De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
(1937)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendDe vrepylaer Der Vrye Nederlanden.aant.Ga naar voetnoot*AEQUORA TUTA SILENT. Nu een eeuwigh zegetekenGa naar voetnoot1
Van den zeepais opgehaeltGa naar voetnoot2
In de lucht aen 's hemels streeken,
Heerlijker dan Memfis naelt,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Op het hof der Zeven Staeten,Ga naar voetnoot5
Vaderen van 't vaderlant,
In wiens schaduwe onderzaetenGa naar voetnoot7
Rusten, door de sterke hant
Van het hoogh gerecht verdaedight,
10[regelnummer]
Dat dien zeedraek 't hooft verplet,Ga naar voetnoot10
Met triomfe ons begenadight,
En in 't erf der zeevaert zet.Ga naar voetnoot12
Laet, zoo wydt de dyning strant schaeft,
d'Afgront bassen uit zijn kolk;Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
't Waterrecht, van Godt gehanthaeft,Ga naar voetnoot15
Komt uit 's oorloghs donkre wolk
Voor den dagh met schooner glanssen.
Houwt nu op dien Vrepylaer
| |
[pagina 316]
| |
's Lants gezegende oorloghskanssen,
20[regelnummer]
Al het doorgestaen gevaer,
Zoo veel dapperheên van braven,Ga naar voetnoot21
Die zich queeten voor den Staet,
Ondermynt en ondergraven
Van 't onthoofde lantverraet,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
En Leicesterlijke treken,Ga naar voetnoot25
Door de blaeuwe vlagh gebroet,Ga naar voetnoot26
Om den burgerkrygh te queeken,
In een zee van heldenbloet.
Houwt hierop het brandend Londen,
30[regelnummer]
Aengesteeken van Godts hant,Ga naar voetnoot30
Tritons, dolfyns, waterhonden,
Schutgevaerte op zee en strant.Ga naar voetnoot32
Elders dryft de Tucht de branders
Van den Teemsstroom met haer zweep.Ga naar voetnoot33-34
35[regelnummer]
d'Overhant braveert met standers,Ga naar voetnoot35
Dieze op Karels zeeslot greep.Ga naar voetnoot36
Elders wil de Goutzucht boorenGa naar voetnoot37
In een gout- en zilvermyn:
Maer zy breekt den ysren horen
40[regelnummer]
Op het slot van Kormantyn.Ga naar voetnoot40
Elders vaert een bosch van vlooten
Fredrix Kroonenburgh voorby.Ga naar voetnoot41-42
Gibraltar ziet van zijn slootenGa naar voetnoot43
Duizent vlaggen op een ry,
45[regelnummer]
Langs Tuskane, en Barbarye,
Weeligh vliegen af en aen.Ga naar voetnoot46
Doever, alle zeevooghdye
Eens voor eeuwigh afgestaen,Ga naar voetnoot47-48
Ziet de Schipvaert op haer vlogelsGa naar voetnoot49
50[regelnummer]
Moedigh zweven heene en weêr
Als een wolk van watervogels,
| |
[pagina 317]
| |
Onbepaelt van strant en meer.Ga naar voetnoot52
Ginder spant de wint de doeken,
Die, niet langer achterom,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Beide d'Indien bezoeken,
t'Huis en uitheemsch wellekom,Ga naar voetnoot56
Ingehaelt met ope deuren.
d'Oceaen, van smook gestikt,
Wort met Indiaensche geuren
60[regelnummer]
Opgeholpen, en verquikt;Ga naar voetnoot60
Ginder 't vreverbont bezegelt,
In Breda, die vredestadt;
Een verbont, dat woestheit regelt,Ga naar voetnoot63
En aen bant leght op een bladt.Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
's Lants Hooghmogentheit, der steden
Toevlught, zit voor 't Hollantsch hof,Ga naar voetnoot66
In haer kracht, en aengebeden,
Met onsterfelyken lof.
Eene kroon met zeven straelen
70[regelnummer]
Geeft een' luister om het hooft,
Die de Zevenstar in 't praelen
Met gesteente en gout verdooft.Ga naar voetnoot72
Keizers, koningen, gezanten,
Al wie tegens slaefschen dwang
75[regelnummer]
Zich in 't blanke harnas kanten,
Van den op- en ondergang,Ga naar voetnoot76
Komen haer van verre groeten,
Treên in onderling' verdragh,
Daer 't gewelt voor haere voetenGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
Leght verwonnen slagh op slagh.
Zij verwelkomt alle heeren.
d'Oorloghsamptenaers staen reetGa naar voetnoot82
Uit te voeren 't hoogh begeeren,
Naer den eisch van hunnen eedt.
85[regelnummer]
Elk ontziet in plicht t'ontbreeken.Ga naar voetnoot85
Elk moet zwijgen: zy magh spreeken.Ga naar voetnoot86
J.v. Vondel.
t'Amsterdam, voor de weduwe van Abraham de Wees, op den Middeldam. 1667. |
|