De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
(1936)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 354]
| |
Het vierde bedryf.
ADONIAS. ABIZAG.
Adonias:
Wat raet, Abizag? ô getrouwe halsvriendin,Ga naar voetnoot1214
1215[regelnummer]
Hoe jammerlijck bekomt my mijne oprechte min
En liefde t'uwaert, als een schelmstuck, waert te vloecken!Ga naar voetnoot1216
Bespieders brullen om Adonias te zoecken.Ga naar voetnoot1217
Ick bidde u, bergh mijn lijf, Godt geve oock hoe het zy.Ga naar voetnoot1218
Abizag:
Rampzalige, gy schuilt by niemant minder vry.
1220[regelnummer]
Ick zitte om u verdacht, en uw verraeders streecken.Ga naar voetnoot1220
Abizag draeght de schult: zy heeft dit stuck besteecken,Ga naar voetnoot1221
Den prins door haere min misleit, en aengevoert:Ga naar voetnoot1222
Abizag is de pest, die 't gansche rijck beroert.
Wout gy den koning om zijn kroon en leven brengen,Ga naar voetnoot1224
1225[regelnummer]
Wat hoeftge Abizag in dat lasterstuck te mengen?Ga naar voetnoot1225
Na wascht haer zee noch stroom van zulck een lastersmet.Ga naar voetnoot1226
De roep is onder 't volck. dit heeft zijn ploy gezet:Ga naar voetnoot1227
En vlughtge herwaert aen, om noch de wraeck te tergen?Ga naar voetnoot1228
Ick zie my zelve noch mijn leven nau te bergen.Ga naar voetnoot1229
1230[regelnummer]
Verzie u: pack u voort: vertreck uit mijn gezicht.Ga naar voetnoot1230
Adonias:
O schoone, my terstont noch liever dan het licht,Ga naar voetnoot1231
Ontzeghtge my uw cel?
Abizag:
leef raet met uwe raeden.Ga naar voetnoot1232
Adonias:
Ontzeghtge my uw huis? waerheene? langs wat paden
Ontvlughte ick doots gevaer, in 't nijpen van den noot?
1235[regelnummer]
De poorten staen bezet. wat raet? geef ickme bloot,
Men vangt en spantme, en fel beschuldight van een' stercker,Ga naar voetnoot1236
Moet een gevangen zich verweeren uit den kercker.
De rechter is party, en gruwelijck verwoet.Ga naar voetnoot1238
| |
[pagina 355]
| |
Abizag:
Zoo barnt gemeenlijck felst een bloetpleit tegens bloet.Ga naar voetnoot1239
Adonias:
1240[regelnummer]
Och vader David, oudt te vroegh voor my gestorven,Ga naar voetnoot1240
Wat raet voor uwen zoone?
Abizag:
en my, door hem bedorven?Ga naar voetnoot1241
Adonias:
Men zalme slaghten tot een zoen voor al het rijck.Ga naar voetnoot1242
Abizag, stort ten minste uw traenen op mijn lijck.
Abizag:
Vertreck uit mijn gezicht: hier baet geen ydel klaegen.
Adonias:
1245[regelnummer]
De princejaeger blaest den horen onder 't jaegen.Ga naar voetnoot1245
Hy snuffelt om en om, en nadert. och wat raet?
Bezwijckt Abizag my, in dien benauden staet?Ga naar voetnoot1247
Aertspriester Abjathar, och Joab, berght mijn leven.
Abizag:
Al hadge vleugels om door d'ope lucht te streven,
1250[regelnummer]
Hofvalcken zouden u beknellen in de vlught.
Adonias:
Nu valt een' konings zoon zee, hemel, aerde, en lucht
Te nau. het zweet breeckt uit, en alle haeren rijzen.
Abizag:
'k Weet u geen' schuilhoeck als een' hollen boom te wijzen,
In 't out cypressebosch. onthou u daer. men zalGa naar voetnoot1254
1255[regelnummer]
U 's nachts bezorgen door een' dienaer langs de wal.Ga naar voetnoot1255
Elendige, nu spoe. Godt helpe u uit den hoogen.Ga naar voetnoot1256
Adonias:
Leef lang, Abizag, och.
Abizag:
nu zal ick met mijne oogen
Den helt niet weder zien, ten zy hem Godt bewaert.Ga naar voetnoot1258
Hoe wort dat hooft gedreight van 't broederlijcke zwaert,Ga naar voetnoot1259
1260[regelnummer]
Dat princelijcke hooft, te schoon om af te houwen!
Ick hef mijne oogen en mijn handen, dus gevouwen,
| |
[pagina 356]
| |
Naer Godt alleen om troost. zie neêr uit 's hemels troon.
Beschut dat konings bloet, ter eere van de kroon.
CHUSAÏ. ACHIMAÄS. SALOMON.
Chusaï:
Gestrengheit kan men hier met geen genade mengen.Ga naar voetnoot1264
Salomon:
1265[regelnummer]
Wat komt Achimaäs, wat Chusaï ons brengen?
Achimaäs:
Godt vry den koning voor den tweeden Absolon.Ga naar voetnoot1266
Chusaï:
Godt hanthaef Davids kroon in koning Salomon.
Salomon:
Wat broeit'er in de stadt? is 't beter, ofte slimmer?Ga naar voetnoot1268
Achimaäs:
Genadighste, waeck op. betrou wy hadden nimmerGa naar voetnoot1269
1270[regelnummer]
Gelooft dat deze pest zoo snel zich spreiden zou
Door 't lichaem van de stadt. wat vint men luttel trou
Ten hove, en onder 'tvolck, aen eer noch eedt gebonden!
