De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
(1936)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 338]
| |
Het derde bedryf.
ABIZAG. BERSABA.
Abizag:
770[regelnummer]
'K heb 's konings oogen, tot mijn droefheit, eerst geloken,Ga naar voetnoot770
En wort ten hove alree gelastert en besproken,Ga naar voetnoot771
Als of ick weifelde, en, lichtvaerdigh in mijn trou,
Den prins Adonias ten troone opvoeren wou,
Waeruit hy onlangs van de trappen neêr quam storten.
775[regelnummer]
Zoo durf men reuckeloos mijn' naem en faem verkorten,Ga naar voetnoot775
En stooren 't nieuwe rijck des zoons op 's vaders graf:Ga naar voetnoot776
Maer al deze opspraeck zal verdwijnen, als het kafGa naar voetnoot777
Voor 't stuiven van den wint, koom ick gehoor te krijgen.
Men kan met glimpen eene onnoosle maeght betijgen,Ga naar voetnoot779
780[regelnummer]
Niet overtuigen: doch eer 't lasteren geloofGa naar voetnoot780
Ten hove wint, en groeit, wort my geraên ten hoof
Te klaegen, en in 't licht dit ongelijck te toonen.Ga naar voetnoot782
Ten minste magh mijn klaghte Adonias verschoonen,Ga naar voetnoot783
En vryen voor gevaer, uit zulck een lasterstuck
785[regelnummer]
Te schroomen: want hy, droef van 't koningklijck geluck
Misdeelt, en niet gekent voor 's vaders eerstgeboren,Ga naar voetnoot784-86
Behoorde, zonder schult, in zijn heer broeders toren,
Hem al te maghtigh, niet te sneuvelen, gelijckGa naar voetnoot788
Een die zich met verraet indringen wil in 't rijck.
790[regelnummer]
Daer komt de koningin. het voeghtme haer t'ontmoeten,Ga naar voetnoot790
En drywerf uit ontzagh eerbiedighlijck te groeten.
De hemel zegene de groote koningin.
De godtheit zegene van 's hemels hooge tin
Des konings moeder. dat zy lang geluckigh leve,
795[regelnummer]
En niemant ongestraft haer' opgangk tegenstreve.Ga naar voetnoot795
Bersaba:
Abizag, spruit uw wensch uit een oprecht gemoedt,Ga naar voetnoot796
En stemt die met uw hart, verwacht van ons al 't goet,
Dat 's konings kroon vermagh: maer spruitze uit een geweten,
| |
[pagina 339]
| |
Van wederspannigheit en schalck bedrogh bezeten,Ga naar voetnoot799
800[regelnummer]
Zoo treffe een vloeck uw hooft, en drijve u uit het hof.
Abizag:
Genade, ô koningin, wanneer gaf ick u stof
Tot onbenoegen? wat verleider zaeit mistrouwenGa naar voetnoot802
En onmin tusschen ons? kon oit de zon aenschouwen
Twee eveneensgezinde als wy, die in den arm
805[regelnummer]
Van eenen koning korts noch lagen zacht en warm,Ga naar voetnoot805
Hem hielden lijf en ziel aen een door minzaem paeren,Ga naar voetnoot806
En schutten wat zijn hart kon quetsen en bezwaeren,Ga naar voetnoot807
En onderdrucken in dien zwacken ouderdom.
Wy stutten elck hem, als een vierige kolom,
810[regelnummer]
En vingen, toen hy storf den adem met de tippenGa naar voetnoot810
Van onzen rooden mont en liefelijcke lippen.
'K heb hem ten uitersten onscheibaer bygestaen:Ga naar voetnoot812
En komt dus plotsling uw betrouwen om te slaen?
Gy moght uw hart alleen Abizag toebetrouwen.Ga naar voetnoot814
815[regelnummer]
Geen koninginnen, geen van al des konings vrouwen
Verdienden dees gena ten hove: en zoudtge nu
Haer aenzien met den neck, afkeerigh stuur en schuw?Ga naar voetnoot817
Dat hoede Godt. dat durf, dat wil ick nimmer hoopen.
Mijn hart, dit zuiver hart (Godt weet het) staet noch open
820[regelnummer]
Alleen voor Berseba: gunt gy een' ander 't oor,
Zoo gun genadigh uwe Abizag, oock gehoor,
Eer gy haer ongehoort, en tegens recht en reden
Betight. dat voeght het hof, en hoffelijcke zeden.
