De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
(1937)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 455]
| |
Beurtgezang, Op de komste van den doorluchtighsten vorst en heere Kosmo de Medices, Prince van Tuskanen.aant.Ga naar voetnoot*A MAGNO DEMISSUM NOMEN.
Amsterdam. Italiaen.
A. Wat glori komt mijn hooft beschijnen,
In 't hartje van den wintertijt?
I. De morgenstar der Florentijnen,Ga naar voetnoot3
Een eeuwige eer, uw kroon benijt.Ga naar voetnoot4
| |
[pagina 456]
| |
5[regelnummer]
A. Wat telgh is 't? uit wiens stam gesproten?
Spreek duitlijk Duitsch. hoe luit de naem?Ga naar voetnoot6
I. De jonge Kosmo van den grooten,Ga naar voetnoot7
De weerelt kenbaer door zijn faem.Ga naar voetnoot8
A. Een godtheit daelt, als uit de wolken,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Om laegh in 't vrye Nederlant:
I. Onthaelt van zeven vrye volken,Ga naar voetnoot11
Daer gy alleen de zeekroon spant.Ga naar voetnoot12
A. Zoo zagh voorheen de groote moeder
Der koningen mijn groote stadt;Ga naar voetnoot13-14
15[regelnummer]
I. De moeder van der Franschen hoeder,
Geheilight door het lelibladt.Ga naar voetnoot16
A. Zy gaf Gaston, zijn' broeder, 't leven,
Nu schoonvaêr der Tuskaensche spruit;Ga naar voetnoot17-18
I. En eert u noch in haere neven.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Gy zeilt hun havens in en uit.
A. Fernandus zagh mijn bloetvlagh praelen,
Toen 't Britsch kasteel ten hemel voer;Ga naar voetnoot21-22
I. Dat uwen waterleeu van GalenGa naar voetnoot23
Den doot in 's hertoghs haven zwoer.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
A. De zoon kan hier het graf aenschouwen,Ga naar voetnoot25
't Welk 's helts gebeente en naem bewaert;
I. En daeden, op den zerk gehouwen.
Zoo blijft de deught alom vermaert.
A. Dees Prins ziet hier mijn schiltkroon pronken,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Ten prys van zijn voorvaders stam:Ga naar voetnoot30
I. Een keizers gifte, uw trou geschonken.Ga naar voetnoot31
Zoo blinkt Florence t'Amsterdam.
A. Mijn Kapitool, by zijn gebouwenGa naar voetnoot33
Geleeken, zal te doover staen.Ga naar voetnoot34
| |
[pagina 457]
| |
35[regelnummer]
I. Ik zweer 't gezicht wil hem noit rouwen.Ga naar voetnoot35
Het wykt Sint Mark, noch Vatikaen.Ga naar voetnoot36
A. Maer d'Arno schenkt gezonder luchten
En ooft dan d'Aemstel hem kan biên.
I. Uw mastbosch draeght ook goude vruchten,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Een bosch, van Princen waert bezien.Ga naar voetnoot40
A. Prins Kosmo dreight den Turkschen roover
Te ketenen op Tunis strant.
I. Scheept Putten met uw krijghsvloot over,Ga naar voetnoot41-43
Zoo wort die zeepest uitgebrant.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
A. Dan keerenze met Christe-slaven,
En Smyrne ziet den handel vry;
I. En d'Aemstelheer onthaelt zijn bravenGa naar voetnoot47
Met zeekortouwen langs het Y.Ga naar voetnoot48
A. Dan brult de zeeleeu van Venedigh,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
En Kandie schept verschen moedt:Ga naar voetnoot50
I. Hy wet zijn klaeuwen eens zoo sneedigh,Ga naar voetnoot51
En Villa dempt al 't helsch gebroet.Ga naar voetnoot52
A. Dan krijght Europe een nieu gestalte,
En 't kruis braveert de Turksche maen.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
I. Gansch Barbarye schrikt voor Malte,Ga naar voetnoot55
Dat Asie en haer maght houdt staen.Ga naar voetnoot56
A. Geene afgunst groey' noch rijze tusschen
Den Hertogh, en 's lants vryen staet.
I. De Batavier omhels' Hetrusschen,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Zoo lang de zon te water gaet.Ga naar voetnoot60
J.v. Vondel.
t'Amsterdam, voor de weduwe van Abraham de Wees, op den Vygendam, in 't Nieuwe Testament. 1667. |
|