Salomon:
Gy spreeckt uit gissing?
Achimaäs:
neen, het is te klaer bevonden.Ga naar voetnoot1273
Chusaï:
Hier baet geen veinzen meer. het gelt uw majesteit.
Salomon:
1275[regelnummer]
Verhael den oirsprong, en den voortgang met bescheit:Ga naar voetnoot1275
Zoo kunnen wy gerust hierop ons oordeel vellen.Ga naar voetnoot1276
Wie zijn de hoofden? wie de rot en rotgezellen?Ga naar voetnoot1277
Chusaï:
Aertspriester Abjathar, met zijn gezagh in ly,Ga naar voetnoot1278
En Joab, niet gekent in 's rijx veltheerschappy,Ga naar voetnoot1279
1280[regelnummer]
Betoverden den prins de kroonzucht te bewimpelenGa naar voetnoot1280
Met minnezucht: en, om al stil geloof by simpelenGa naar voetnoot1281
| |
[pagina 357]
| |
Te winnen, polsten 't hart des volx, al stil vergaêrtGa naar voetnoot1282
By avontschemering door Bela, boos van aert,Ga naar voetnoot1283
Die op drysprongen zich alom ter sluick liet vinden,Ga naar voetnoot1284
1285[regelnummer]
En roock bedeckt de lucht van alle prinsgezinden.Ga naar voetnoot1285
Hy luisterde wie koel van Davids nazaet sprack,Ga naar voetnoot1286
Den prins Adonias beklaeghde, en zulck een' krack
In zijn gezagh geleên; doch strafteze, die riedenGa naar voetnoot1287-88
Te sluiten dat de jongste in d'eere van 't gebiedenGa naar voetnoot1289
1290[regelnummer]
Den outsten wijcken most. dan wert'er aengehechtGa naar voetnoot1290
De wettigheit en glans van 't eerstgeboorterecht.
By wijlen street men om den zin van Moses blaêren;Ga naar voetnoot1292
Of Abjathar niet meer het wetboeck zou bewaerenGa naar voetnoot1293
In d'oude zuiverheit dan Sadock, die ten hoof
1295[regelnummer]
Meer gunst won. zomwijl hiel hy zich als stom en doof.Ga naar voetnoot1295
De veltheer Joab wert gelooft, die, out van dagen,Ga naar voetnoot1296
Voor 't wetboeck en het rijck de wapens had gedraegen,Ga naar voetnoot1297
En avrechts zat beloont, daer Banajas het woortGa naar voetnoot1298
Moght voeren, en de wacht van Davids stadt en poortGa naar voetnoot1299
1300[regelnummer]
Alleen wert toebetrout. dit liep allengs wat verder.Ga naar voetnoot1300
Men gaf'er raetsels uit. wat een' getrouwen herder,
Wat schaepen paste: en of een wacker wachthont niet
Moet bassen om de koy, als haer de wolf bespiet.Ga naar voetnoot1301-3
De weiflaers dongen vast naer 't reetste in zulck een dwarling.Ga naar voetnoot1304
1305[regelnummer]
Men deelde d'ampten uit, op 't rollen van den terling.Ga naar voetnoot1305
Men leght zich zelven toe, wil hier geluck toe slaen,Ga naar voetnoot1306
Naer eene lantvooghdy, of rechters ampt te staen,
Of rekenmeesterschap, of in den raet te blincken.Ga naar voetnoot1308
d'Een vat des anders zin, uit wijzen, en uit wincken:Ga naar voetnoot1309
| |
[pagina 358]
| |
1310[regelnummer]
En wat elck droomt by nacht wort 's avonts opgehaelt.Ga naar voetnoot1310
De hoop des gierigaerts weit ruim en onbepaelt.Ga naar voetnoot1311
Salomon:
Wat scheen het ooghmerck van dit onderlinge mompelen?
Chusaï:
Eens by gelegenheit al teffens t'overrompelenGa naar voetnoot1313
Wat prins Adonias in 't licht staet, en zijne eer.Ga naar voetnoot1314
1315[regelnummer]
Men repte noit van u. de kroon is veel te teêr
Om aen te raecken. zy besloten eerst te hinderenGa naar voetnoot1316
Te keeren die den prins in zijnen staet verminderen,Ga naar voetnoot1317
Waerin hy is gestelt, naest 's konings majesteit:
En, zoo hem 't huwelijck geluckt, door loos beleit,
1320[regelnummer]
Het feest te stercken, en, op klinckende bazuinen,Ga naar voetnoot1320
Lang leve Adonias: lang leef de bruit van Suinen,Ga naar voetnoot1321
Te roepen. dit 's bestemt, bezworen veur het koor.Ga naar voetnoot1322
Salomon:
'K geloof mijne oogen en mijne ooren, als ick hoor
En zie het geen men stroit. het kroonrecht let op blijcken.Ga naar voetnoot1324
1325[regelnummer]
Op zulcke tuigen kan de rechter vonnis strijcken.Ga naar voetnoot1325
Chusaï:
Achimaäs, ontvou het middaghklaer bewijs.Ga naar voetnoot1326
Achimaäs:
Godt geef de majesteit des konings eer en prijs.
De koning lees dit bladt: zoo wort de stomme spreeckendt.Ga naar voetnoot1328
Salomon:
Wat naemen zienwe hier in eenen ringk getekent?Ga naar voetnoot1329
1330[regelnummer]
Dit's al van 't zelve slagh, dat in het jongst rumoerGa naar voetnoot1330
Met prins Adonias meineedigh t'zamenzwoer:
En houdt het noch niet op van wroeten en van wrijten?Ga naar voetnoot1332
Hier zienwe burgery, en vreemden, en Levijten,
Aenhangelingen van aertspriester Abjathar,
1335[regelnummer]
En veltheer Joab. dit verraederswerck ziet ver.Ga naar voetnoot1335
Roep Natan uit het hof, en Sadock uit Godts hutte.Ga naar voetnoot1336
| |
[pagina 359]
| |
NATHAN. SADOCK. SALOMON.