Bersaba:
Geveinsde, waentge dus uw schande t'overkleên?Ga naar voetnoot824
825[regelnummer]
Hoe schoon gy 't quaet vermomt, men ziet door 't mommen heen.Ga naar voetnoot825
Woudt gy met 's konings zoon op dit beding verzaemen?Ga naar voetnoot826
En most men heden my voor mijnen zoon beschaemen
Door d'eerste voorbede en dit huwelijxverzoeck?
Gy waert my, simple duif, in 't veinzen veel te kloeck:Ga naar voetnoot829
830[regelnummer]
Maer veins uit al uw maght, en vlam op dertigh rijcken;Ga naar voetnoot830
Gy zult, als konings bruit, met geene rijxkroon prijcken.
Den prins Adonias zal 't eeuwigh rouwen, om
| |
[pagina 340]
| |
Dat hy ter sluick dien wegh naer Davids troon opklom.
De boosheit wort een poos bedeckt met schoone glimpen,Ga naar voetnoot834
835[regelnummer]
Maer melt den meester haest. men magh geen tweewerf schimpenGa naar voetnoot835
Met majesteiten. neen, hy worstelt tegens Godt,
Wie tegens 's hemels wil en uitgedruckt verbodtGa naar voetnoot837
't Gezalfde en wettigh hooft naer zijne kroon durf steecken.
Abizag:
Genadighste, gedoogh dat wy een luttel spreecken
840[regelnummer]
Voor onze onnozelheit, en neem zoo lang gedult.Ga naar voetnoot840
Bersaba:
Onnozel zijtge niet.
Abizag:
gy zult de minste schult
By ons niet vinden, schoon hier schult in wort gevonden.Ga naar voetnoot842
Bersaba:
Ick weet Adonias heeft zich niet onderwondenGa naar voetnoot843
U aen te zoecken, of gy droeght 'er kennis af.Ga naar voetnoot844
Abizag:
845[regelnummer]
Dat 's waer, hy melde 't my in 't heenegaen. ick gaf
Mijn oordeel op dien eisch, en riedt den helt getrouwelijck,
Zoo kort na vaders doot, ontijdigh van geen houwelijck
Te reppen; een verzoeck, dat langsaem zou beslaen.Ga naar voetnoot848
Maer lichter kan men minne een' jongelingk ontraên,
850[regelnummer]
Dan minnaers, heet van gloet, intoomen en regeeren,
De liefde wil te noo 't geliefde pant ontbeeren.
Bersaba:
Dat gy met schijn van ernst hem 't huwelijck ontriet,
Stack 't vier in 's minnaers hart. 'k geloof u verder niet,Ga naar voetnoot853
Zagh door de trali, toen gy gingt naer Arons kooren,
855[regelnummer]
Wat hy u heimelijck toeluisterde in uwe ooren.Ga naar voetnoot855
Abizag:
Mevrou, verschoonme toch, met een den jongelingk.
Hy luisterde ons in 't oor hoe hy te raede gingk
In dit gewightigh stuck met geene onwijze heeren.Ga naar voetnoot858
Bersaba:
Dat zijn de valcken die dus schalck te zamen zweeren,
860[regelnummer]
Om prins Adonias te helpen aen het rijck.
| |
[pagina 341]
| |
Abizag:
Aen rijck noch kroon: maer aen een eerlijck huwelijck,Ga naar voetnoot861
Gelijck een' prins betaemt, door voorbê van de moeder,
En loutere gena des konings, zijn' heer broeder.
Bersaba:
Tot noch toe worden my de raetsliên niet gemelt.
Abizag:
865[regelnummer]
Aertspriester Abjathar, en Joab, Davids helt,
En outste veltheer, bey beproefden, en getrouwen.
Bersaba:
Twee vogels, afgerecht om dit verraet te brouwen,Ga naar voetnoot867
Naerdienze met den neck beide aengezien ten hoof,
De klaeuwen willen slaen in zulck een' scepterroof.
Abizag:
870[regelnummer]
De hemel strafme, viel dit oit in mijn gedachten.
Bersaba:
De straf is voor de hant.Ga naar voetnoot871
Abizag:
mevrou kan dit verzachten,
Ten beste schicken by den koning, haeren zoon.
Bersaba:
Zoo holp ick hem en my om leven staet en kroon.Ga naar voetnoot873
'K verzocht het huwelijck uit alle mijn vermogen,
875[regelnummer]
En vindme in dit verzoeck te schandelijck bedrogen.Ga naar voetnoot875
Een prins, wien 't huwen luste ontbrack noit rijcke stof.
Men vintze in 't gansche rijck. hy hoeft geen schoone in 't hof
Te zoecken, om verraet te stichten, koninginnen
Te trouwen, en door haer het hart des volx te winnen.
