De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
(1937)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 187]
| |
Minnedeuntjes.aant.Ga naar voetnoot*Schoone Leli, laet ons minnen,
Nu de zon schijnt van om hoogh.
Wilt ge u al te lang bezinnen,
Gy zult haest aen 's hemels booghGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Mist en onweêr op zien komen,
En voor donderslagen schroomen:
Want wie traegh zijn lief bemint,
Vangt in 't endt een hantvol wint.Ga naar voetnoot8
Min, een rover, stout in 't kampen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Zeiltme na met kracht en spoet
In de zee van mijn gemoet:
Als hy my aen boort komt klampen,
Baet geen wederstant noch strijt.
Och, ik raek mijn vryheit quijt.
| |
Ander.De dertele Sater,
De boxvoet vast hippelt,Ga naar voetnoot2
Langs d'oevers van 't water,
En beitelt, en trippeltGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Met alle zijn vrijsters,
Die zingen, als lijsters.
Het velt is vol vreught.
O vrolijk leven! o zoete jeught!
O wreede vriendinne,
10[regelnummer]
Wie kan u bewegen?
Hoe trouw ik u minne,
In hagel en regen,
Gy vlught even vlugge,
En bietme den rugge.
15[regelnummer]
Ik jammer ontstelt:
Geen klagten baeten: mijn leven smelt.
| |
[pagina 188]
| |
Ander. Koridon.Koom hier, o goelijk meisje.Ga naar voetnoot1
Gy ziet de velden groenen.
Vergun me slechts een reisje,
Dat ik uw mont magh zoenen,
5[regelnummer]
En uw wangen, uit lust en verlangen.
Ay koom wat nader:
Want uwe moeder en was niet vroeder.
Zy kuste vader.
De duiven trekkebekken.
10[regelnummer]
De dieren in de weiden
Een lijn te zamen trekken.Ga naar voetnoot11
Wie kan de liefde scheiden
Van het leven, de jongkheit gegeeven
Om te gebruiken?Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Liefde moet bloeien. Door liefde groeien
De boom en struiken.
| |
Narcissus.Ga naar voetnoot*Toen Narcis het water kliefde,
Met de straelen van zijn oogen,Ga naar voetnoot1-2
Hy op zijnen schijn verliefde,Ga naar voetnoot3
En, van minnegloet bewogen,
5[regelnummer]
Om te blusschen den waterbrant,
Riep: ay troume toch hant aen hant.Ga naar voetnoot6
Zijne hant, zoo blank en teder
Bood hy aen den schyn op trouwe,
Die bood hem de hant ook weder:
10[regelnummer]
Doch vergeefs, dies hy, vol rouwe,
Schreide: waerom versmaetge my,
Die u vierigh uit liefde vry.
| |
[pagina 189]
| |
Als geen trou hem moght gebeuren,
En hy zijnen wensch most derven,
15[regelnummer]
Ging de vryer leggen treuren,
En verloor zijn schoone verven.Ga naar voetnoot16
Al de schoonheit, zoo groot van roem,
Werdt verandert in eene bloem.
| |
Hippomenes.Ga naar voetnoot*TRAHIT SUA QUEMQUE VOLUPTAS. Hippomeen, door d'ingebeeldeGa naar voetnoot1
Schoonheit, toomeloos van weelde,
Schatte 't leven niet te dierGa naar voetnoot3
Om te blusschen 't minnevier
5[regelnummer]
Met de weêrmin van Atlante:Ga naar voetnoot5
Dies hy zich in 't renperk kante
Tegens haer, op Venus woort.Ga naar voetnoot7
Zy door appelglans bekoort
Koos den appel onder 't blaeken.
10[regelnummer]
Zoo quam elk zijn wit te raeken.Ga naar voetnoot10
| |
Ander.Ga naar voetnoot*DUXIT SUA PRAEMIA VICTOR. Hippomeen, ontvonkt van gloedt,
Waegt, daer andre in 't renperk sneven,
Om de schoone Atlante 't leven.
Venus geeft hem raet en moedt.
5[regelnummer]
Hy, den schicht der schoone ontronnen,Ga naar voetnoot5
Wellekomtze, en kust haer hant,
| |
[pagina 190]
| |
Het gewenschte minnepant,
In het minneperk gewonnen.
Zy wint d'appels, hy zijn lief,
10[regelnummer]
Elk zijn gading, en gerief.
| |
Ander.Ga naar voetnoot*OMNIA VINCIT AMOR. Vliegh met snelle zwaluvlogels:
Ren de winden zelfs voorby,
En de kracht van bussekogels:Ga naar voetnoot3
Min acht kogels, wint, noch vogels,
5[regelnummer]
Als zy let op haer gety.Ga naar voetnoot5
Haere loosheit zal niet feilenGa naar voetnoot6
't Allersnelst voorby te zeilen,
Door een' appel twee of dry.Ga naar voetnoot8
Kloeke minnaers suffen nimmer.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Zoo verkloekt men 't Joffrentimmer.Ga naar voetnoot10
| |
Concordes.Ga naar voetnoot*Als d'Eenhooren ziet de Maeght,
't Liefste dat zijn oogh behaeght,
Blijft hy in gedachten hangen,Ga naar voetnoot3
Raest in 't endt van minnesmert,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
En, die noit gevangen wert,
Geeft zich in haer schoot gevangen.
MDCLXV. den 29 in Wijnmaendt.
|
|