Nathan:
Heer koning, wat 's uw wil?
Sadock:
Godt zegene en beschutte
Den grooten erfgenaem van Davids kroone en deught,
In 't opgaen van het rijck, en 't bloejenst van zijn jeught.
Salomon:
1340[regelnummer]
Nu wort het tijt dat wy of onze erfhaeters buigen.
Beziet dit bladt, en hoort wat stommen u getuigen.Ga naar voetnoot1341
Hooghwijze Chusai, en getrouwe Achimaäs,
Beproeft in vaders dienst, verschijnen recht van pas
Met d'ondertekening der blinde aenhangelingen,Ga naar voetnoot1344
1345[regelnummer]
Gereet om onverhoets mijn troonen te bespringen.
Gy ziet de naemen hier in 't ront getekent staen,
Al onder een verwart, en niemant boven aan.
Men kan de hant van al de schrijvers onderscheiden.
Nathan:
Wy spelden dit een wijl. men magh niet langer beiden.Ga naar voetnoot1349
1350[regelnummer]
De schelmen groeien aen in stoutheid en getal.Ga naar voetnoot1350
Sadock:
Zy rotten vast te hoop heel stil van overal.Ga naar voetnoot1351
Hier roeien Davids zoons, uw broeders, listigh onder.Ga naar voetnoot1352
Dat geeft het oproer kracht. geen vonck vat zoo in tonder,Ga naar voetnoot1353
Als deze drift in 't hart des staets, noch muitgezint,
1355[regelnummer]
En weifelachtigh, en bereit om dol en blint
Den andren Absolon Adonias te stijven:Ga naar voetnoot1356
En nu Levijten met hun hant dit onderschrijven,
[Ick ken de naemen, en die letters al te wis]
Wort u betuight wie 't hooft der vloeckverwantschappe is.Ga naar voetnoot1359
1360[regelnummer]
Hoe komt zich Abjathar nu weder te vergeeten!
Wat durf schijnheiligheit zich reuckeloos vermeeten!
Wat krijght de myterkroon een lasterlijcke smet!Ga naar voetnoot1362
Hoe voeght dees gruwel een orakel van de wet,Ga naar voetnoot1363
Welx lippen Godt betrout zijn' wil en wet t'ontvouwen!Ga naar voetnoot1364
1365[regelnummer]
Dat 's verre van verraet en koningsmoort te brouwen.Ga naar voetnoot1365
| |
[pagina 360]
| |
Nathan:
De koning twijfle nu niet langer aen 't verraet,
Te loos besteecken door twee hoofden van den staet,Ga naar voetnoot1367
Vermomden Abjathar, en Joab, beide schuldigh.
Salomon:
O vader David, die zoo lang en menighvuldigh
1370[regelnummer]
Door rampen wert beproeft, oock in uw naeste bloet,
Wat komt ons over! och wat ongeval ontmoetGa naar voetnoot1371
Uw' zoone, in 't opgaen en de lente van zijn leven!
Hoe hebt gy Absolon tot tweewerf toe vergeven
Zijn wederspannigheit; en smette ick nu uit nootGa naar voetnoot1374
1375[regelnummer]
Het eerste halsrecht met mijn' lieven broeders doot?Ga naar voetnoot1375
Hoe stootme dit voor 't hart! het hart begint te kloppen.Ga naar voetnoot1376
Wie kan den lastermont der eeuwige opspraeck stoppen?Ga naar voetnoot1377
Sadock:
Het is natuurlijck dat uw broeders smert u raeckt:
Nathan:
En koningklijck, zoo gy geweckt voorzichtigh waeckt.Ga naar voetnoot1379
Salomon:
1380[regelnummer]
Men lette op middelen om 't scherpste recht te keeren.Ga naar voetnoot1380
Sadock:
Gy kunt door geen gena dien boozen aert verleeren.Ga naar voetnoot1381
Salomon:
Men geef hem keur van beide, een' kercker, of, het zwaert.
Nathan:
Geen kercker is zoo sterck, die eenen prins bewaert.
Salomon:
Men laete in ballingschap hem buiten 't rijck omdwaelen.
Sadock:
1385[regelnummer]
Hy zou met 's nabuurs maght gesterckt zijn scha herhaelen.Ga naar voetnoot1385
Salomon:
Al wie hem hanthaeft, staet mijn ongena t'ontzien.Ga naar voetnoot1386
Nathan:
Wert Absolon niet stil gehanthaeft onder 't vliên?
| |
[pagina 361]
| |
Salomon:
Hy won geen legers, om den vader aen te randen.
Sadock:
Hy won de harten, die te Hebron t'zamenspanden:
Salomon:
1390[regelnummer]
Na zijn verzoening met heer vader in het hof.
Nathan:
Verzoent hy zich met u, dat geeft nieu oproer stof.
Salomon:
Men zal in Abjathar en Joab 't oproer smooren.Ga naar voetnoot1392
Sadock:
Men smoore alle oproer eerst in dezen eerstgeboren.
Salomon:
Ick heb meer broeders: elck voor ander vlamt op 't erf.Ga naar voetnoot1394
Nathan:
1395[regelnummer]
Zy spieglen zich aen prins Adonias bederf.Ga naar voetnoot1395
Salomon:
Adonias vergat het Absolonsche voorbeelt.