880[regelnummer]
De hartquetzuur des staets, noch nauwelijx geheelt,Ga naar voetnoot880
Wort weder opgekrabt. hy rekent zich misdeeltGa naar voetnoot881
In 't erfrecht van de kroon. dit kan hy niet verduwen.
De koning vont den draet: nu zal het gansche kluwenGa naar voetnoot883
Haest volgen. dit verraet, in 't heimelijck gesticht,Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
Wort nagespoort. het wil, zoo helder als het licht,Ga naar voetnoot885
Opdaegen. Salomon, in zijn beleit zoo prijsbaer,Ga naar voetnoot886
Kon zijn gequetste kroon genezen heel bewijsbaer,Ga naar voetnoot887
| |
[pagina 342]
| |
En heelen, zonder 't recht te schorten: maer hy gaet
Omzichtigh, en gebruickt gewight, en toets, en maet.
890[regelnummer]
Zoo vint geen lastervlack op zijne kroon te vatten.Ga naar voetnoot890
Abizag:
Ick wenschte Adonias met al mijn bloet en schatten
Te redden uit dien noot. mevrou, verschoon den helt,
Den zoon van David toch.
Bersaba:
indien verschoonen gelt,
Betrou de broeder zal den broeder eerst verschoonen:Ga naar voetnoot894
895[regelnummer]
Maer Godt die Salomon verhief op Davids troonen,
Eischt dat hy 't kroonrecht streng hanthave in zijne kracht.
Dit voeght den koningen van Abrahams geslacht,
Die, als het Godt behaeght, hunne eige vrucht niet spaeren.
Abizag:
Hou aen om uitstel, of de koning moght bedaerenGa naar voetnoot899
900[regelnummer]
In zijn verbolgenheit.
Bersaba:
wanneer een koning 't recht
En ongelijck in zijn verbolgenheit beslecht,Ga naar voetnoot901
Dan gaet de gramschap blint ter vierschaer voor de reden.Ga naar voetnoot902
De koning Salomon stapt met gewisse schreden
Zachtzinnigh naer den troon, voor 't storten van dit bloet.Ga naar voetnoot904
Abizag:
905[regelnummer]
Helaes, mijn bloet wort koudt van angst en schrick, mijn moedt
Loopt over. kan men nu geen hoop noch troost verwerven,Ga naar voetnoot905-906
En moet Adonias den doot zoo bitter sterven,
In 't bloeienst van zijn jeught? hoe boet men deze scha?Ga naar voetnoot908
Bersaba:
Zoo 't u geraden dunckt, beproef of gy gena
910[regelnummer]
Ten hove voor den troon van Salomon kunt winnen.
Daer komt de koning uit zijn kabinet van binnen,
Zwaermoedigh, hangends hoofts, en met dit recht belast.Ga naar voetnoot912
Vermurwtge 's konings hart: ick stel my zelve vast,Ga naar voetnoot913
En wil beloven 't zal aen Berseba niet hangenGa naar voetnoot914
915[regelnummer]
Hem weder in gena, gelijck voorheen, t'ontfangen.
| |
[pagina 343]
| |
Mijn zoon heeft reede uw komst vernomen. hy ziet uit.
Verbidtge Adonias, en wort het recht gestuitGa naar voetnoot917
Door uw bemiddeling: de prins, noch onverwezen,Ga naar voetnoot918
Verrijzende, achte zich dan anderwerf verrezen.Ga naar voetnoot919
SALOMON. ABIZAG.
Salomon:
920[regelnummer]
Hoe krachtigh is de liefde in 't nijpen van den noodt.
Een weerelooze maeght ziet leven aen noch doot.Ga naar voetnoot921
Abizag komt bedruckt ten hove om troost, en midden
Door al de lijfwacht heene Adonias verbidden.Ga naar voetnoot923
Zy knielt. gy komt te spa, hier gelt geen nabeklagh.
925[regelnummer]
Indien voorbidden den betighten helpen magh,
Bidt voor u zelve, die den prins holpt harrenassen,Ga naar voetnoot926
En onder bruiloftsschijn den koning woudt verrassen.Ga naar voetnoot927
Hadt mijn heer vader u dees schalckheit toebetrout?Ga naar voetnoot928
Gy blonckt aen zijne kroon, gelijck gesteente in gout,
930[regelnummer]
En diende hem getrou voor andre bedtverwanten.Ga naar voetnoot930
Maer hy beschonck u milt met perlen en karkanten,Ga naar voetnoot931
En goot in uwen schoot een zee van schatten uit.
