Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663 (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
Afbeelding van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663Toon afbeelding van titelpagina van De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (38.40 MB)

XML (3.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama

Subgenre

verzameld werk
epos
gedichten / dichtbundel
tragedie/treurspel
poëtica
leerdicht
hekeldicht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663

(1936)–Joost van den Vondel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 338]
[p. 338]

Het derde bedryf.

ABIZAG. BERSABA.
Abizag:
770[regelnummer]
'K heb 's konings oogen, tot mijn droefheit, eerst geloken,Ga naar voetnoot770
 
En wort ten hove alree gelastert en besproken,Ga naar voetnoot771
 
Als of ick weifelde, en, lichtvaerdigh in mijn trou,
 
Den prins Adonias ten troone opvoeren wou,
 
Waeruit hy onlangs van de trappen neêr quam storten.
775[regelnummer]
Zoo durf men reuckeloos mijn' naem en faem verkorten,Ga naar voetnoot775
 
En stooren 't nieuwe rijck des zoons op 's vaders graf:Ga naar voetnoot776
 
Maer al deze opspraeck zal verdwijnen, als het kafGa naar voetnoot777
 
Voor 't stuiven van den wint, koom ick gehoor te krijgen.
 
Men kan met glimpen eene onnoosle maeght betijgen,Ga naar voetnoot779
780[regelnummer]
Niet overtuigen: doch eer 't lasteren geloofGa naar voetnoot780
 
Ten hove wint, en groeit, wort my geraên ten hoof
 
Te klaegen, en in 't licht dit ongelijck te toonen.Ga naar voetnoot782
 
Ten minste magh mijn klaghte Adonias verschoonen,Ga naar voetnoot783
 
En vryen voor gevaer, uit zulck een lasterstuck
785[regelnummer]
Te schroomen: want hy, droef van 't koningklijck geluck
 
Misdeelt, en niet gekent voor 's vaders eerstgeboren,Ga naar voetnoot784-86
 
Behoorde, zonder schult, in zijn heer broeders toren,
 
Hem al te maghtigh, niet te sneuvelen, gelijckGa naar voetnoot788
 
Een die zich met verraet indringen wil in 't rijck.
790[regelnummer]
Daer komt de koningin. het voeghtme haer t'ontmoeten,Ga naar voetnoot790
 
En drywerf uit ontzagh eerbiedighlijck te groeten.
 
De hemel zegene de groote koningin.
 
De godtheit zegene van 's hemels hooge tin
 
Des konings moeder. dat zy lang geluckigh leve,
795[regelnummer]
En niemant ongestraft haer' opgangk tegenstreve.Ga naar voetnoot795
Bersaba:
 
Abizag, spruit uw wensch uit een oprecht gemoedt,Ga naar voetnoot796
 
En stemt die met uw hart, verwacht van ons al 't goet,
 
Dat 's konings kroon vermagh: maer spruitze uit een geweten,
[pagina 339]
[p. 339]
 
Van wederspannigheit en schalck bedrogh bezeten,Ga naar voetnoot799
800[regelnummer]
Zoo treffe een vloeck uw hooft, en drijve u uit het hof.
Abizag:
 
Genade, ô koningin, wanneer gaf ick u stof
 
Tot onbenoegen? wat verleider zaeit mistrouwenGa naar voetnoot802
 
En onmin tusschen ons? kon oit de zon aenschouwen
 
Twee eveneensgezinde als wy, die in den arm
805[regelnummer]
Van eenen koning korts noch lagen zacht en warm,Ga naar voetnoot805
 
Hem hielden lijf en ziel aen een door minzaem paeren,Ga naar voetnoot806
 
En schutten wat zijn hart kon quetsen en bezwaeren,Ga naar voetnoot807
 
En onderdrucken in dien zwacken ouderdom.
 
Wy stutten elck hem, als een vierige kolom,
810[regelnummer]
En vingen, toen hy storf den adem met de tippenGa naar voetnoot810
 
Van onzen rooden mont en liefelijcke lippen.
 
'K heb hem ten uitersten onscheibaer bygestaen:Ga naar voetnoot812
 
En komt dus plotsling uw betrouwen om te slaen?
 
Gy moght uw hart alleen Abizag toebetrouwen.Ga naar voetnoot814
815[regelnummer]
Geen koninginnen, geen van al des konings vrouwen
 
Verdienden dees gena ten hove: en zoudtge nu
 
Haer aenzien met den neck, afkeerigh stuur en schuw?Ga naar voetnoot817
 
Dat hoede Godt. dat durf, dat wil ick nimmer hoopen.
 
Mijn hart, dit zuiver hart (Godt weet het) staet noch open
820[regelnummer]
Alleen voor Berseba: gunt gy een' ander 't oor,
 
Zoo gun genadigh uwe Abizag, oock gehoor,
 
Eer gy haer ongehoort, en tegens recht en reden
 
Betight. dat voeght het hof, en hoffelijcke zeden.
Bersaba:
 
Geveinsde, waentge dus uw schande t'overkleên?Ga naar voetnoot824
825[regelnummer]
Hoe schoon gy 't quaet vermomt, men ziet door 't mommen heen.Ga naar voetnoot825
 
Woudt gy met 's konings zoon op dit beding verzaemen?Ga naar voetnoot826
 
En most men heden my voor mijnen zoon beschaemen
 
Door d'eerste voorbede en dit huwelijxverzoeck?
 
Gy waert my, simple duif, in 't veinzen veel te kloeck:Ga naar voetnoot829
830[regelnummer]
Maer veins uit al uw maght, en vlam op dertigh rijcken;Ga naar voetnoot830
 
Gy zult, als konings bruit, met geene rijxkroon prijcken.
 
Den prins Adonias zal 't eeuwigh rouwen, om
[pagina 340]
[p. 340]
 
Dat hy ter sluick dien wegh naer Davids troon opklom.
 
De boosheit wort een poos bedeckt met schoone glimpen,Ga naar voetnoot834
835[regelnummer]
Maer melt den meester haest. men magh geen tweewerf schimpenGa naar voetnoot835
 
Met majesteiten. neen, hy worstelt tegens Godt,
 
Wie tegens 's hemels wil en uitgedruckt verbodtGa naar voetnoot837
 
't Gezalfde en wettigh hooft naer zijne kroon durf steecken.
Abizag:
 
Genadighste, gedoogh dat wy een luttel spreecken
840[regelnummer]
Voor onze onnozelheit, en neem zoo lang gedult.Ga naar voetnoot840
Bersaba:
 
Onnozel zijtge niet.
Abizag:
 
gy zult de minste schult
 
By ons niet vinden, schoon hier schult in wort gevonden.Ga naar voetnoot842
Bersaba:
 
Ick weet Adonias heeft zich niet onderwondenGa naar voetnoot843
 
U aen te zoecken, of gy droeght 'er kennis af.Ga naar voetnoot844
Abizag:
845[regelnummer]
Dat 's waer, hy melde 't my in 't heenegaen. ick gaf
 
Mijn oordeel op dien eisch, en riedt den helt getrouwelijck,
 
Zoo kort na vaders doot, ontijdigh van geen houwelijck
 
Te reppen; een verzoeck, dat langsaem zou beslaen.Ga naar voetnoot848
 
Maer lichter kan men minne een' jongelingk ontraên,
850[regelnummer]
Dan minnaers, heet van gloet, intoomen en regeeren,
 
De liefde wil te noo 't geliefde pant ontbeeren.
Bersaba:
 
Dat gy met schijn van ernst hem 't huwelijck ontriet,
 
Stack 't vier in 's minnaers hart. 'k geloof u verder niet,Ga naar voetnoot853
 
Zagh door de trali, toen gy gingt naer Arons kooren,
855[regelnummer]
Wat hy u heimelijck toeluisterde in uwe ooren.Ga naar voetnoot855
Abizag:
 
Mevrou, verschoonme toch, met een den jongelingk.
 
