De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
(1937)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 635]
| |
Op het inheiligen van den heiligen Franciskus de Borgia,aant.Ga naar voetnoot*Hertogh van Gandia, Onderkoning van Katalonie, Generael van de Societeit,
| |
[pagina 636]
| |
Neen, ik heb het gageslagen,Ga naar voetnoot18
En, als 's Keizers eerste vrient,
20[regelnummer]
Mijnen heer getrou gedient.Ga naar voetnoot5-20
Kon dit lichaem zoo verkeeren
In een aes! de wormen teerenGa naar voetnoot22
Op de spier, en 't edel bloet,Ga naar voetnoot23
In de hoven opgevoet.
25[regelnummer]
Onder 't missen van dien luisterGa naar voetnoot25
Schept de Hertogh licht uit duister,
Ziende hoe de zon van staetGa naar voetnoot27
En de werrelt ondergaet.
Borgia, van yver vlugge,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Ziet naer vleesch noch bloet te rugge,
Ziet naer kinders, hertoghdom,
Rijk noch Katalonie om,
Maer verkiest, gelijk een vroede,
Vrolijk willige arremoede,
35[regelnummer]
Kuischeit en gehoorzaemheit,Ga naar voetnoot34-35
En volght Jesus, die hem leit,Ga naar voetnoot36
En na zulk een weêrgeboorte
Houdt zijn voetspoor door de poorte,Ga naar voetnoot38
Heet van liefde tot Godts huis,
40[regelnummer]
En geladen met zijn kruis
Naer de MaetschappyGa naar margenoot* gedreven.Ga naar voetnoot41
Hierom zit hy nu verheven,
Onder Heiligen ge-eert,
Daer men eeuwigh triomfeert.
45[regelnummer]
Schoon de werrelt avrechts oordeelt,Ga naar voetnoot45
Spiegelt u aen 's kruishelts voorbeelt,Ga naar voetnoot46
En zijn ootmoet, rijk beloont.Ga naar voetnoot47
d'Ootmoet wort in hem gekroont.
MDCLXXI.
|
|