Uw gunst en schoonheit streeck dien koninglijcken buit.Ga naar voetnoot933
Doch geen miltdaedigheên een wufte vrou verbinden,Ga naar voetnoot934
935[regelnummer]
Die wispeltuurigh zich van allerhande winden
Beweegen laet, en, van staetzuchtigheit vervoert,Ga naar voetnoot936
Jerusalem en 't hof in brant zet, en beroert.Ga naar voetnoot937
Uw schoonheit en gezagh en rijckdom, zoo veel gaven
Den jongling prickelden om hooger aen te draven,Ga naar voetnoot939
940[regelnummer]
En zorgelijck en steil te grijpen naer den staf,Ga naar voetnoot940
Dien vader my door Godts gena rechtvaerdigh gaf.
Indien u 't huwen luste, en liepen uwe zinnen
Op eene wederga: wy, die uw heil beminnen,Ga naar voetnoot942-43
Niet min dan vader in zijn leven, hadden u
945[regelnummer]
De keur uit al het hof van zelf geschoncken: nuGa naar voetnoot945
| |
[pagina 344]
| |
Misbruicktge uw' zegen, en, dat nimmer wort geleden,Ga naar voetnoot946
Wilt op ons staetgevaer u listigh uitbestedenGa naar voetnoot947
Aen broeder, dien gy jaeght in een gewisse doot.
Hoe onlangs is 't geleên dat hy ten outer vloot,Ga naar voetnoot949
950[regelnummer]
Verbaest een' vryburgh zocht om 't lijf in noot te bergen?Ga naar voetnoot950
En durf men mijn genade en goetheit weder tergen?Ga naar voetnoot951
Een die gewijt wert om Godts stammen te gebien,
Kan dees goeds moedts en koel dien lozen handel zien?Ga naar voetnoot953
Abizag, kon men u dees boosheit toebetrouwen?Ga naar voetnoot954
955[regelnummer]
Hoe wort die schoone prins misleit door list van vrouwen!
Abizag:
Genade, ô Salomon. geloof geen los gerucht.
Salomon:
Geen los noch loos gerucht. wat durf de scepterzuchtGa naar voetnoot957
Niet aengaen! meentge uw schult te decken met ontveinzen?Ga naar voetnoot958
Abizag:
De hartekenner kent de harten en gepeinzen,
960[regelnummer]
En weet dat geen verraet my in de zinnen schoot.
Hoe zoude ick eerloos, korts uw vaders bedtgenoot,Ga naar voetnoot961
En trouwe nootvriendin, my laeten blint bekooren,Ga naar voetnoot962
Om, tegens zijnen zin en wet, Godts uitverkoren
Te stooten uit dien troon, van Gode u toegeleght,Ga naar voetnoot964
965[regelnummer]
By Davids jongsten wil? dat waer het heiligh rechtGa naar voetnoot965
Ontheiligen. ick heb my voor mevrou, uw moeder,
Ontschuldight. wort'er schult gevonden by uw' broeder,Ga naar voetnoot966-67
En is de prins misleit, en jammerlijck vervloeckt;Ga naar voetnoot968
Ick kenme vry van schult. indien men 't onderzoeckt
970[regelnummer]
En naerspoort, geene smet zal in Abizag blijcken.Ga naar voetnoot970
Het stont met uw verlof hem vrij op huwelijcken
Te dencken: 't afslaen stont aen uwe majesteit.Ga naar voetnoot972
Salomon:
Sta op, kent gy u vry. 't is dan het loos beleitGa naar voetnoot973
Van trouweloozen, die ter offermaeltijt liepen,Ga naar voetnoot974
| |
[pagina 345]
| |
975[regelnummer]
En, op bazuingeschal, geluck heer koning riepen,
Van alle stammen met triomfe toegestaen.Ga naar voetnoot976
Nu durf men weder stout dien onwegh inneslaen.Ga naar voetnoot977
Abizag:
Die misdaet wert gezoent, by uw heer vaders leven.
Salomon:
Het bleef gezoent, waer hy niet wederom gesteven.Ga naar voetnoot979
Abizag:
980[regelnummer]
Hy ziet niet verder dan door d'oude koninginGa naar voetnoot980
Abizag t'eischen tot een bruit en gemaelin.Ga naar voetnoot981
Dit huwlijck stelde hy aen zijn heer broeders zeggen:Ga naar voetnoot982
En toen hy heden my het huwen voor quam leggen,
Ontriet ick hem met ernst ten hoof naer my te staen,Ga naar voetnoot984
985[regelnummer]
Doch stelde my den wil des konings onderdaen.Ga naar voetnoot985
Hoe geeft mijn simpel hart dan stof tot achterdencken?Ga naar voetnoot986
Salomon:
Men zocht door deze trou de majesteit te krencken,Ga naar voetnoot987
En op uw bruiloft my te dingen naer den hals,Ga naar voetnoot988
Met eenen naer dees kroon.
