De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
(1937)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendUitvaert Van zijne heiligheit Alexander
| |
[pagina 308]
| |
En treft ons met dien zwaeren slagh
In bloeimaent. d'allerblijste daghGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Van 't jaer, gerezen voor alle oogen,
Wort met dees wolk des doots betogen,Ga naar voetnoot6
En kleet den kerkelijken staet,
Met recht bedroeft, in 't rougewaet.
De Faem verheft zich uit de vesten
10[regelnummer]
Der stadt, van 't oosten tot in 't westen,
Zoo wijdt d'aeloude sleutelmaghtGa naar voetnoot11
Zich onbepaelt zette in haer kracht.Ga naar voetnoot12
De hant van zulk een' hooghbegaefde,
Die 't kruisdom in den noot hanthaefde,
15[regelnummer]
Ten schrik van 't brullend Turkendom,
Is koudt. de wijze mont leght stom,Ga naar voetnoot16
Waer door d'onfaelbre Geest op d'aerdeGa naar voetnoot17
Zich in oraklen openbaerde.
Sint Markus zeeleeu, trots beschutGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Uit Englenburgh, ontbeert een stutGa naar voetnoot20
Aen zijnen staet. de KandiaenenGa naar voetnoot14-21Ga naar voetnoot21
Bezwijken, smilten in hun traenen,
t'Ontijdigh van 't gewijde hooft
Der kerke en zijne hulp berooft.
25[regelnummer]
Terwijl het heir der Ottomannen,Ga naar voetnoot25
Met Rus en Tarter aengespannen,Ga naar voetnoot26
Op d'onbewaekte kruisgrens stroopt,Ga naar voetnoot27
Baldaedigh brant en moort, en hooptGa naar voetnoot28
Uit Christenlantsche staetkrakkeelenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Een' onwaerdeerbren roof te deelen.Ga naar voetnoot30
De Maetschappy van Jesus zucht.
Dees mist hem, door wiens gunst zy lucht,
En adem schepte, in rijk Venedigh;
Toen zy herstelt, gerust en vredigh,
35[regelnummer]
Haer erf bezat, na lang gedult.Ga naar voetnoot31-35
En smaet, geleden zonder schult.
Christine, op Vatikaen herboren,Ga naar voetnoot37
Heeft haren Vader zelf verloren,
| |
[pagina 309]
| |
Die zulk een koningklijke ziel
40[regelnummer]
Beminde, en voor zijn dochter hiel;Ga naar voetnoot40
Dewijlze 't heilzaem licht der waerheit
Zagh opgaen, in zijn volle klaerheit,
En koos, met rijxverlies en scha,Ga naar voetnoot43
De kroon van 's hemels heilgena.
45[regelnummer]
De vader volghde Godts verkoornen,Ga naar voetnoot45
Op Christus spoor, gekroont met doornen
Van smaet, gevlochten met geen vuistGa naar voetnoot47
Van Heidenen, al t'onbesuist,Ga naar voetnoot48
Maer met de hant der onbeschaemden,
50[regelnummer]
Wien zulke lastren minst betaemden.Ga naar voetnoot49-50
Zoo stont d'onnoosle heilant bloot,Ga naar voetnoot51
Getreên van zijnen dischgenoot.Ga naar voetnoot52
Nu rust de martlaer, mat van quijnen,Ga naar voetnoot53
En worstelen, en bittre pijnen,
55[regelnummer]
Geduldigh, zonder klaght en schrik,
Geleden tot den jongsten snik.
Zijn voorbeelt leert de stormen doorstaen.Ga naar voetnoot57
De kroon volght na: de strijt moet voorgaen.
J.v. VONDEL.
t'Amsterdam, voor de weduwe van Abraham de Wees, op den Middeldam in 't Nieuwe Testament. 1667. |
|