Sadock:
Zoo ruck het zwaert uit: straf dit stuck, by Godt veroordeelt.Ga naar voetnoot1397
Salomon:
Heer vader verfde noit de sabel in zijn bloet.Ga naar voetnoot1398
Nathan:
Dat steef den jongelingk, verstockt in wrevelmoedt.Ga naar voetnoot1399
Salomon:
1400[regelnummer]
Hier dingen om het rijck de broeder tegens broeder.
Sadock:
En zitge niet gezalft, gekroont, als rijxbehoeder?
Salomon:
Zoo zat heer vader oock gezalft op zijnen stoel.Ga naar voetnoot1402
Nathan:
Dat oproer wert gedempt, gesmoort in eenen poel.
| |
[pagina 362]
| |
Salomon:
Tot vaders hartewee, gesmolten in zijn traenen.
Sadock:
1405[regelnummer]
Wat opspraeck gaf dit niet aen Joabs oorloghsvaenen?
Salomon:
Noch heeft de hemel hem op zijnen troon herstelt.
Nathan:
Niet zonder uitstaen van het uiterste gewelt.Ga naar voetnoot1407
Salomon:
Hy heeft Adonias voorheene begenadight;
Sadock:
Den rechten booswicht, dien gy voorspreeckt en verdaedight.Ga naar voetnoot1409
Salomon:
1410[regelnummer]
Het eerstgeboorterecht misleit hem in dien droom.
Nathan:
Gy geeft een hollend paert de sporen zonder toom.
Salomon:
Het zwicht, en voelt bezweet zich zelf nu afgeronnen.Ga naar voetnoot1412
Sadock:
Het geeft in 't renperck u den strijt noch niet gewonnen.
Salomon:
Men kan het temmen met een ysren montgebit.
Nathan:
1415[regelnummer]
Betrou geen hollend rijck. bedenck hoe los gy zit.Ga naar voetnoot1415
Salomon:
Zal nu een konings zoon voor 's broeders slaghzwaert buigen?
Sadock:
Al 't rijck, Godt zelf eischt recht. heer koning, wy betuigenGa naar voetnoot1417
Voor uwen troon en Gode en engelen, bereit
Te waecken voor den stoel van uwe majesteit,
1420[regelnummer]
Dat wy onschuldigh zijn aen zoo veel ramps, te vrezen
Uit dien weerspannelingk, voor weduwen en wezen,
En 't gansche stamhuis, dat op uwe toezicht rust,
Van Liban tot den Nijl, van zee en waterkust
| |
[pagina 363]
| |
Tot aen het roode meer. wy bidden, wy bezweeren
1425[regelnummer]
U by dit wieroockvat, laet heden triomfeeren
Het heiligh kroonrecht, dat noch bloet noch afkomst kent.Ga naar voetnoot1426
Zoo houde d'opperste u in eere en ongeschent.Ga naar voetnoot1427
Zoo erve uw koningkrijck op uw nakomelingen,
En geve Levi stof uw' lof te koor te zingen.Ga naar voetnoot1429
Nathan:
1430[regelnummer]
Wy stemmen met dien wensch en 's hoogen priesters mont.Ga naar voetnoot1430
De Godt der vaderen bezegele 't verbont
Met David opgerecht, en heilighlijck bezworen,
Toen u de tempelbou van boven wiert beschoren,Ga naar voetnoot1433
En zulck een rijck belooft, dat eeuwigh duuren zou.
Salomon:
1435[regelnummer]
De Godt der vaderen ontzey den tempelbou
Aen vader, om al 't bloet met zijne hant vergoten:
En zal ick nu den dolck in broeders boezem stooten,
Met een in vaders hart, dat, op zoo streng een straf,Ga naar voetnoot1438
In zijnen ysren slaep, noch opzucht uit het graf?Ga naar voetnoot1439
1440[regelnummer]
Hoe redde ick my hier door? ontschuldigh my, heer vader,Ga naar voetnoot1440
Nu 's hemels majesteit en zijne troonen naderGa naar voetnoot1441
Dan wy, zoo laegh op d'aerde, in dit gevaer gestelt.
Sadock:
Schep moedt, heer koning: zijt gerust: de hemel schelt
U deze misdaet quijt, indien 't dien naem magh draegen.
1445[regelnummer]
Gy zult den oppersten en 't hoogh gerecht behaegen
Door dit zoenoffer, van uw strenge hant verwacht.
Vaer voort, voorstander van 't aertsvaderlijck geslacht.
Salomon:
Verdaghvaert Banajas.Ga naar voetnoot1448
Sadock:
hy komt hier aengetreden.
BANAJAS. SALOMON. ABIZAG.
Banajas:
Rechtvaerdige erfgenaem van Davids rijck en steden,
1450[regelnummer]
Wy komen u ten dienst gehoorzaem en bereit.
Salomon:
Ga daetlijck heene: straf door last der majesteit
| |
[pagina 364]
| |
Den prins Adonias, en Joab: acht geen bede.Ga naar voetnoot1452
Het heiligh slaghzwaert rust in zijne purpre schede.
Trouwanten, haelt het. laet het recht zijn gangen gaen.Ga naar voetnoot1454
1455[regelnummer]
Wy kunnen 't kroonrecht nu niet langer wederstaen.
Men moet Adonias en zijne rotgezellen,Ga naar voetnoot1456
Verraeders van de kroon, ten nutten spiegel stellen.
Banajas:
Hier is het zwaert.
Salomon:
ruck uit, en lever het ons bloot.
Banajas:
Daer is 't, heer koning, u ten dienst in dezen noot.