Abizag:
Abizag was noit valsch:
990[regelnummer]
Hoe zouze op koningsmoort toeleggen ongenadigh?
Salomon:
Neef Joab in den aert is bitter en moordaedigh.Ga naar voetnoot991
Dat bleeck aen Abner en aen Amaza weleer,Ga naar voetnoot992
Twee helden in het spits van zijn vermomt geweerGa naar voetnoot993
Gesneuvelt, daer hem 't recht noch reên van staet te geven.Ga naar voetnoot994
995[regelnummer]
Hy wert met Abjathar van eenen geest gedrevenGa naar voetnoot995
Adonias, van zelf kroonzuchtigh, eenen smaeck
Te geven van verraet, en broederlijcke wraeck,Ga naar voetnoot996-97
En u van 't huwen met dien stouten prins. hier draeien
Dees voorbeên op. men zoeckt Abizag eerst te paeienGa naar voetnoot998-99Ga naar voetnoot999
| |
[pagina 346]
| |
1000[regelnummer]
Met zulck een' bruidegom, de gading van haer jeught,Ga naar voetnoot1000
En dan, in 't midden van de feest en bruiloftsvreught,Ga naar voetnoot1001
Den jongsten broeder met zijn vaders zerck te decken.Ga naar voetnoot1002
Abizag:
Zou zich een broeders hant door broedermoort bevlecken?
Salomon:
Dat is gebleken aen den schalcken Absolon,
1005[regelnummer]
Die speelde 't Ammon by den wijn. staet SalomonGa naar voetnoot1004-5
Nu van Adonias een beter lot te hoopen?
Abizag:
Om Thamars schennis heeft zich Absolon verloopen,Ga naar voetnoot1007
Uit een geterghde wraeck: dat schelmstuck gaf hem stof.Ga naar voetnoot1008
Salomon:
En prins Adonias, onterft van vaders hofGa naar voetnoot1009
1010[regelnummer]
En kroone, kan dien smaet verkroppen noch verduwen;
Dies ziet de wraecklust uit, om, onder schijn van huwenGa naar voetnoot1011
Aen schoone Abizag stil door Joab, schelmsch van aert,Ga naar voetnoot1012
Zijn' broeder by den wijn te komen onder 't zwaert.Ga naar voetnoot1013
Abizag:
De koning wort bewaeckt met zijne leeusbanieren.Ga naar voetnoot1014
1015[regelnummer]
De koning zit bestuwt van hofwacht en staffieren.Ga naar voetnoot1015
Salomon:
Zoo dicht niet, of het gaept by wijlen voor of na.Ga naar voetnoot1016
Men slaet gelegenheit, en plaets en tijden ga.
De zee, by 't schoonste weêr, leght stil en op haer luimen.Ga naar voetnoot1018
Een storm steeckt schichtigh op: dan ziet men 't water schuimen,Ga naar voetnoot1019
1020[regelnummer]
En zich verheffen, dat het aen de starren plast.Ga naar voetnoot1020
Zoo vindt de zeeman, die niet opwaeckt, zich verrast,Ga naar voetnoot1021
En strijckt het zeil te spade, en kan het roer niet dringen.Ga naar voetnoot1022
Een koning wapene zich veiligh voor bespringen.
Wy willen schrap staen, eer al 't stamhuis, bly van geest,
1025[regelnummer]
En vrolijck by den wijn, op dat geveinsde feest,
| |
[pagina 347]
| |
Eenstemmigh uitroepe, op geklanck van moortbazuinen:Ga naar voetnoot1026
Lang leef de koning, en de koningin van Suinen.Ga naar voetnoot1027
Wy willen tijdigh eerst de hant slaen aen dien rey.Ga naar voetnoot1028
Abizag:
Natuur, die my beschonckt met schoonheit, hoe beschrey
1030[regelnummer]
Ick uw miltdaedigheit en schadelijcke gaven,
Die prins Adonias, den koningklijcken braven,Ga naar voetnoot1031
Ten val gedijen! och, had koning David myGa naar voetnoot1032
Gelaeten buiten 't hof, zoo moght Abizag, vry
Van achterdencken, in het bloeienst van heur jaeren,Ga naar voetnoot1034
1035[regelnummer]
En buiten opspraeck, met een wedergade paeren.Ga naar voetnoot1035
Nu is Abizag, flus noch 's konings bedtgenoot,Ga naar voetnoot1036
Eene oirzaeck van des zoons al t'onverdiende doot.
