De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
(1936)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendOp het Klokmusyk t'Amsterdam.aant.Ga naar voetnoot*NEC MORTALE SONANS. Laet al d'oude Grieken zwijgen,
Stoffende, zoo trots en fier,
Van Amfions goude lier,Ga naar voetnoot2-3
Op wiens klank de vesten stijgen,
| |
[pagina 402]
| |
5[regelnummer]
Bacchus zijn geboortestadtGa naar voetnoot5
Van den hemel zagh bescheenen,Ga naar voetnoot6
Daer zoo veel verstroide steenen
Zich verhieven uit het plat,Ga naar voetnoot8
Op de maet van snaer en zanger.
10[regelnummer]
Wy verwondren ons niet langer.
Droom en kluchten gaven stofGa naar voetnoot11
Aen de lichtgelovende ouden,Ga naar voetnoot12
Die gedroomde steden bouden.Ga naar voetnoot13
Dat verzieren ging te grof.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Griecken, dertel in zijn vonden,Ga naar voetnoot15
Zocht uit duisternisse licht,
Diende zich van ydel dicht,Ga naar voetnoot17
Aen geen schijn van reên gebonden,
Toen het geestigh logens goot,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
En zijn verf niet eens verschoot.Ga naar voetnoot20
Wy, verlicht door rijper klaerheit,
Mogen spreeken, rijk van roem,
Zonder dat men 't werk verbloem,Ga naar voetnoot23
In der daedt, en in der waerheit:
25[regelnummer]
Gijsbrechts stadt wort rontom heen,
Op muzijk van torenklokken,
Met een' steenen muur omtrokken,Ga naar voetnoot25-27
Wort geklonken hecht aen een,
Als VERBEEK met voet en vingrenGa naar voetnoot29
30[regelnummer]
Klanken weet door een te slingren.
Hy verdooft met klokgeluitGa naar voetnoot31
d'Allereêlste kerkkooraelen,Ga naar voetnoot32
| |
[pagina 403]
| |
Speelt met klokken, als cymbaelen.Ga naar voetnoot33
's Hemels kooren kijken uit.
35[regelnummer]
Op de heele en halleve uuren,
En de vierendeelen me,Ga naar voetnoot35-36
Steekt de Koningin der zee
'tHooft nu trotser uit haer muuren,
Gort haer' vruchtbren schepetuinGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Met een' gordel van arduin.
Ik verhef mijn' toon in 't zingen
Aen den Aemstel en het Y,
Op den geest van HEMONY,
d'Eeuwige eer van Loteringen,
45[regelnummer]
Die 't gehoor verlekkren kon
Op zijn klokspijs, en zijn nooten,Ga naar voetnoot46
Ons zoo kunstrijk toegegoten,
't Lust ons op de klokketon,Ga naar voetnoot48
Om doorluchte torentranssen,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Eenen klokkedans te danssen.
Cybele behaelt geen' prijsGa naar voetnoot51
Door geschal van keteltrommen,Ga naar voetnoot52
Nu de torentranssen brommen,Ga naar voetnoot53
Met een liefelijker wijs
55[regelnummer]
Dan haer dolle Korybanten.Ga naar voetnoot55
Geen of een alleen vermaghGa naar voetnoot56
Om te voeren nacht en daghGa naar voetnoot57
Eenen rey van musikanten.Ga naar voetnoot58
Voert dien klokhelt op 't altaer
60[regelnummer]
Eens gezien in duizent jaer.Ga naar voetnoot60
MDCLXI.
|
|