De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
(1937)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendZeegevier der Vrye Nederlanden op den Teems.aant.Ga naar voetnoot*EST MOLLIS FLAMMA MEDULLAS Wie in Maroos zee wil vissen,Ga naar voetnoot1
Volgh der Staeten schrandren vont,
Zette 't vischnet op den gront,Ga naar voetnoot3
Leere staetgeheimenissen,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Noit voorheene klaer verstaen.
Nu kan elk dit raetsel raên.
Amsterdam en Britsch KarthageGa naar voetnoot7
Worstlen onderling om strijt:
Want de Brit elx vaert benijt,
10[regelnummer]
Alle kusten tot een plaege.Ga naar voetnoot10
d'Opgeworpe zeegodt JorkGa naar voetnoot11
Eigent zich Neptunus vork.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot12
Hy verbiet de zee te roeren,
| |
[pagina 311]
| |
En gebiet dat elk de vlagh
15[regelnummer]
Strijke voor zijn zeegezagh.
Hy heeft recht de vlagh te voeren,
En te rooven wat hem lust,
Van den Teems tot Indus kust.
Onder schijn van trek tot vrede
20[regelnummer]
Speelt de schalk, tot 's nabuers scha,
Zijne paisrol in Breda:Ga naar voetnoot20-21
Maer men kent Leicesters zede,Ga naar voetnoot22
Die meineedigh en veraert,Ga naar voetnoot23
Elk naer 't hart steekt met zijn' staert.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Hierom vont 's lants raet geraeden
Op te waeken, en uitheemschGa naar voetnoot26
Met een zeemaght op den Teems
Alle gronden door te waeden,Ga naar voetnoot28
t'Onderzoeken door een' heltGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Hoe die rijxpols was gestelt.Ga naar voetnoot30
Nieu Karthago, bang voor tastenGa naar voetnoot31
Woelt hier tegens aen met kracht,Ga naar voetnoot32
Stopt de stroomen, sterkt de wacht,
Spant de ketens, ketent masten,
35[regelnummer]
Zinkt de Schepen, damt de kil,Ga naar voetnoot35
Ziet niet aen wat helpen wil.Ga naar voetnoot36
Batavieren uitgelaeten
Bruizen dat het yzer knarst,Ga naar voetnoot38
En de keten breekt en barst
40[regelnummer]
Van dit Turkse DamiatenGa naar voetnoot40
Op den Teemstroom, naer den stijlGa naar voetnoot41
Van het Sparen aen den Nijl.
Stuardts ruiteryen woelen.
Jork en Monk, gevlught op strant,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Zien hun vloot en slot in brant
Van een zeekoorts, niet te koelen,Ga naar voetnoot46
Voelen hoe, als Maro leert,
| |
[pagina 312]
| |
Zachte vlam het mergh verteert.Ga naar margenoot+
Londen voelt zijn krachten smelten,
50[regelnummer]
Staet noch eens in vier en gloet,
Die de koorts in d'adren voedt.Ga naar margenoot+
Nieu Karthago rijdt op stelten.Ga naar voetnoot52
Withal, Hof en ParlementGa naar voetnoot53
Vloeken Ruiter, Wit, en Gent.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Stil te swijgen kan niet baeten:
Want de vierpijl, die hen prangt,Ga naar voetnoot56
Ga naar margenoot*Dootlijk in de zijde hangt.
Stoffers, terght nu Zeven Staeten.Ga naar voetnoot58
Schent verbonden, eer en trou.
60[regelnummer]
Groeit in Schellings brant en rou.Ga naar voetnoot60
Ga naar margenoot†Al de scheepsbou blijft nu steeken,
En wat trots ten hemel steegh.
Alle havens leggen leêgh.Ga naar voetnoot63
Hun gekorve masten spreeken,
65[regelnummer]
En de brantschat, fix betaelt,Ga naar voetnoot65
Op dien Ruitertoght gehaelt.Ga naar voetnoot66
Tot een eeuwigh zeegeteken
Zal het zeeslot, groot van faem,Ga naar voetnoot68
Dat, gevreest om Karels naem,
70[regelnummer]
Alle havens aen wou steeken
Met een zeepest en bederf,Ga naar voetnoot71
Pronken voor 't Oostindisch werf.
Zeeraet, spaer geen gout, noch parel,Ga naar voetnoot73
Noch doorluchtigh diamantGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
Aen een scheepskroon, om parmantGa naar voetnoot75
Dien veroveraer van Karel
Rijk te kroonen, dat de nijt
Brakel 't hart toebraeke uit spijt.Ga naar voetnoot78
Eer den zeehelt met een wapen.
80[regelnummer]
Hang zijn slaghzwaert in 't gestarnt,
Dat den Brit in d'oogen barnt,Ga naar voetnoot81
| |
[pagina 313]
| |
Die de zee wil overgaepen,
En verslinden al wat zeilt.
Hollant heeft zijn' gront gepeilt.Ga naar voetnoot84
J.v. Vondel.
t'Amsterdam, voor de weduwe van Abraham de Wees, op den Vygendam. 1667. |
|