Salomon:
Abizag niet, maer door haer trou ten troon te stijgen,Ga naar voetnoot1038
Dat's oirzaeck van zijn doot.
Abizag:
'k zal dan van d'oirzaeck zwijgen.
1040[regelnummer]
De stam van Jesse ontzey noit vyant zijn gena,Ga naar voetnoot1040
En minst den eigen zoon, die, zonder wederga
In wederspannigheit, den vader dong naer 't leven.Ga naar voetnoot1041-42
Salomon:
Door vaders goetheit wert de boosheit meer gestevenGa naar voetnoot1043
Toen Absolon, gesterckt van aller stammen stem,Ga naar voetnoot1044
1045[regelnummer]
Hem sedert met gewelt dreef uit Jerusalem,
En in zijn ballingschap gewapent naer quam zetten.Ga naar voetnoot1046
Abizag:
Zoudt gy uw eerste recht met broederbloet besmetten?Ga naar voetnoot1047
Salomon:
Met geen onschuldigh, maer strafschuldigh broedersbloet:
Abizag:
Het maeghschap grenst te na.Ga naar voetnoot1049
| |
[pagina 348]
| |
Salomon:
wie naer de kroon steeckt moet
1050[regelnummer]
Het boeten met den hals. de kroon lijdt geen verschooning.Ga naar voetnoot1050
Dees misdaet quetst het hart des rijx, dat is de koning,
Het eigen beelt van Godt, op 't rijxaltaer gewijt.
Abizag:
En Godt schelt daeghlijx zelf der boozen misdaet quijt.Ga naar voetnoot1053
Zoo beelt de koning best de Godtheit uit naer 't leven.Ga naar voetnoot1054
1055[regelnummer]
De Godtheit treckt min lof uit straf dan uit vergeven.Ga naar voetnoot1055
Salomon:
De Godtheit in het recht ziet geen persoonen aen.Ga naar voetnoot1056
Abizag:
Gena kan eeuwigh, geen gestrengheit lang bestaen.Ga naar voetnoot1057
Men geeft den koningen den titel van genadigh.Ga naar voetnoot1058
De faem van goetheit, licht verzoenbaer, en weldaedigh,Ga naar voetnoot1059
1060[regelnummer]
Verleent meer luisters aen den opgangk van uw rijck.Ga naar voetnoot1060
Salomon:
Noit droegh een rijck gerust twee koningen gelijck,Ga naar voetnoot1061
Gelijck de weerelt geen twee zonnen kan gedoogen.
Abizag:
Een rijxzon Salomon verheught der stammen oogen:Ga naar voetnoot1063
Hoe zouze Abizag dan bedroeven in den zoonGa naar voetnoot1064
1065[regelnummer]
Van David, die u zette in 't gout van dezen troon?
Geen vleier van het hof misleide u met zijn treken.Ga naar voetnoot1066
Salomon:
Abizag rust. het recht wort met dit tegenspreeckenGa naar voetnoot1067
Eer aengeterght, en min geleenight, en verzacht.Ga naar voetnoot1068
Gy wort ten hove met dees voorspraeck meer verdacht.
Abizag:
1070[regelnummer]
Genadighste, gedoogh dat wy ons zelven quijten.Ga naar voetnoot1070
Salomon:
Zoo quijt u dan heel kort. dit jammeren, dit krijten,
| |
[pagina 349]
| |
Dit kermen vordert niet. nu klaegh uw hart voort uit.Ga naar voetnoot1072
Het recht gaet zijnen gangk. kort af uw klaghte, en sluit.Ga naar voetnoot1073
Abizag:
Genadighste, eene maeght is teder,
1075[regelnummer]
En allerteêrst in dit geval,
Daer 't 's konings broeder gelden zal.Ga naar voetnoot1076
Ick worpme aen uwe voeten neder,Ga naar voetnoot1077
Als voor een' vryburgh in den noot.Ga naar voetnoot1078
Gekerm noch traenen kunnen baeten.
1080[regelnummer]
Vergeefme, ick moet mijn traenen laeten.
Verdiende Adonias de doot,
Zoo wijt het my. is dit te stuiten;
Gy kunt Abizag, waert veracht,Ga naar voetnoot1083
By vaders vrouwen, dol verkracht
1085[regelnummer]
Van Absolon, met muuren sluiten.Ga naar voetnoot1084-85
Zoo kanze door dit huwelijck
Den jonglingk niet ten troone opvoeren,
Noch door haer staetzucht 't rijck beroeren.Ga naar voetnoot1088
O Salomon, ô licht van 't rijck,
1090[regelnummer]
Verdoof den glans der majesteitenGa naar voetnoot1090
Niet in uw' broeder met de kling:
Zoo moetge by nakomelingGa naar voetnoot1092
En nazaet voor uwe eer niet pleiten.