Hy luisterde ons in 't oor hoe hy te raede gingk
 
In dit gewightigh stuck met geene onwijze heeren.Ga naar voetnoot858
Bersaba:
 
Dat zijn de valcken die dus schalck te zamen zweeren,
860[regelnummer]
Om prins Adonias te helpen aen het rijck.
[pagina 341]
[p. 341]
Abizag:
 
Aen rijck noch kroon: maer aen een eerlijck huwelijck,Ga naar voetnoot861
 
Gelijck een' prins betaemt, door voorbê van de moeder,
 
En loutere gena des konings, zijn' heer broeder.
Bersaba:
 
Tot noch toe worden my de raetsliên niet gemelt.
Abizag:
865[regelnummer]
Aertspriester Abjathar, en Joab, Davids helt,
 
En outste veltheer, bey beproefden, en getrouwen.
Bersaba:
 
Twee vogels, afgerecht om dit verraet te brouwen,Ga naar voetnoot867
 
Naerdienze met den neck beide aengezien ten hoof,
 
De klaeuwen willen slaen in zulck een' scepterroof.
Abizag:
870[regelnummer]
De hemel strafme, viel dit oit in mijn gedachten.
Bersaba:
 
De straf is voor de hant.Ga naar voetnoot871
Abizag:
 
mevrou kan dit verzachten,
 
Ten beste schicken by den koning, haeren zoon.
Bersaba:
 
Zoo holp ick hem en my om leven staet en kroon.Ga naar voetnoot873
 
'K verzocht het huwelijck uit alle mijn vermogen,
875[regelnummer]
En vindme in dit verzoeck te schandelijck bedrogen.Ga naar voetnoot875
 
Een prins, wien 't huwen luste ontbrack noit rijcke stof.
 
Men vintze in 't gansche rijck. hy hoeft geen schoone in 't hof
 
Te zoecken, om verraet te stichten, koninginnen
 
Te trouwen, en door haer het hart des volx te winnen.
880[regelnummer]
De hartquetzuur des staets, noch nauwelijx geheelt,Ga naar voetnoot880
 
Wort weder opgekrabt. hy rekent zich misdeeltGa naar voetnoot881
 
In 't erfrecht van de kroon. dit kan hy niet verduwen.
 
De koning vont den draet: nu zal het gansche kluwenGa naar voetnoot883
 
Haest volgen. dit verraet, in 't heimelijck gesticht,Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
Wort nagespoort. het wil, zoo helder als het licht,Ga naar voetnoot885
 
Opdaegen. Salomon, in zijn beleit zoo prijsbaer,Ga naar voetnoot886
 
Kon zijn gequetste kroon genezen heel bewijsbaer,Ga naar voetnoot887
[pagina 342]
[p. 342]
 
En heelen, zonder 't recht te schorten: maer hy gaet
 
Omzichtigh, en gebruickt gewight, en toets, en maet.
890[regelnummer]
Zoo vint geen lastervlack op zijne kroon te vatten.Ga naar voetnoot890
Abizag:
 
Ick wenschte Adonias met al mijn bloet en schatten
 
Te redden uit dien noot. mevrou, verschoon den helt,
 
Den zoon van David toch.
Bersaba:
 
indien verschoonen gelt,
 
Betrou de broeder zal den broeder eerst verschoonen:Ga naar voetnoot894
895[regelnummer]
Maer Godt die Salomon verhief op Davids troonen,
 
Eischt dat hy 't kroonrecht streng hanthave in zijne kracht.
 
Dit voeght den koningen van Abrahams geslacht,
 
Die, als het Godt behaeght, hunne eige vrucht niet spaeren.
Abizag:
 
Hou aen om uitstel, of de koning moght bedaerenGa naar voetnoot899
900[regelnummer]
In zijn verbolgenheit.
Bersaba:
 
wanneer een koning 't recht
 
En ongelijck in zijn verbolgenheit beslecht,Ga naar voetnoot901
 
Dan gaet de gramschap blint ter vierschaer voor de reden.Ga naar voetnoot902
 
De koning Salomon stapt met gewisse schreden
 
Zachtzinnigh naer den troon, voor 't storten van dit bloet.Ga naar voetnoot904
Abizag:
905[regelnummer]
Helaes, mijn bloet wort koudt van angst en schrick, mijn moedt
 
Loopt over. kan men nu geen hoop noch troost verwerven,Ga naar voetnoot905-906
 
En moet Adonias den doot zoo bitter sterven,
 
In 't bloeienst van zijn jeught? hoe boet men deze scha?Ga naar voetnoot908
Bersaba:
 
Zoo 't u geraden dunckt, beproef of gy gena
910[regelnummer]
Ten hove voor den troon van Salomon kunt winnen.
 
Daer komt de koning uit zijn kabinet van binnen,
 
Zwaermoedigh, hangends hoofts, en met dit recht belast.Ga naar voetnoot912
 
Vermurwtge 's konings hart: ick stel my zelve vast,Ga naar voetnoot913
 
En wil beloven 't zal aen Berseba niet hangenGa naar voetnoot914
915[regelnummer]
Hem weder in gena, gelijck voorheen, t'ontfangen.
[pagina 343]
[p. 343]
 
Mijn zoon heeft reede uw komst vernomen. hy ziet uit.
 
Verbidtge Adonias, en wort het recht gestuitGa naar voetnoot917
 
Door uw bemiddeling: de prins, noch onverwezen,Ga naar voetnoot918
 
Verrijzende, achte zich dan anderwerf verrezen.Ga naar voetnoot919
SALOMON. ABIZAG.
Salomon:
920[regelnummer]
Hoe krachtigh is de liefde in 't nijpen van den noodt.
 
Een weerelooze maeght ziet leven aen noch doot.Ga naar voetnoot921
 
Abizag komt bedruckt ten hove om troost, en midden
 
Door al de lijfwacht heene Adonias verbidden.Ga naar voetnoot923
 
Zy knielt. gy komt te spa, hier gelt geen nabeklagh.
925[regelnummer]
Indien voorbidden den betighten helpen magh,
 
Bidt voor u zelve, die den prins holpt harrenassen,Ga naar voetnoot926
 
En onder bruiloftsschijn den koning woudt verrassen.Ga naar voetnoot927
 
Hadt mijn heer vader u dees schalckheit toebetrout?Ga naar voetnoot928
 
Gy blonckt aen zijne kroon, gelijck gesteente in gout,
930[regelnummer]
En diende hem getrou voor andre bedtverwanten.Ga naar voetnoot930
 
Maer hy beschonck u milt met perlen en karkanten,Ga naar voetnoot931
 
En goot in uwen schoot een zee van schatten uit.
 
