De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
(1937)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 224]
| |
Op het verjaeren van Agnes Blok.aant.Ga naar voetnoot*Is Godt oirsprong van het leven,
En het leven, elk gegeven
Uit genaede, een zegenpantGa naar voetnoot3
Van des rijken Scheppers hant?
5[regelnummer]
't Is dan billijk, dat de loten,
Uit dien hoogen stam gesproten,
Hunnen Vader vroegh en spa
Voor dees weldaet en gena
Uit der harte lof toewijden,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Meest op hun geboortetijden;
Een gebruik, zoo lang geleên,
By de Grieken en HebreenGa naar voetnoot12
En Romeinen onderhouden.
Jongelingen volgen d'ouden,
15[regelnummer]
Doch besmet of onbesmet,Ga naar voetnoot15
Elk naer zijne wijze en wet.Ga naar voetnoot16
Heidens dwaelden in hun schennis:Ga naar voetnoot17
Want sy dankten, zonder kennis,Ga naar voetnoot18
d'Afgoôn, die met geenen schijnGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Oirsprong van het leven zijn.
Wijzen loofden 's levens ader,Ga naar voetnoot21
Godt alleen, der dingen vader.
Op dees wijze laet ons bly
Nu, op AGNES jaergety,
25[regelnummer]
En haer zegenrijk verjaeren,
Dankbaer 's hemels eer bewaeren.Ga naar voetnoot26
Heden sluitse een ronden kring,
Die begrijpt in haeren ringGa naar voetnoot28
| |
[pagina 225]
| |
Dertigh jaeren en noch zeven.
30[regelnummer]
Laet ons dan, van vreught gedreven,
Roepen met een blijden mont:
Godt spaer AGNES lang gezont.
MDCLXVI den 29 in
Wijnmaent t'Amsterdam.
|
|