Gena, geen recht zy uw besluit.
1095[regelnummer]
Kies van dees beide 't veilighste uit.
Salomon:
Rijs op, Abizag. wy, gedient by 't meeste voordeel,Ga naar voetnoot1096
Beloven u voor Godt door geen ontijdigh oordeel
Noch hem, noch 't heil des volx, noch onzen naem en eer
Te quetsen. neen gewis: betrou dat nimmermeer.Ga naar voetnoot1099
1100[regelnummer]
Wy willen 't heiligh recht om gunst noch afgunst buigen,Ga naar voetnoot1100
Noch op een donkre blijck maer wettige getuigenGa naar voetnoot1101
Het vonnis vellen; 't zy men 't recht uitvoere, of zwicht'.Ga naar voetnoot1102
Zoo schroomen wy geensins 's volx opspraeck, noch het licht.
| |
[pagina 350]
| |
Dees zwaerigheit treft my, zijn' broeder, eerst in 't harte.Ga naar voetnoot1104
1105[regelnummer]
Rijs op Abizag. God verlichte u in dees smerte.
BANAJAS. SALOMON.
Banajas:
Genadighste, ick verwacht, tot 's konings dienst bereit,
In dezen stant den last van uwe majesteit.Ga naar voetnoot1107
Salomon:
Hoe gaet het, Banajas? wat mompelen de lieden?
Zal prins Adonias, of Salomon gebieden?
Banajas:
1110[regelnummer]
Elck heeft de bruiloft van Abizag in den mont.Ga naar voetnoot1110
Salomon:
Wat dunckt u van dees bruit, en zulck een trouverbont?
Banajas:
Z'is teffens rijck, en schoon, en, boven haere dagenGa naar voetnoot1112
En kunne, alreede wijs. zou zy den zoon mishaegen,
Een maeght, die vader, zwack van ouderdom, beviel?
Salomon:
1115[regelnummer]
Zy kent geen wederga. de glanssen van haer ziel
En geest, die door de wolck van 't schoone lichaem straelen,
Verbeelden 't ooge, dat een engel neêr quam daelenGa naar voetnoot1117
In menschelijcken schijn, met sterflijckheit bekleet.Ga naar voetnoot1118
Natuur heeft teffens al het eêlste aen haer besteet.
1120[regelnummer]
Zoo 't eerstgeboorterecht niet street met vaders orden,
En Godt, die my verhief, wat konze minder wordenGa naar voetnoot1120-21
Als koningin van 't rijck? want schoon het hof haar riep,
En zy, gelijck een roos, in vaders armen sliep,
Z'is noit van hem gerept, maer zuiver maeght gebleven:Ga naar voetnoot1124
1125[regelnummer]
En storf ick kinderloos, 'k wou haer aen broeder geven:Ga naar voetnoot1125
Nu staet Adonias te vroegh op voor den tijt,Ga naar voetnoot1126
En terght de wettigheit, ter heerschappy gewijt.Ga naar voetnoot1127
Zoo vader David my dit voorrecht had geweigert;
Ick waer te vrede, en hy ten rijxtrappe opgesteigertGa naar voetnoot1129
1130[regelnummer]
Met 's volx toejuichen: nu verbintme staet en plicht
| |
[pagina 351]
| |
Te hindren dat my geen onterfde sta in 't licht.Ga naar voetnoot1131
Heer vader spelde lang mijn' opgang door de galmen
Van hemelsch harpgezangk, en stroide olijf en palmen
Den vredevorst ter eere, en zette in 't lang en breêGa naar voetnoot1134
1135[regelnummer]
Mijn grenzepaelen uit, van d'eene aen d'andre zee,Ga naar voetnoot1135
Van Faroos Nijl tot aen d'Eufraet, en Nimrots stroomen:
En durf Adonias vermeten my 's rijxtoomenGa naar voetnoot1137
Ontrucken tegens Godts en vaders jongsten wil?Ga naar voetnoot1138
Banajas:
Indien men spreecken magh in broederlijck geschil,Ga naar voetnoot1139
1140[regelnummer]
Het voeght onwettigen voor wettigen te wijcken,
En Godts orakelen. men magh de dertigh rijcken
In een gesmolten niet verdeelen: dat staet vast.