Uw gunst en schoonheit streeck dien koninglijcken buit.Ga naar voetnoot933
 
Doch geen miltdaedigheên een wufte vrou verbinden,Ga naar voetnoot934
935[regelnummer]
Die wispeltuurigh zich van allerhande winden
 
Beweegen laet, en, van staetzuchtigheit vervoert,Ga naar voetnoot936
 
Jerusalem en 't hof in brant zet, en beroert.Ga naar voetnoot937
 
Uw schoonheit en gezagh en rijckdom, zoo veel gaven
 
Den jongling prickelden om hooger aen te draven,Ga naar voetnoot939
940[regelnummer]
En zorgelijck en steil te grijpen naer den staf,Ga naar voetnoot940
 
Dien vader my door Godts gena rechtvaerdigh gaf.
 
Indien u 't huwen luste, en liepen uwe zinnen
 
Op eene wederga: wy, die uw heil beminnen,Ga naar voetnoot942-43
 
Niet min dan vader in zijn leven, hadden u
945[regelnummer]
De keur uit al het hof van zelf geschoncken: nuGa naar voetnoot945
[pagina 344]
[p. 344]
 
Misbruicktge uw' zegen, en, dat nimmer wort geleden,Ga naar voetnoot946
 
Wilt op ons staetgevaer u listigh uitbestedenGa naar voetnoot947
 
Aen broeder, dien gy jaeght in een gewisse doot.
 
Hoe onlangs is 't geleên dat hy ten outer vloot,Ga naar voetnoot949
950[regelnummer]
Verbaest een' vryburgh zocht om 't lijf in noot te bergen?Ga naar voetnoot950
 
En durf men mijn genade en goetheit weder tergen?Ga naar voetnoot951
 
Een die gewijt wert om Godts stammen te gebien,
 
Kan dees goeds moedts en koel dien lozen handel zien?Ga naar voetnoot953
 
Abizag, kon men u dees boosheit toebetrouwen?Ga naar voetnoot954
955[regelnummer]
Hoe wort die schoone prins misleit door list van vrouwen!
Abizag:
 
Genade, ô Salomon. geloof geen los gerucht.
Salomon:
 
Geen los noch loos gerucht. wat durf de scepterzuchtGa naar voetnoot957
 
Niet aengaen! meentge uw schult te decken met ontveinzen?Ga naar voetnoot958
Abizag:
 
De hartekenner kent de harten en gepeinzen,
960[regelnummer]
En weet dat geen verraet my in de zinnen schoot.
 
Hoe zoude ick eerloos, korts uw vaders bedtgenoot,Ga naar voetnoot961
 
En trouwe nootvriendin, my laeten blint bekooren,Ga naar voetnoot962
 
Om, tegens zijnen zin en wet, Godts uitverkoren
 
Te stooten uit dien troon, van Gode u toegeleght,Ga naar voetnoot964
965[regelnummer]
By Davids jongsten wil? dat waer het heiligh rechtGa naar voetnoot965
 
Ontheiligen. ick heb my voor mevrou, uw moeder,
 
Ontschuldight. wort'er schult gevonden by uw' broeder,Ga naar voetnoot966-67
 
En is de prins misleit, en jammerlijck vervloeckt;Ga naar voetnoot968
 
Ick kenme vry van schult. indien men 't onderzoeckt
970[regelnummer]
En naerspoort, geene smet zal in Abizag blijcken.Ga naar voetnoot970
 
Het stont met uw verlof hem vrij op huwelijcken
 
Te dencken: 't afslaen stont aen uwe majesteit.Ga naar voetnoot972
Salomon:
 
Sta op, kent gy u vry. 't is dan het loos beleitGa naar voetnoot973
 
Van trouweloozen, die ter offermaeltijt liepen,Ga naar voetnoot974
[pagina 345]
[p. 345]
975[regelnummer]
En, op bazuingeschal, geluck heer koning riepen,
 
Van alle stammen met triomfe toegestaen.Ga naar voetnoot976
 
Nu durf men weder stout dien onwegh inneslaen.Ga naar voetnoot977
Abizag:
 
Die misdaet wert gezoent, by uw heer vaders leven.
Salomon:
 
Het bleef gezoent, waer hy niet wederom gesteven.Ga naar voetnoot979
Abizag:
980[regelnummer]
Hy ziet niet verder dan door d'oude koninginGa naar voetnoot980
 
Abizag t'eischen tot een bruit en gemaelin.Ga naar voetnoot981
 
Dit huwlijck stelde hy aen zijn heer broeders zeggen:Ga naar voetnoot982
 
En toen hy heden my het huwen voor quam leggen,
 
Ontriet ick hem met ernst ten hoof naer my te staen,Ga naar voetnoot984
985[regelnummer]
Doch stelde my den wil des konings onderdaen.Ga naar voetnoot985
 
Hoe geeft mijn simpel hart dan stof tot achterdencken?Ga naar voetnoot986
Salomon:
 
Men zocht door deze trou de majesteit te krencken,Ga naar voetnoot987
 
En op uw bruiloft my te dingen naer den hals,Ga naar voetnoot988
 
Met eenen naer dees kroon.
Abizag:
 
Abizag was noit valsch:
990[regelnummer]
Hoe zouze op koningsmoort toeleggen ongenadigh?
Salomon:
 
Neef Joab in den aert is bitter en moordaedigh.Ga naar voetnoot991
 
Dat bleeck aen Abner en aen Amaza weleer,Ga naar voetnoot992
 
Twee helden in het spits van zijn vermomt geweerGa naar voetnoot993
 
Gesneuvelt, daer hem 't recht noch reên van staet te geven.Ga naar voetnoot994
995[regelnummer]
Hy wert met Abjathar van eenen geest gedrevenGa naar voetnoot995
 
Adonias, van zelf kroonzuchtigh, eenen smaeck
 
Te geven van verraet, en broederlijcke wraeck,Ga naar voetnoot996-97
 
En u van 't huwen met dien stouten prins. hier draeien
 
Dees voorbeên op. men zoeckt Abizag eerst te paeienGa naar voetnoot998-99Ga naar voetnoot999
[pagina 346]
[p. 346]
1000[regelnummer]
Met zulck een' bruidegom, de gading van haer jeught,Ga naar voetnoot1000
 
En dan, in 't midden van de feest en bruiloftsvreught,Ga naar voetnoot1001
 
Den jongsten broeder met zijn vaders zerck te decken.Ga naar voetnoot1002
Abizag:
 
Zou zich een broeders hant door broedermoort bevlecken?
Salomon:
 
Dat is gebleken aen den schalcken Absolon,
1005[regelnummer]
Die speelde 't Ammon by den wijn. staet SalomonGa naar voetnoot1004-5
 
Nu van Adonias een beter lot te hoopen?
Abizag:
 
Om Thamars schennis heeft zich Absolon verloopen,Ga naar voetnoot1007
 
Uit een geterghde wraeck: dat schelmstuck gaf hem stof.Ga naar voetnoot1008
Salomon:
 
En prins Adonias, onterft van vaders hofGa naar voetnoot1009
1010[regelnummer]
En kroone, kan dien smaet verkroppen noch verduwen;
 
Dies ziet de wraecklust uit, om, onder schijn van huwenGa naar voetnoot1011
 
Aen schoone Abizag stil door Joab, schelmsch van aert,Ga naar voetnoot1012
 
Zijn' broeder by den wijn te komen onder 't zwaert.Ga naar voetnoot1013
Abizag:
 
De koning wort bewaeckt met zijne leeusbanieren.Ga naar voetnoot1014
1015[regelnummer]
De koning zit bestuwt van hofwacht en staffieren.Ga naar voetnoot1015
Salomon:
 
Zoo dicht niet, of het gaept by wijlen voor of na.Ga naar voetnoot1016
 
Men slaet gelegenheit, en plaets en tijden ga.
 
