De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
(1937)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 630]
| |
Op de zelve Venus, door F. de Koning.aant.Ga naar voetnoot*INVIDIAE CAPAX. Men brogt, toen lust en kunst in 't renperk t'zaemen liepen,Ga naar voetnoot1
De schaduwe en het licht op doeken en panneel.
't Een steekt op 't ander af. De schaduwen verdiepen.Ga naar voetnoot3
Het licht verheft zich uit het duister. 't eene deelGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Behoeft het andere. het voorste staet in d'oogen
Heel sterk, en 't achterste verschiet voor ons gezicht.Ga naar voetnoot6
't Gelyken van dees beide is van een groot vermogen.Ga naar voetnoot7
De dwergh vergroot den reus, de hut een hoogh gesticht.Ga naar voetnoot8
Dus baert de schilderkunst ook zoons van duisternissen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Die gaerne in schaduwe verkeeren, als een uil.
Wie 't leven navolght kan verzierde schaduw missen,Ga naar voetnoot11
En als een kint van 't licht gaet in geen scheemring schuil.
Hy schildert zonder schim en schaduw. Zoo volgt KoningGa naar voetnoot13
De heldere natuer: en vraeght men waer dit blykt?
15[regelnummer]
Bezie dit heerlyk stuk, de levende vertooning
Van Venus, die hier slaept, en geen schildry gelykt,
Noch verf, maer vleesch en bloet. Jupijn komt neêrgesteegen,
Verslingert op het schoon van een volschapenheit,Ga naar voetnoot18
Niet in zijn eigen schijn, maer als een gouden regen.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Heeft Zeuxis kloek penseel de vogels zelfs verleit,Ga naar voetnoot20
Hier wort het hooft der goôn door schildery bedrogen.Ga naar voetnoot21
Zoo wort de schilderkunst allengs in top voltogen.Ga naar voetnoot22
|
|