
Maer dat 's genadelijk
aant. een'
slaepdrank ingedronken:
85[regelnummer]
Zoo rust het ongewieght, ontslagen van veel schriks.
Ik raeskal. Plonderpaep
aant., ga, doop mijn lam in Styx,
De Razeryen
aant. staen met fakkelen, als
peeten.
Zoo wort het Plutoos kerk geheilight, als een lidt.
90[regelnummer]
Wie rooft mijn arrem schaep? wie braet mijn hart aen't
spit?
Wie droopt
aant. mijn vleesch met bloet? wat baetme 's Heeren
zuivel,
Indien mijn wichtje wort een spijze van den Duivel?
Of zal het eeuwigh braen? en is het nimmer gaer?
Of is 't een vledermuis op 't ongewijde autaer?
95[regelnummer]
Mijn oogen zijn vol rooks: mijn neus vol zwavelreuken.
Is dit een kraemkoets, of een Belzebubsche
aant. keuken?
Wat galgetroosters staen daer achter de gordijn
aant.?
Of zijn 't gewetensbeuls? nu ben ik zonder pijn.
Hoe dunkt u? is 't geen tijt dat elk die kranke redde?
100[regelnummer]
Op, baekermoeder
aant.: drijf die dokters wegh voor 't bedde,
| |
[pagina 81]
| |
Gy, kindervlegels, is dit zuiver reformeeren?
Of waerheits dorschvloer dicht met logenkaf stoffeeren
aant.?
105[regelnummer]
Heeft Nassau aen dees leer geoffert 's lants trofeen
aant.?
Is dit de zon, die klaer in modderpoelen scheen?
En rust hy zaligh, die het hooft bergt in dees kappen?
Is dit uw galgleer
aant. met praedestinacitrappen?
En wort Goulart
aant., die voor 't onmondigh wiegsken
pleit,
110[regelnummer]
Van 't Walenhek geschopt, en 't vrye lant ontzeit
Ga naar voetnoota?
Nu zal Gommaer den stoel aen spaenders stukken kloppen
En met zijn spreukken dees godlooze breukken stoppen.
Men bulckt: de Poëzy
aant. die bidden duyvel aen,
Den baerelijken
aant. Droes; de werelt moet vergaen.
115[regelnummer]
Dat 's recht, Gommaer, dat 's recht: verbrandt die booze prye
aant.:
Zij stinckt tot in den baert van uw Theologye,
Die 't aenschijn Godts begruist
aant. met zooveel schoorsteenroets;
Het welk de Moor blanket, als oorsprong alles goets,
120[regelnummer]
Hoe nodigh waer hem 't licht van Bogermans Synoden,
En 't Euangeliboek der Genevoische
aant.
rots,
Verheerlijkt door den strael der klaere kennis Godts,
Wiens glans zelf
aant.
Michaël
Ga naar voetnootb ter aerde sloegh met blintheit!
Door 't vier, dat Guize
Ga naar voetnootc smolt,
tot heil der bloetgezintheit!
125[regelnummer]
Mijn kraemziel, zijt getroost: gy hebt op uwe zy'
Jehova, die uw zaet al meer bemint als gy.
Hy heeft zijn hartebloet voor uwe vrucht vergoten,
| |
[pagina 82]
| |
De hemel is haer erf: hy loktze met zyn stem.
130[regelnummer]
Hy zameltze in den schoot van 't nieuw Jeruzalem
aant..
Veel liefelijker als een klokhen
aant. met haer wieken
Beschaduwt en beschermt het ongepluimde kieken.
Zy toont u 't Paradijs
aant., en d'eer des Cherubijns:
135[regelnummer]
Dat zijn de zieltjes, daer uw ziel om was verlegen
aant.,
Die zich, als Duiven, op haer witte schachtjes wegen,
Veel witter dan de melk, die uit uw' tepel springkt.
Zij weiden in het gout en hemelsch blaeu. Hoe blinkt
Hun kuif en zachte pruik
aant. van ingevlochte steenen,
140[regelnummer]
Van d'ongenaekbre zon der eeuwigheit bescheenen!
Dit hangwiekt, en dat zwaeit den triomfanten palm.
Een ander streelt de snaer, en wekt yvoiren galm.
Een ander blaest de fluit. Een ander goude noten
Uit roozebladen leest. Een ander onverdroten
145[regelnummer]
Eet mann
aant.. Een ander
lept der Englen lekkerny.
mdcxxxi.
|
|