De zee, by 't schoonste weêr, leght stil en op haer luimen.Ga naar voetnoot1018
 
Een storm steeckt schichtigh op: dan ziet men 't water schuimen,Ga naar voetnoot1019
1020[regelnummer]
En zich verheffen, dat het aen de starren plast.Ga naar voetnoot1020
 
Zoo vindt de zeeman, die niet opwaeckt, zich verrast,Ga naar voetnoot1021
 
En strijckt het zeil te spade, en kan het roer niet dringen.Ga naar voetnoot1022
 
Een koning wapene zich veiligh voor bespringen.
 
Wy willen schrap staen, eer al 't stamhuis, bly van geest,
1025[regelnummer]
En vrolijck by den wijn, op dat geveinsde feest,
[pagina 347]
[p. 347]
 
Eenstemmigh uitroepe, op geklanck van moortbazuinen:Ga naar voetnoot1026
 
Lang leef de koning, en de koningin van Suinen.Ga naar voetnoot1027
 
Wy willen tijdigh eerst de hant slaen aen dien rey.Ga naar voetnoot1028
Abizag:
 
Natuur, die my beschonckt met schoonheit, hoe beschrey
1030[regelnummer]
Ick uw miltdaedigheit en schadelijcke gaven,
 
Die prins Adonias, den koningklijcken braven,Ga naar voetnoot1031
 
Ten val gedijen! och, had koning David myGa naar voetnoot1032
 
Gelaeten buiten 't hof, zoo moght Abizag, vry
 
Van achterdencken, in het bloeienst van heur jaeren,Ga naar voetnoot1034
1035[regelnummer]
En buiten opspraeck, met een wedergade paeren.Ga naar voetnoot1035
 
Nu is Abizag, flus noch 's konings bedtgenoot,Ga naar voetnoot1036
 
Eene oirzaeck van des zoons al t'onverdiende doot.
Salomon:
 
Abizag niet, maer door haer trou ten troon te stijgen,Ga naar voetnoot1038
 
Dat's oirzaeck van zijn doot.
Abizag:
 
'k zal dan van d'oirzaeck zwijgen.
1040[regelnummer]
De stam van Jesse ontzey noit vyant zijn gena,Ga naar voetnoot1040
 
En minst den eigen zoon, die, zonder wederga
 
In wederspannigheit, den vader dong naer 't leven.Ga naar voetnoot1041-42
Salomon:
 
Door vaders goetheit wert de boosheit meer gestevenGa naar voetnoot1043
 
Toen Absolon, gesterckt van aller stammen stem,Ga naar voetnoot1044
1045[regelnummer]
Hem sedert met gewelt dreef uit Jerusalem,
 
En in zijn ballingschap gewapent naer quam zetten.Ga naar voetnoot1046
Abizag:
 
Zoudt gy uw eerste recht met broederbloet besmetten?Ga naar voetnoot1047
Salomon:
 
Met geen onschuldigh, maer strafschuldigh broedersbloet:
Abizag:
 
Het maeghschap grenst te na.Ga naar voetnoot1049
[pagina 348]
[p. 348]
Salomon:
 
wie naer de kroon steeckt moet
1050[regelnummer]
Het boeten met den hals. de kroon lijdt geen verschooning.Ga naar voetnoot1050
 
Dees misdaet quetst het hart des rijx, dat is de koning,
 
Het eigen beelt van Godt, op 't rijxaltaer gewijt.
Abizag:
 
En Godt schelt daeghlijx zelf der boozen misdaet quijt.Ga naar voetnoot1053
 
Zoo beelt de koning best de Godtheit uit naer 't leven.Ga naar voetnoot1054
1055[regelnummer]
De Godtheit treckt min lof uit straf dan uit vergeven.Ga naar voetnoot1055
Salomon:
 
De Godtheit in het recht ziet geen persoonen aen.Ga naar voetnoot1056
Abizag:
 
Gena kan eeuwigh, geen gestrengheit lang bestaen.Ga naar voetnoot1057
 
Men geeft den koningen den titel van genadigh.Ga naar voetnoot1058
 
De faem van goetheit, licht verzoenbaer, en weldaedigh,Ga naar voetnoot1059
1060[regelnummer]
Verleent meer luisters aen den opgangk van uw rijck.Ga naar voetnoot1060
Salomon:
 
Noit droegh een rijck gerust twee koningen gelijck,Ga naar voetnoot1061
 
Gelijck de weerelt geen twee zonnen kan gedoogen.
Abizag:
 
Een rijxzon Salomon verheught der stammen oogen:Ga naar voetnoot1063
 
Hoe zouze Abizag dan bedroeven in den zoonGa naar voetnoot1064
1065[regelnummer]
Van David, die u zette in 't gout van dezen troon?
 
Geen vleier van het hof misleide u met zijn treken.Ga naar voetnoot1066
Salomon:
 
Abizag rust. het recht wort met dit tegenspreeckenGa naar voetnoot1067
 
Eer aengeterght, en min geleenight, en verzacht.Ga naar voetnoot1068
 
Gy wort ten hove met dees voorspraeck meer verdacht.
Abizag:
1070[regelnummer]
Genadighste, gedoogh dat wy ons zelven quijten.Ga naar voetnoot1070
Salomon:
 
Zoo quijt u dan heel kort. dit jammeren, dit krijten,
[pagina 349]
[p. 349]
 
Dit kermen vordert niet. nu klaegh uw hart voort uit.Ga naar voetnoot1072
 
Het recht gaet zijnen gangk. kort af uw klaghte, en sluit.Ga naar voetnoot1073
Abizag:
 
Genadighste, eene maeght is teder,
1075[regelnummer]
En allerteêrst in dit geval,
 
Daer 't 's konings broeder gelden zal.Ga naar voetnoot1076
 
Ick worpme aen uwe voeten neder,Ga naar voetnoot1077
 
Als voor een' vryburgh in den noot.Ga naar voetnoot1078
 
Gekerm noch traenen kunnen baeten.
1080[regelnummer]
Vergeefme, ick moet mijn traenen laeten.
 