Salomon:
1460[regelnummer]
Ontfang het van ons hant, en hanthaef 't recht rechtvaerdigh.
Banajas:
Ick ga. zy vlughten beide, en kennen zich strafwaerdigh.
Salomon:
Hier komt Abizag, root bekreten en ontstelt.
Mevrou, gy komt te spa: het vonnis leght gevelt.Ga naar voetnoot1463
Abizag:
Waer berge ick my van rouwe, ô stadt, ô hof, ô heuvel,
1465[regelnummer]
Hoe deerlijck is het dat een zoon van David sneuvel!Ga naar voetnoot1465
Wat dolheit dreef hem tot dit huwelijxverzoeck?
Och, is hier geen gehoor? Adonias wat hoeck,
Wat schaduw berght uw lijf, in 't uiterste verlegen?Ga naar voetnoot1468
Nu zoeckt u Banajas met zijnen blooten degen.
1470[regelnummer]
Bloetdorstigh zwaert, zoudt gy doorrijgen Davids borst,
U dompelen in 't bloet van zulck een' braven vorst?Ga naar voetnoot1471
Hoe is de broeder op den broeder dus verbolgen?
Wat gaet Abizag aen? ick wil het voetspoor volgenGa naar voetnoot1473
Van Banajas: misschien wat mijn gekerm vermagh.Ga naar voetnoot1474
1475[regelnummer]
Ten minste dat hy ons onschuldig' voor den slagh,Ga naar voetnoot1475
Een' al te strengen slagh, dien wy niet keeren kunnen.
Men kan een weduwe van David niet misgunnen
Een eerelijcke blijck van onschult, klaer en kort,Ga naar voetnoot1478
Eer dien verwezen prins de mont gesloten wort.Ga naar voetnoot1479
| |
[pagina 365]
| |
1480[regelnummer]
Het hof zal billijck noch den stervenden gelooven.Ga naar voetnoot1480
De waerheit wort gedruckt, maer staet in 't ende boven.Ga naar voetnoot1481
ABJATHAR. SALOMON.
Abjathar:
Hoe durf ick, het valt hardt, voor 't hof te rechte staen?
Dit stuck verdaedigen? daer komt de koning aen.
Genade, ô Salomon. ick smeecke u om genade,
1485[regelnummer]
En ken mijn lasterstuck.
Salomon:
dit naberou komt spade,
En al te langkzaem by. wat stof gaf Davids zoonGa naar voetnoot1485-86
U tweemael tegens Godt, en d'eer van deze kroon
Dus in te spannen, op verbeurte van uw staetenGa naar voetnoot1487-88
En leven, met de rot der bozen, die my haeten?Ga naar voetnoot1489
1490[regelnummer]
Wanneer een staetloos man zich schandelijck vertast,Ga naar voetnoot1490
Dat baert eene ergernis, die geenen burger past:
Maer zoo een amptenaer met eenigh schelmstuck bloot leit,Ga naar voetnoot1492
Dat baert eene ergernis naer maete van de grootheit
En achtbaerheit des mans: hoe groot eene ergernis
1495[regelnummer]
Geeft dan d'aertspriester, wien zoo dier bevolen isGa naar voetnoot1495
Godtvruchtigheit en wat rechtmaetigh is te voeden!Ga naar voetnoot1496
Hoe komt nu d'efod weêr dit ondier uit te broeden?Ga naar voetnoot1497
Had uw stoelbroeder, die hier staet, u niet verbeên,Ga naar voetnoot1498
Men groeve u billijck in een hagelbuy van steen,
1500[regelnummer]
Zoo diep dat gy het hooft noit zoudt ten hemel heffen.Ga naar voetnoot1499-1500
Abjathar:
Belieft de koningk eens genadigh te beseffen
Mijn vaders lijden, en bloetstortinge, ondergaenGa naar voetnoot1502-vlg.
Te Nobe, om David, als een halsvrient, uitgestaen,Ga naar voetnoot1503
En met der doot bezuurt, daer vijfentachtigh blevenGa naar voetnoot1504
1505[regelnummer]
Gewentelt in hun bloet, en ick, Godt woud's, mijn levenGa naar voetnoot1505
Noch bergende, de maer aen uwen vader braght:
Ick zie uw gramschap, die rechtvaerdigh is, verzacht.
| |
[pagina 366]
| |
'k Heb vijftigh jaeren, in den ring der hutgenooten,Ga naar voetnoot1508
Gelijck aertspriester, noit vermoeit, maer onverdroten
1510[regelnummer]
De wet bewaert; en, toen uw vader zat vertsaeghtGa naar voetnoot1510
Voor 't heir des Filistijns, de godtheit raet gevraeght.
Ick droegh de godtskist, toen hy vlughte in ballingschappenGa naar voetnoot1512
Voor Absolon: en als de list hem wou betrappen,
Quam Jonathan, mijn zoon, den balling, op zijn' hals,Ga naar voetnoot1514
1515[regelnummer]
Opwecken. zoo veel drux, en zoo veel ongevals,Ga naar voetnoot1515
In 's vaders dienst bezuurt, behoorden 't hart te roerenGa naar voetnoot1516
Om niet ten allerstrengste een vonnis uit te voeren,
Gelijck mijn schult verdient aen uw gewijde kroon.Ga naar voetnoot1518
Godt hanthave op dien voet u op uw vaders troon.Ga naar voetnoot1519
Salomon:
1520[regelnummer]
Gy hebt de godtskist trou voor vader heêngedraegen,
Achitofel ondeckt in zijn doortrapte laegen,Ga naar voetnoot1521
En vaders rampen lang in zijnen dienst geproeft;Ga naar voetnoot1522
Een zaeck, by elck bekent, en die geen blijcken hoeft.Ga naar voetnoot1523
Ick wil uw dootschult met uw diensten noch vergoeden.Ga naar voetnoot1524
1525[regelnummer]
Vertreck naer Anathot: uw acker kan u voeden.