Het is geen suffens tijt. 't gemor der burgren wastGa naar voetnoot1143
Alle oogenblicken aen. zoo veele aenhangelingen,Ga naar voetnoot1144
1145[regelnummer]
Die onlangs met gejuich ter offermaeltijt gingen,
Om prins Adonias te helpen op den stoel,Ga naar voetnoot1146
Verwachten 't woort van hem: en wiltge stil en koel
Van ver dit aenzien: hy zal d'eerste rol herspelen.Ga naar voetnoot1148
Het oproer kanckert in. men moet staetkanker heelenGa naar voetnoot1149
1150[regelnummer]
Met vier en yzer, eer die inkruip' naer het hart.Ga naar voetnoot1150
Salomon:
Ick vindme van weêrzy benepen en benart.Ga naar voetnoot1151
Hier staet mijn wettigh recht, daer d'opspraeck en de laster;
Hier 's huwlijx aenzoeck, daer 't gevolgh. wy dienden vaster
In 't vonnissen te gaen, om door geen los besluitGa naar voetnoot1153-54
1155[regelnummer]
Te slibbren. bloetrecht eischt een klaer bewijs vooruit,Ga naar voetnoot1155
Dat op getuigen rust van onbesproke koppen.Ga naar voetnoot1156
Men hoeft veel stofs, om al wat gaept den mont te stoppen;Ga naar voetnoot1157
Dies liet ick door de stadt naerspooren wat'er broeit,Ga naar voetnoot1158
En wacht getuigen, hoe hier Joab onder roeit,Ga naar voetnoot1159
1160[regelnummer]
Met Abjathar. bezet terstont de poort en vesten
Van Davids stadt met wacht van alle vier gewesten.
| |
[pagina 352]
| |
Gy hebt de Kreten en de Plethen in uw' eedt.Ga naar voetnoot1162
Ga daetlijck heene, en hou u op mijn leus gereet.Ga naar voetnoot1163
Zangk:
Had Jesses jongste zoon niet verder
1165[regelnummer]
Dan 's vaders stal gezien,
Genoeght te leven, als een herder,Ga naar voetnoot1166
En kudden te gebiên;
Hoe vrolijck zouden zijne zoonen
Den haet en nijt ontgaen,
1170[regelnummer]
En onbekoort naer koningskroonenGa naar voetnoot1170
Noch heerschappyen staen!
De kroonzucht, nu hun aengeboren
In 't vaderlijcke hof,
Komt reis op reis het hart bekooren,
1175[regelnummer]
En geeft krackeelen stof.Ga naar voetnoot1175
Hoewel de princen snel, als schimmen,
Verdwijnen uur op uur,
Noch zoeckenze al in top te klimmen,
Op 't wanckele avontuur.Ga naar voetnoot1179
1180[regelnummer]
Men vint geen rust in koningshoven.
Het hooge daelt: het laegh stijght boven.
Tegenzangk:
De zoons belaegen eige vaders,
De broeder 's broeders staet.
Het hof krioelt van aertsverraders.
1185[regelnummer]
Elck vlamt op eige baet.Ga naar voetnoot1185
Men leght op rooven toe en moorden.
Geveinstheit, vol bedrogh,
Verlockt een duif met schoone woorden.
De koning staet, och och,
1190[regelnummer]
Gereet alle oogenblick te glijden.
Biet Godt hem niet de hant,
Hy stort, ten schimp van die 't benijden.Ga naar voetnoot1192
De rijcke tullebant
Geneest geen hooftpijn, purpre broozenGa naar voetnoot1194
| |
[pagina 353]
| |
1195[regelnummer]
Voetevel nochte smart.Ga naar voetnoot1195
In doornen pluckt men geur van roozen.Ga naar voetnoot1196
De mont is niet als 't hart.Ga naar voetnoot1197
De goude kelck schenckt moortvenijnen.
De dingen zijn niet als zy schijnen.
Toezangk:
1200[regelnummer]
Godt zelf had Jesses zoon
Ter heerschappy gekoren,
En met den olihorenGa naar voetnoot1202
Door Samuël uit 's hemels troon
Gezalft by koning Sauls leven.
1205[regelnummer]
Hy kreegh dan 't rijck, niet aengedreven
Van kroonzucht, maer door 't hoogh bevelGa naar voetnoot1206
Geopenbaert aen Samuël.
Zoo volghde Salomon die gangen;Ga naar voetnoot1208
Dies zal hy 't rijck, van Gode ontfangen,
1210[regelnummer]
Bezitten, rijck van majesteit,
In vrede en volle heerlijckheit.
Laet ons ter hutte Godt gaen smeecken.Ga naar voetnoot1212
Godt kan der boozen aenslagh breecken.
|
|