Verdiende Adonias de doot,
 
Zoo wijt het my. is dit te stuiten;
 
Gy kunt Abizag, waert veracht,Ga naar voetnoot1083
 
By vaders vrouwen, dol verkracht
1085[regelnummer]
Van Absolon, met muuren sluiten.Ga naar voetnoot1084-85
 
Zoo kanze door dit huwelijck
 
Den jonglingk niet ten troone opvoeren,
 
Noch door haer staetzucht 't rijck beroeren.Ga naar voetnoot1088
 
O Salomon, ô licht van 't rijck,
1090[regelnummer]
Verdoof den glans der majesteitenGa naar voetnoot1090
 
Niet in uw' broeder met de kling:
 
Zoo moetge by nakomelingGa naar voetnoot1092
 
En nazaet voor uwe eer niet pleiten.
 
Gena, geen recht zy uw besluit.
1095[regelnummer]
Kies van dees beide 't veilighste uit.
Salomon:
 
Rijs op, Abizag. wy, gedient by 't meeste voordeel,Ga naar voetnoot1096
 
Beloven u voor Godt door geen ontijdigh oordeel
 
Noch hem, noch 't heil des volx, noch onzen naem en eer
 
Te quetsen. neen gewis: betrou dat nimmermeer.Ga naar voetnoot1099
1100[regelnummer]
Wy willen 't heiligh recht om gunst noch afgunst buigen,Ga naar voetnoot1100
 
Noch op een donkre blijck maer wettige getuigenGa naar voetnoot1101
 
Het vonnis vellen; 't zy men 't recht uitvoere, of zwicht'.Ga naar voetnoot1102
 
Zoo schroomen wy geensins 's volx opspraeck, noch het licht.
[pagina 350]
[p. 350]
 
Dees zwaerigheit treft my, zijn' broeder, eerst in 't harte.Ga naar voetnoot1104
1105[regelnummer]
Rijs op Abizag. God verlichte u in dees smerte.
BANAJAS. SALOMON.
Banajas:
 
Genadighste, ick verwacht, tot 's konings dienst bereit,
 
In dezen stant den last van uwe majesteit.Ga naar voetnoot1107
Salomon:
 
Hoe gaet het, Banajas? wat mompelen de lieden?
 
Zal prins Adonias, of Salomon gebieden?
Banajas:
1110[regelnummer]
Elck heeft de bruiloft van Abizag in den mont.Ga naar voetnoot1110
Salomon:
 
Wat dunckt u van dees bruit, en zulck een trouverbont?
Banajas:
 
Z'is teffens rijck, en schoon, en, boven haere dagenGa naar voetnoot1112
 
En kunne, alreede wijs. zou zy den zoon mishaegen,
 
Een maeght, die vader, zwack van ouderdom, beviel?
Salomon:
1115[regelnummer]
Zy kent geen wederga. de glanssen van haer ziel
 
En geest, die door de wolck van 't schoone lichaem straelen,
 
Verbeelden 't ooge, dat een engel neêr quam daelenGa naar voetnoot1117
 
In menschelijcken schijn, met sterflijckheit bekleet.Ga naar voetnoot1118
 
Natuur heeft teffens al het eêlste aen haer besteet.
1120[regelnummer]
Zoo 't eerstgeboorterecht niet street met vaders orden,
 
En Godt, die my verhief, wat konze minder wordenGa naar voetnoot1120-21
 
Als koningin van 't rijck? want schoon het hof haar riep,
 
En zy, gelijck een roos, in vaders armen sliep,
 
Z'is noit van hem gerept, maer zuiver maeght gebleven:Ga naar voetnoot1124
1125[regelnummer]
En storf ick kinderloos, 'k wou haer aen broeder geven:Ga naar voetnoot1125
 
Nu staet Adonias te vroegh op voor den tijt,Ga naar voetnoot1126
 
En terght de wettigheit, ter heerschappy gewijt.Ga naar voetnoot1127
 
Zoo vader David my dit voorrecht had geweigert;
 
Ick waer te vrede, en hy ten rijxtrappe opgesteigertGa naar voetnoot1129
1130[regelnummer]
Met 's volx toejuichen: nu verbintme staet en plicht
[pagina 351]
[p. 351]
 
Te hindren dat my geen onterfde sta in 't licht.Ga naar voetnoot1131
 
Heer vader spelde lang mijn' opgang door de galmen
 
Van hemelsch harpgezangk, en stroide olijf en palmen
 
Den vredevorst ter eere, en zette in 't lang en breêGa naar voetnoot1134
1135[regelnummer]
Mijn grenzepaelen uit, van d'eene aen d'andre zee,Ga naar voetnoot1135
 
Van Faroos Nijl tot aen d'Eufraet, en Nimrots stroomen:
 
En durf Adonias vermeten my 's rijxtoomenGa naar voetnoot1137
 
Ontrucken tegens Godts en vaders jongsten wil?Ga naar voetnoot1138
Banajas:
 
Indien men spreecken magh in broederlijck geschil,Ga naar voetnoot1139
1140[regelnummer]
Het voeght onwettigen voor wettigen te wijcken,
 
En Godts orakelen. men magh de dertigh rijcken
 
In een gesmolten niet verdeelen: dat staet vast.
 
Het is geen suffens tijt. 't gemor der burgren wastGa naar voetnoot1143
 
Alle oogenblicken aen. zoo veele aenhangelingen,Ga naar voetnoot1144
1145[regelnummer]
Die onlangs met gejuich ter offermaeltijt gingen,
 
Om prins Adonias te helpen op den stoel,Ga naar voetnoot1146
 
Verwachten 't woort van hem: en wiltge stil en koel
 
Van ver dit aenzien: hy zal d'eerste rol herspelen.Ga naar voetnoot1148
 
Het oproer kanckert in. men moet staetkanker heelenGa naar voetnoot1149
1150[regelnummer]
Met vier en yzer, eer die inkruip' naer het hart.Ga naar voetnoot1150
Salomon:
 
Ick vindme van weêrzy benepen en benart.Ga naar voetnoot1151
 
Hier staet mijn wettigh recht, daer d'opspraeck en de laster;
 
Hier 's huwlijx aenzoeck, daer 't gevolgh. wy dienden vaster
 
In 't vonnissen te gaen, om door geen los besluitGa naar voetnoot1153-54
1155[regelnummer]
Te slibbren. bloetrecht eischt een klaer bewijs vooruit,Ga naar voetnoot1155
 
Dat op getuigen rust van onbesproke koppen.Ga naar voetnoot1156
 
Men hoeft veel stofs, om al wat gaept den mont te stoppen;Ga naar voetnoot1157
 
Dies liet ick door de stadt naerspooren wat'er broeit,Ga naar voetnoot1158
 
En wacht getuigen, hoe hier Joab onder roeit,Ga naar voetnoot1159
1160[regelnummer]
Met Abjathar. bezet terstont de poort en vesten
 
Van Davids stadt met wacht van alle vier gewesten.
[pagina 352]
[p. 352]
 
Gy hebt de Kreten en de Plethen in uw' eedt.Ga naar voetnoot1162
 
Ga daetlijck heene, en hou u op mijn leus gereet.Ga naar voetnoot1163
REY VAN HOFJOFFEREN.
Zangk:
 
Had Jesses jongste zoon niet verder
1165[regelnummer]
  Dan 's vaders stal gezien,
 
Genoeght te leven, als een herder,Ga naar voetnoot1166
 
En kudden te gebiên;
 
Hoe vrolijck zouden zijne zoonen
 
Den haet en nijt ontgaen,
1170[regelnummer]
En onbekoort naer koningskroonenGa naar voetnoot1170
 
Noch heerschappyen staen!
 