De vloeck aen Ely, en den struick van Ithamar,Ga naar voetnoot1526
Gespelt te Silo, treft de kruin van Abjathar,Ga naar voetnoot1527
En Eleazer blinckt in Sadock, nu herboren.Ga naar voetnoot1528
Hem is 't aertspriesterdom in 's hemels raet beschoren.
JOAB. SADOCK.
Joab:
1530[regelnummer]
Aertspriester Sadock, och wie berghtme in doots gevaer?
Ick vlughte, en grijpe uit noot de horens van 't altaer,Ga naar voetnoot1531
Voorheen den vryburgh van Adonias, den droeven.
Hier wil ick sterven, en het uiterste beproeven,
En duicken in Godts hutte, en sterven op uw wacht.Ga naar voetnoot1534
1535[regelnummer]
'K was lang, als Abjathar, voorheene ontwijt, verdacht,Ga naar voetnoot1535
| |
[pagina 367]
| |
Oock eer Adonias, van angst des doots benepen,
De horens van 't altaer voorvlughtigh had gegrepen.Ga naar voetnoot1537
Beschutme, eerwaertste, die nu 's konings hart bezit.
Sadock:
O grijze veltheer, vlught gy herwaert? wat 's uw wit?Ga naar voetnoot1539
1540[regelnummer]
Ick kan uw leven noch uw misdaet niet verschoonen.
Dit's nu de tweede moort begaen aen 's konings zoonen,
Of eer de derde: want gy trapte op Absolon,Ga naar voetnoot1542
Misleide Adonias, en dreighde Salomon.
Uw boosheit houdt geen maet in 't ende van uw jaeren.
Joab:
1545[regelnummer]
Eerwaerdighste, gy kunt alleen mijn leven spaeren.
Sadock:
Dat is onmogelijck: uw vonnis leght te vlack.Ga naar voetnoot1546
Joab:
Verzoeck gena.
Sadock:
zoo kreegh 't gewijt gezagh een' krack
Ten hove. niemant durf voor vloeckgenooten pleiten.Ga naar voetnoot1548
Gy quetste meer dan eens des konings majesteiten.Ga naar voetnoot1549
Joab:
1550[regelnummer]
Mijn tijt is kort: ick ga met eenen voet in 't graf.
Sadock:
Geen ouderdom ontgaet de wel verdiende straf.
Joab:
Magh Davids volle neef dan geen gena verwerven?Ga naar voetnoot1552
Sadock:
Noch min dan Davids zoon, die van uw hant most sterven,Ga naar voetnoot1553
En 's konings broeder zelf wort nu genade ontzeght.
Joab:
1555[regelnummer]
De koning zit te streng in 't eerste halsgerecht.Ga naar voetnoot1555
Sadock:
Zoo raeckt men eens aen 't endt van alle vloeckverwanten,Ga naar voetnoot1556
Die reis op reis te stout zich tegens 't kroonrecht kanten,
| |
[pagina 368]
| |
En zellef tegens Godt, en zijn gewijde wet:Ga naar voetnoot1558
Want Godt heeft Salomon op 's vaders troon gezet.
1560[regelnummer]
Gy weet hoe David sprack: Godt gafme veele zoonen,
Maer wijde Salomon ten nazaet op mijn troonen,Ga naar voetnoot1561
En nam hem tot een' zoon, gelijck een vader, aen,
Om trou, naer Moses stijl, de stammen voor te staen.Ga naar voetnoot1563
Zoo wort gy door den mont des vaders zelf geoordeelt,
1565[regelnummer]
Die gaf den erfgenaem des rijx een heerlijck voorbeelt
Van eene rijcke kerck, die hem te bouwen stont.
Hoe durftge, dan vervoert door mijn stoelbroeders mont,Ga naar voetnoot1567
U innebeelden, dat gy met uwe eedtgenooten
Den recht gewettighden mooght schuiven en verstooten,Ga naar voetnoot1569
1570[regelnummer]
Adonias ten dienst? of achtge David slecht,Ga naar voetnoot1570
Dat hy het outste van het jongst geboorterecht
Niet onderscheiden kon, of immers al te spade?Ga naar voetnoot1572
Neen zeker, nacht en dagh ging hy met Godt te raede,
En 't hutorakel, sterck gedreven van Godts geest.Ga naar voetnoot1574
1575[regelnummer]
Gy draeght u recht als een die Godt noch menschen vreest.Ga naar voetnoot1575
Zal Salomon, gelijck Godts mont belooft, regeeren,
Zoo moet gerechtigheit en 't kroonrecht triomfeeren.
Joab:
My wort dan alle hoop van leven kort ontzeght?Ga naar voetnoot1578
Sadock:
Uw lasterstuck was niet verweerbaer in 't gerecht.Ga naar voetnoot1579
Joab:
1580[regelnummer]
't Gewijde kleet plagh wel misdaedigen te bergen.
Sadock:
Men wachte zich den leeu van Juda dus te tergen,
In 't sluimren: want komt hy t'ontwaecken al gesteurt,Ga naar voetnoot1582
Dan wort alle ongediert, dat hem beschimpt, verscheurt.Ga naar voetnoot1583
Daer hoort men al den bergh met een geschrey vervullen.
1585[regelnummer]
Adonias is doot. de leeu vaert voort met brullen.
Helt Banajas genaeckt. berey u: het is tijt.
Hy sterft onheiligh, die het hoogh altaer ontwijt.
| |
[pagina 369]
| |
BANAJAS. JOAB.
Banajas:
De prins Adonias most zijne dootschult boeten,
En knielde voor dit zwaert gewilligh aen mijn voeten.
1590[regelnummer]
Gy ziet het noch van bloet gepurpert en bespat.
Heer Joab, al vergeefs gevloden, en gevat
De horens van 't altaer, geen' vryburgh voor uw leven.
Het vonnis leght gevelt: hier helpt geen wederstreven.Ga naar voetnoot1593
Gy zijt oock out genoegh, om d'algemeene schult
1595[regelnummer]
Te boeten. schep dan moedt, en neem dan voor 't jongst gedult.Ga naar voetnoot1595
Ontschuldigh ons, dat wy, van hooger hant gedwongen,Ga naar voetnoot1596
Een recht, dat duuren zal op aller eeuwen tongen,Ga naar voetnoot1597
Uitvoeren, in den dienst des konings, uwen heer.
Joab:
Gedoogh ten minste dat ick mijne zaeck verweer.
Banajas:
1600[regelnummer]
Vergeefs. gy kunt hier door geen troost by 't hof verwerven.
Joab:
Welaen, 'k getroostme dan hier aen 't altaer te sterven.
'K verzoeck ten minste dat gy naer den koningk zendt.
Misschien bedocht hy zich. Een rechter kan in 't endtGa naar voetnoot1603
Van zin veranderen: dat 's meer dan eens gebleken.
Banajas:
1605[regelnummer]
Het recht is heiligh. durft gy 't vonnis noch bespreecken?Ga naar voetnoot1605
Zie toe dat gy de straf door weêrspraeck niet bezwaert.Ga naar voetnoot1606
Joab:
Noit was mijn hart in 't velt voor 's doots grimmas vervaert:Ga naar voetnoot1607
Dat tuight dit lichaem, dicht getaistert van quetsuuren,Ga naar voetnoot1608
In 't vechten op een heide, in 't stormen op de muuren,Ga naar voetnoot1609
1610[regelnummer]
In 't waden door den stroom, en 't steigren op een rots.Ga naar voetnoot1610
Banajas:
Hoe toont de veltheer dan door 't vliên zich luttel trots,
In 't aenzicht van de doot? wie rustigh sterft, sterft heerlijck.Ga naar voetnoot1612
| |
[pagina 370]
| |
Joab:
Wie voor Godts outer in het harnas sterft, sterft eerlijck:
Maer 't routme schandelijck te sterven op dien voet.Ga naar voetnoot1614
Banajas:
1615[regelnummer]
Getroost u evenwel, naerdien gy sterven moet.Ga naar voetnoot1615
Joab:
Om Godt ontzeghme niet een' bode heen te zenden,Ga naar voetnoot1616
En hoort naer 's konings last, dat zal het recht niet schenden,
Noch niet verzwacken. sta mijn bê zoo luttel toe.Ga naar voetnoot1618
Banajas:
Ick ben dit sammelen, dit ydel uitstel moe.Ga naar voetnoot1619
1620[regelnummer]
Trouwanten, gaet terstont den koning noch eens vraegen.Ga naar voetnoot1620
Volhardt hy by zijn' last, zoo volge ick 't hoogh behaegen.
Men brengme flux bescheit
Van 's konings majesteit.
Joab:
Hoe los en wanckel staen de staetenGa naar voetnoot1624
1625[regelnummer]
Der weerelt! ay ziet Joab aen,
In dezen schijn, van elck verlaeten.Ga naar voetnoot1626
Men ziet de wisselbaere maenGa naar voetnoot1627
Dan heel, dan half, dan nieu, dan onder,Ga naar voetnoot1628
In 't ent berooft van al haer licht.
1630[regelnummer]
Wat is een prins en veltheer, zonder
De zon van 's konings aengezicht?
Noch komt de maneschijn weêr boven:Ga naar voetnoot1632
Maer zoo ick 't hooft nu onderhael,Ga naar voetnoot1633
Een nacht zal al mijn' luister dooven
1635[regelnummer]
Voor eeuwigh. stapelt altemael
Mijne oorloghsdaeden aen de wolcken;Ga naar voetnoot1636
Zy worden nu niet eens gedacht.Ga naar voetnoot1637
Wat baet het dempen van de volckenGa naar voetnoot1638
Der Idumeen, of van 't geslacht
1640[regelnummer]
Uit koning Ammon, of Syrieren?
Wat baetme dat ick, zonder zorgh,Ga naar voetnoot1641
Aenvoerde Judaes leeusbanieren,
| |
[pagina 371]
| |
En d'eerste klom op Sions borgh?Ga naar voetnoot1643
Wat baet het dat ick twintigh jaeren
1645[regelnummer]
Bekleede 's rijx veltheerschappy,
En Davids hofraet holp bewaeren?Ga naar voetnoot1646
Men treet al 's konings bloet voorby.Ga naar voetnoot1647
Ick sta hier veegh, ter doot gedaghvaert.Ga naar voetnoot1648
Wie keert den slagh van 't blinde slaghzwaert?
Banajas:
1650[regelnummer]
Daer komt mijn lijftrouwant. heer Joab, sta nu vast.Ga naar voetnoot1650
Wat hoore ick, dat my druckt!
Joab:
hoe luit de jongste last?
Banajas:
Dat ick u daetelijck van 't outer af moet rucken,
En leveren uw lijf den koning in twee stucken.Ga naar voetnoot1653
Joab:
Welaen, 'k getroostme dan te sterven aen 't altaer.