De kroonzucht, nu hun aengeboren
 
In 't vaderlijcke hof,
 
Komt reis op reis het hart bekooren,
1175[regelnummer]
  En geeft krackeelen stof.Ga naar voetnoot1175
 
Hoewel de princen snel, als schimmen,
 
Verdwijnen uur op uur,
 
Noch zoeckenze al in top te klimmen,
 
Op 't wanckele avontuur.Ga naar voetnoot1179
1180[regelnummer]
Men vint geen rust in koningshoven.
 
Het hooge daelt: het laegh stijght boven.
Tegenzangk:
 
De zoons belaegen eige vaders,
 
De broeder 's broeders staet.
 
Het hof krioelt van aertsverraders.
1185[regelnummer]
  Elck vlamt op eige baet.Ga naar voetnoot1185
 
Men leght op rooven toe en moorden.
 
Geveinstheit, vol bedrogh,
 
Verlockt een duif met schoone woorden.
 
De koning staet, och och,
1190[regelnummer]
Gereet alle oogenblick te glijden.
 
Biet Godt hem niet de hant,
 
Hy stort, ten schimp van die 't benijden.Ga naar voetnoot1192
 
De rijcke tullebant
 
Geneest geen hooftpijn, purpre broozenGa naar voetnoot1194
[pagina 353]
[p. 353]
1195[regelnummer]
  Voetevel nochte smart.Ga naar voetnoot1195
 
In doornen pluckt men geur van roozen.Ga naar voetnoot1196
 
De mont is niet als 't hart.Ga naar voetnoot1197
 
De goude kelck schenckt moortvenijnen.
 
De dingen zijn niet als zy schijnen.
Toezangk:
1200[regelnummer]
  Godt zelf had Jesses zoon
 
Ter heerschappy gekoren,
 
En met den olihorenGa naar voetnoot1202
 
Door Samuël uit 's hemels troon
 
Gezalft by koning Sauls leven.
1205[regelnummer]
Hy kreegh dan 't rijck, niet aengedreven
 
Van kroonzucht, maer door 't hoogh bevelGa naar voetnoot1206
 
Geopenbaert aen Samuël.
 
Zoo volghde Salomon die gangen;Ga naar voetnoot1208
 
Dies zal hy 't rijck, van Gode ontfangen,
1210[regelnummer]
  Bezitten, rijck van majesteit,
 
In vrede en volle heerlijckheit.
 
Laet ons ter hutte Godt gaen smeecken.Ga naar voetnoot1212
 
Godt kan der boozen aenslagh breecken.