1655[regelnummer]
Maer gunme een luttel tijts: dat's buiten uw gevaer.Ga naar voetnoot1655
Mejoffers, laet geen' rou uw harten overstulpen.Ga naar voetnoot1656
'K heb overspeelers, op mijn' hals, in staet gehulpen,Ga naar voetnoot1657
My aen Urias moort door hunnen last besmet,Ga naar voetnoot1658
En wiesch de schantvlack af van dat geschantvleckt bedt.
1660[regelnummer]
Waer Absolon verschoont, geen Bersaba zou leven:Ga naar voetnoot1660
Veel min zat Salomon zoo diep in 't gout geheven.Ga naar voetnoot1661
Nu sterckt dees bastert, dus moortdaedigh en verwoet,Ga naar voetnoot1662
Zijn vaders testament met Joabs edel bloet.
Nu Banajas, vaer voort, aen 't plucken en aen 't rucken:
1665[regelnummer]
Daer is mijn borst, mijn hals. hou Joab in twee stucken:
Maer Godt, die uit een wolcke aenschout dit ongelijck,Ga naar voetnoot1666
Verscheure Salomons of na zijn nazaets rijck,Ga naar voetnoot1667
Uit onverzoenbre wraecke, aen twee oneffe deelen,
Hier 't hooft en daer de romp, door bloedige erfkrackeelen.Ga naar voetnoot1669
| |
[pagina 372]
| |
Banajas:
1670[regelnummer]
Gy koningslasteraer, geen konings ongena
Geeft u dien slagh, ô neen, maer Abner, Amaza,Ga naar voetnoot1671
Die twee rechtvaerdigen, van u al t'ongenadighGa naar voetnoot1672
Mishandelt, zonder schult, zoo godtloos en moortdaedigh,
Verdaegen Godt om wraeck. het bloet drupt op uw hooft.Ga naar voetnoot1674
1675[regelnummer]
Wat staenwe langer, als van ons verstant berooft?
Trouwanten, vaert vry voort. de bloethont bast noch stouter.
Vaert voort, trouwanten, voort, en ruckt den schelm van 't outer,
Naer achter in de hutte. ick volge u op de hiel.Ga naar voetnoot1678
Hy storte 't godtloos bloet daer uit met zijne ziel.Ga naar voetnoot1679
Zangk:
1680[regelnummer]
Wat maer verbaest onze ooren!Ga naar voetnoot1680
De prins, zoo hoogh geboren,
Adonias is heen.
Och, waer hy noch verbeen.Ga naar voetnoot1683
Een prins, zoo schoon geschapen,
1685[regelnummer]
Is al te vroegh ontslaepen.
O edelmoedige aert,Ga naar voetnoot1686
Hoe leghtge door het zwaert
Gevelt op 't grazigh outer.
Zoo wort een bloem door 't kouterGa naar voetnoot1689
1690[regelnummer]
Van haeren steel gesneên.
Die jonge frissche leên
Zal hy voortaen niet reppen,Ga naar voetnoot1692
Noch lucht en adem scheppen.
Daer leght nu al de roem
1695[regelnummer]
Van zulck een koningsbloem.
Och Hagits zoon, wat vleier,Ga naar voetnoot1696
Wat booswicht, wat misleier
Beweeghde u, al te rijp
Van oordeel en begrijp,Ga naar voetnoot1699
1700[regelnummer]
Dus tegens uw' heer broeder,
Der stammen hooft en hoeder,
Te wrijten op den hals?Ga naar voetnoot1702
Wat is de weerelt valsch!
| |
[pagina 373]
| |
Tegenzank:
Een prins, getoomt van zede,Ga naar voetnoot1704
1705[regelnummer]
Leeft met zijn' staet te vrede,Ga naar voetnoot1705
En houdt zich aen het lot,
Hem toegeleght van Godt:Ga naar voetnoot1707
Maer ongetoomde zinnen,
Die zonder Godt beginnen,
1710[regelnummer]
En, vlammende op het heil
Der staeten, boven 't peilGa naar voetnoot1711
Van hun vermogen stijgen,
En worstelen en hijgen
Naer hoogheit, storten neêr
1715[regelnummer]
Ten halve van hunne eer.Ga naar voetnoot1715
Had dees zich zelf geoordeelt
Naer 't broederlijcke voorbeelt,Ga naar voetnoot1717
Noit waer hy snel en kort
Zoo laegh ter neêr gestort.
1720[regelnummer]
Dat komt van reuckloos minnen,
En staen naer koninginnen.Ga naar voetnoot1721
Abizag staet hem dier.Ga naar voetnoot1722
Wie alverteerend vier
Genaeckt verbrant tot assen.
1725[regelnummer]
O telgh, te steil gewassen,
Gelijck een cederplant,
Hoe treft u 's hemels hant!
Toezangk:
Laet ons de rosbaer eeren,Ga naar voetnoot1728
Den lijcksleep achteraenGa naar voetnoot1729
1730[regelnummer]
Al klaegende vermeeren,
En tijdigh sterven leeren,
Bedaut van traen op traen,
Die langs de kaecken rollen
Uit oogen, dick gezwollen,
1735[regelnummer]
En root en uitgeschreit.
Laet hof en alle steden
Zich weêr in 't roukleet kleeden,
Noch onlangs afgeleit;
| |
[pagina 374]
| |
Toen David uitgeblonkenGa naar voetnoot1739
1740[regelnummer]
Met al zijn majesteit
In 't graf lagh neêrgezoncken.
Vlecht lijckkrans en feestoen
Van loof en eeuwigh groen.
Dit licht heeft uitgescheenen.Ga naar voetnoot1744
1745[regelnummer]
Adonias is heenen.
|
|