voetnoot770
eerst: pas.
voetnoot771
besproken: in kwaad gerucht gebracht (Ned. Wdb. II, 2086).
voetnoot775
durf men verkorten: durft men te kort doen aan.
voetnoot776
stooren: verontrusten (Mnl. Wdb. VII, 2226).
voetnoot777
opspraeck: laster.
voetnoot779
met glimpen: met schijn van recht; betijgen: aanklagen.
voetnoot780
overtuigen: haar schuld aantonen (Ned. Wdb. XI, 2143).
voetnoot782
ongelijck: (het mij aangedane) onrecht; in 't licht te toonen: in het licht te stellen.
voetnoot783
magh: kan.
voetnoot784-86
vryen: vrijwaren; uit zulck een lasterstuck te schroomen: dat, gelijk te vrezen is, uit zulk een schandelike aantijging kan voortkomen; misdeelt van: geen deel hebbend aan; gekent voor: erkend als.
voetnoot788
te sneuvelen: ten val te komen.
voetnoot790
t'ontmoeten: tegemoet te gaan.
voetnoot795
haer' opgangk tegenstreve: haar macht, haar invloed vermindere.
voetnoot796
oprecht: rechtschapen.
voetnoot799
bezeten van: vervuld met; schalck: listig.
voetnoot802
onbenoegen: ongenoegen.
voetnoot805
eenen: een zelfde; korts: kort geleden.
voetnoot806
hielden lijf en ziel aen een: hem in het leven hielden; minzaem: liefdevol.
voetnoot807
schutten: afweerden.
voetnoot810
storf: stierf.
voetnoot812
ten uitersten: in zijn laatste ogenblikken; onscheibaer: onafscheidelik.
voetnoot814
toebetrouwen: toevertrouwen.
voetnoot817
stuur: stuurs, vertoornd; schuw: synon. van afkerig.
voetnoot824
t'overkleên: te bemantelen.
voetnoot825
vermomt: achter een masker verbergt (vgl. mommen).
voetnoot826
beding: afspraak; verzaemen: huwen.
voetnoot829
kloeck: listig.
voetnoot830
vlam op: verlang vurig naar.
voetnoot834
glimpen: schijn, voorwendsel.
voetnoot835
melt: verraadt; haest: weldra; schimpen: de spot drijven.
voetnoot837
Wie: die; uitgedruckt: uitdrukkelik.
voetnoot840
onnozelheit: onschuld.
voetnoot842
schoon hier schult in wort gevonden: al zou er van schuld sprake zijn.
voetnoot843
zich onderwonden: het aangedurfd.
voetnoot844
aen te zoecken: ten huwelik te vragen.
voetnoot848
beslaen: zijn beslag krijgen, ingewilligd worden (Ned. Wdb. II, 2027).
voetnoot853
Stack 't vier: ontstak het vuur.
voetnoot855
toeluisterde: toefluisterde (vgl. vs. 857).
voetnoot858
geen onwijze: zeer verstandige.
voetnoot861
eerlijck: eervol.
voetnoot867
vogels: vgl. valcken in vs. 859.
voetnoot871
voor de hant: nabij.
voetnoot873
holp om: beroofde van.
voetnoot875
te: zeer.
voetnoot880
hartquetsuur: de wonde (door David's dood).
voetnoot881
opgekrabt: opengekrabd.
voetnoot883
den draet: de eerste gegevens om het komplot (het kluwen) op het spoot te komen.
voetnoot884
Haest: weldra.
voetnoot885
wil: zal.
voetnoot886
Opdaegen: aan den dag komen; prijsbaer: loffelik.
voetnoot887
heel bewijsbaer: op grond van duidelike aanwijzingen had hij dadelik het recht zijn loop kunnen laten (zonder 't recht te schorten, vs. 888).
voetnoot890
vint te vatten: kan vat krijgen op; lastervlack: smet door onrechtmatige daad.
voetnoot894
zal eerst: zal de eerste zijn die.
voetnoot899
Hou aen: dring aan; of: in afwachting of.
voetnoot901
ongelijck: onrecht.
voetnoot902
voor de reden: in plaats van de rede, het verstand.
voetnoot904
Zachtzinnigh: bedachtzaam.
voetnoot905-906
mijn moedt (= gemoed) loopt over: ik ben mijn aandoeningen niet meer meester.
voetnoot908
bloeienst: bloeiendst; boet: herstelt.
voetnoot912
Zwaermoedigh: gedrukt; hangends hoofds (absolute genitief): met hangend hoofd; met dit recht belast: gebukt onder deze rechterlike plicht.
voetnoot913
ick stel my zelve vast: ik verbind mij er toe(?).
voetnoot914
niet hangen aen: niet liggen aan.
voetnoot917
Verbidtge Adonias: verkrijgt gij door uw voorbede genade voor Adonias; recht: vonnis.
voetnoot918
onverwezen: niet veroordeeld.
voetnoot919
anderwerf: zie 1 Koningen 1, 50-53; verrezen: in eer hersteld.
voetnoot921
ziet aen: geeft acht op.
voetnoot923
Adonias verbidden: zie vs. 917.
voetnoot926
holpt: hielpt; harrenassen: zich wapenen, fig. voor: de aanslag beramen.
voetnoot927
onder bruiloftsschijn: onder het voorwendsel dat het slechts om een huwelik te doen was (vgl. 684).
voetnoot928
u dees schalckheit toebetrout: deze boosaardige list van u verwacht.
voetnoot930
voor andre bedtverwanten: boven andere echtgenoten.
voetnoot931
karkanten: halssieraden van goud of edelgesteenten (Ned. Wdb. VII, 1621).
voetnoot933
gunst: liefde; streeck: verwierf.
voetnoot934
verbinden: zijn in staat om te binden.
voetnoot936
van staetzuchtigheit vervoert: door heerszucht meegesleept.
voetnoot937
beroert: in beroering brengt.
voetnoot939
hooger aen te draven: naar een hogere positie te streven.
voetnoot940
zorgelijck en steil: met inspanning en moeite (vgl. De Roomsche Lier, vs. 78: verdrietigh en steyl); staf: scepter.
voetnoot942-43
liepen uwe zinnen op: ging uw verlangen uit naar.
voetnoot945
van zelf: uit eigen beweging.
voetnoot946
dat nimmer wort geleden: wat nooit geduld kan worden.
voetnoot947
op ons staetgevaer: onze positie in gevaar brengend; u uitbesteden: in het huwelik treden.
voetnoot949
vloot: vluchtte.
voetnoot950
Verbaest: ontsteld; vryburgh: vgl. vs. 436.
voetnoot951
mijn genade tergen: mij, ondanks mijn genade, prikkelen.
voetnoot953
dien lozen handel: die listige handelwijze.
voetnoot954
toebetrouwen: zie vs. 928.
voetnoot957
loos: onjuist (oorspr. ledig); durf: durft; scepterzucht: heerszucht.
voetnoot958
aengaen: ondernemen.
voetnoot961
korts: nog kort geleden.
voetnoot962
nootvriendin: vriendin in nood.
voetnoot964
toegeleght van: toebedeeld door.
voetnoot965
By: door.
voetnoot966-67
my ontschuldight: mijn onschuld aangetoond.
voetnoot968
verkloeckt: verschalkt.
voetnoot970
naerspoort: naspoort.
voetnoot972
Te dencken op: te denken aan; 't afslaen: de weigering.
voetnoot973
kent gy u vry: als gij u van geen schuld bewust zijt; loos beleit: listig plan.
voetnoot974
trouweloozen: zie 1 Koningen 1, 7-vlg.
voetnoot976
Van: door.
voetnoot977
stout: vermetel; onwegh: verkeerde weg (Ned. Wdb. X, 2204).
voetnoot979
gesteven: gesterkt (in zijn misdadig plan).
voetnoot980
ziet niet verder: heeft geen verdere bedoelingen.
voetnoot981
eischen: vragen.
voetnoot982
stelde hy aen zijn heer broeders zeggen: liet hij afhangen van de uitspraak, de beslissing, van zijn broeder (zeggen: scheidsrechterlike uitspraak; Mnl. Wdb. VII, 913).
voetnoot984
naer my te staen: naar mijn hand te dingen.
voetnoot985
onderdaen: onderdanig, onderworpen.
voetnoot986
achterdencken: boze vermoedens.
voetnoot987
deze trou: dit huwelik.
voetnoot988
te dingen naer den hals: naar het leven te staan.
voetnoot991
in den aert: van karakter; bitter: onbarmhartig.
voetnoot992
Abner en Amaza: zie 2 Sam. 2, 13-17 en 20, 9-10.
voetnoot993
van zijn vermomt geweer: door zijn heimelik verborgen wapen.
voetnoot994
daer hem 't recht noch reên van staet te geven: waarvoor hij nog verantwoording schuldig is tegenover het recht (de rechter).
voetnoot995
van eenen geest: door dezelfde gezindheid.
voetnoot996-97
van zelf: uit zich zelf reeds; eenen smaeck te geven van: lust te doen krijgen in; broederlijcke wraeck: wraak tegen een broeder.
voetnoot998-99
stouten: vermetele; hier draeien dees voorbeên op: dat is de eigenlike bedoeling van deze voorbeden.
voetnoot999
te paeien: tevreden te stellen, over te halen.
voetnoot1000
de gading van haer jeught: die past bij haar jeugd, die haar jeugd behaagt (Ned. Wdb. IV, 133).
voetnoot1001
de feest (bij V. óók vrouwelik).
voetnoot1002
met zijn vaders zerck te decken: bij zijn vader te begraven.
voetnoot1004-5
schalcken: misdadige; speelde 't (klaar): leverde, lapte 't (in deze betekenis niet in het Ned. Wdb.); by: door. Zie 2 Sam. 13, 28-29.
voetnoot1007
Thamars schennis: de schending van zijn zuster Thamar. Zie 2 Sam. 13, 1-14; heeft zich verloopen: is zich te buiten gegaan, is tot zijn schandelike daad gekomen.
voetnoot1008
een geterghde wraeck: wraak waartoe hij geprikkeld was.
voetnoot1009
onterft: beroofd, verdreven van.
voetnoot1011
Dies: daarom.
voetnoot1012
schelmsch: misdadig.
voetnoot1013
te komen onder 't zwaert: zie bij vs. 561.
voetnoot1014
leeusbanieren: banieren waarop de leeuw van Juda is afgebeeld.
voetnoot1015
bestuwt van: omringd door; staffieren: lijfwacht (oorspr. stafdragers).
voetnoot1016
het gaept: er is een opening.
voetnoot1018
leght: ligt; op haer luimen: op de loer.
voetnoot1019
schichtigh: plotseling.
voetnoot1020
dat: zodat; plast: spat.
voetnoot1021
opwaeckt: wakker wordt, acht geeft.
voetnoot1022
dringen: in de juiste stand brengen(?).
voetnoot1026
moortbazuinen: bazuinen die oproepen tot moord.
voetnoot1027
Suinen: in de Bijbel de stad Sunem, woonplaats van Abizag, ‘de Sunamitische’.
voetnoot1028
de hant slaen aen: aangrijpen; rey: stoet, troep.
voetnoot1031
braven: dappere.
voetnoot1032
Ten val gedijen: oorzaak zijn van zijn val.
voetnoot1034
achterdencken: achterdocht, jegens haar gekoesterd.
voetnoot1035
opspraeck: kritiek.
voetnoot1036
flus: kort te voren.
voetnoot1038
maer door haer trou ten troon te stijgen: maar de omstandigheid dat Adonias door haar huwelik de troon hoopte te beklimmen.
voetnoot1040
De stam: het koningshuis.
voetnoot1041-42
zonder wederga in wederspannigheit: met weergaloze weerspannigheid; dong naer: stond naar.
voetnoot1043
meer gesteven: nog versterkt.
voetnoot1044
van: door; stem: instemming.
voetnoot1046
naerzetten: vervolgen.
voetnoot1047
recht: rechterlike uitspraak.
voetnoot1049
De familiebetrekking is te na; naer de kroon steeckt: zie vs. 260-61.
voetnoot1050
lijdt geen verschooning: leent geen gehoor aan vergoelijkende woorden.
voetnoot1053
zelf: zelfs.
voetnoot1054
Dan is het beste dat de koning enz.
voetnoot1055
treckt min lof uit straf: wordt minder geprezen om zijn straffen.
voetnoot1056
in het recht: waar het aankomt op recht doen; ziet geen persoonen aen: is onbevooroordeeld tegenover de personen.
voetnoot1057
Gena kan eeuwigh (bestaan).
voetnoot1058
Men acht genadigheid aan het koningschap eigen. Of: men spreekt de koning aan met Genadighste (zie vs. 1070).
voetnoot1059
weldaedigh: geneigd het goede te doen.
voetnoot1060
opgangk: toenemende bloei.
voetnoot1061
droegh: verdroeg; gelijck: tegelijk.
voetnoot1063
Accent op Eén.
voetnoot1064
bedroeven in: leed aandoen door de zoon te treffen.
voetnoot1066
misleide (conjunctief); treken: listen.
voetnoot1067
rust: dring niet verder aan.
voetnoot1068
aengeterght: geprikkeld, aangezet tot krasse maatregelen.
voetnoot1070
dat wy ons zelven quijten: onze plicht vervullen.
voetnoot1072
vordert: baat; klaegh uw hart voort uit: stort verder uw hart uit in klachten.
voetnoot1073
kort af: bekort; sluit: eindig.
voetnoot1076
Daer: waar.
voetnoot1077
worp: werp.
voetnoot1078
vryburgh: vgl. vs. 436.
voetnoot1083
waert veracht: waard om geminacht te worden.
voetnoot1084-85
vaders vrouwen. Zie David in Ballingschap, Inhoudt, r. 49-50; Van: door; met muuren sluiten: opsluiten (in het algemene vrouwenverblijf).
voetnoot1088
staetzucht: heerszucht.
voetnoot1090
Verdoof: doof uit.
voetnoot1092
moetge: behoeft ge.
voetnoot1096
gedient by: gebaat door.
voetnoot1099
betrou dat nimmermeer: reken daar niet op.
voetnoot1100
afgunst: hier het tegengestelde van gunst: genegenheid.
voetnoot1101
Noch: en niet; een donckre blijck: een onvast bewijs; getuigen: bewijsstukken.
voetnoot1102
zwicht': toegeve, dus: niet straffe.
voetnoot1104
eerst: in de eerste plaats.
voetnoot1107
In dezen stant: nu de zaak zo staat; last: order.
voetnoot1110
heeft in den mont: spreekt over.
voetnoot1112
teffens: tegelijk.
voetnoot1117
Verbeelden 't ooge: doen het oog verbeelden.
voetnoot1118
schijn: gedaante.
voetnoot1120-21
Als Adonias, de eerstgeborene, koning had kunnen worden, wat door Vaders beschikking en Gods wil verhinderd is.
voetnoot1124
van: door; gerept: aangeraakt, d.w.z. van haar maagdelikheid beroofd; zuiver: reine.
voetnoot1125
storf: stierf.
voetnoot1126
staet op: verheft zich, maakt aanspraak op de troon.
voetnoot1127
terght: trotseert.
voetnoot1129
en hy (waer); opgesteigert: opgestegen.
voetnoot1131
hindren: verhinderen; sta in 't licht: in de weg sta.
voetnoot1134
in 't lang en brêe: naar alle zijden.
voetnoot1135
Mijn grenzepaelen: de grenzen van mijn rijk.
voetnoot1137
durf: durft; vermeten: in zijn aanmatiging (Mnl. Wdb. VIII, 2133).
voetnoot1138
jongsten: laatste.
voetnoot1139
spreecken in: zich mengen in.
voetnoot1143
suffens tijt: tijd voor dralen.
voetnoot1144
aenhangelingen: aanhangers.
voetnoot1146
stoel: troon.
voetnoot1148
herspelen: ten tweeden male spelen.
voetnoot1149
kanckert in: dringt diep door, breidt zich uit, gelijk de kanker.
voetnoot1150
Met vier en yzer: door uitbranden en uitsnijden.
voetnoot1151
benart: in 't nauw gebracht.
voetnoot1153-54
't gevolgh: de gevolgen er van; vaster te gaen: door te tasten.
voetnoot1155
slibbren: uitglijden; bloetrecht: recht op doodvonnis.
voetnoot1156
getuigen: zie vs. 1101; onbesproke: waarop niets aan te merken valt.
voetnoot1157
Men behoeft nauwkeurige kennis van omstandigheden om alle kritiek het zwijgen op te leggen.
voetnoot1158
Dies: daarom.
voetnoot1159
hier onder roeit: de onrust aanstookt. Vgl. Lucifer, vs. 713.
voetnoot1162
de Kreten en de Plethen: de lijfwacht (vgl. David in Ballingschap, vs. 765); in uw eedt: als soldaten die u de eed van trouw zwoeren.
voetnoot1163
op mijn leus: op mijn bevel. Leus: teken om een onderneming te beginnen (Ned. Wdb. VIII, 1700).
voetnoot1166
Genoeght te leven: vergenoegd, tevreden met.
voetnoot1170
onbekoort: niet aan verleiding blootgesteld.
voetnoot1175
krackeelen stof: stof tot twisten.
voetnoot1179
Op 't wanckele avontuur: Vondel denkt hier aan het bekende wentelende rad van avontuur.
voetnoot1185
vlamt op eige baat: verlangt vurig naar eigen voordeel.
voetnoot1192
ten schimp: tot spot; 't benijden: nl. hem zijn hoge positie benijden.
voetnoot1194
broozen: schoeisel.
voetnoot1195
Voetevel: gebrek, pijn aan de voet (evel = euvel, kwaal).
voetnoot1196
geur van roozen: geurige rozen.
voetnoot1197
De mond uit niet wat in 't hart verborgen blijft.
voetnoot1202
olihoren: vgl. vs. 625.
voetnoot1206
Van: door.
voetnoot1208
die gangen: dat voorbeeld.
voetnoot1212
ter hutte: in de tempel.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Vondel (10 dln) (WB-editie)


auteurs

  • Leo Simons

  • C.R. de Klerk

  • J. Prinsen J.Lzn

  • H.W.E. Moller

  • B.H. Molkenboer

  • J.F.M. Sterck

  • L.C. Michels

  • C.G.N. de Vooys

  • C.C. van de Graft

  • J.D. Meerwaldt

  • A.A. Verdenius


Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank