De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
(1936)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendGrafdicht van den heiligen Vader, Bruin van Keulen,aant.Ga naar voetnoot*Stichter van de Karthuizers Orden.Dees zerck bedeckt den helt, die, als een fackel, lichte,
En d'eerste in wildernis des Heilants schaepskoy stichte;Ga naar voetnoot2
Zyn naem was Bruin, een zoon van Keulen, aen den Ryn.
De lust tot aendacht dreef hem voort naer een woestyn,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Tot in Kalabrie. Hy leerde Christus wetten.Ga naar voetnoot5
Zyn lippen rustten noit Godts waerheit te trompetten,Ga naar voetnoot6
Zoo luide dat zyn faem door al de weerelt klonck.
Genade, en geen verdienste, in 's mans gestrengheit blonck.Ga naar voetnoot8
De zeste in Wynmaent zagh hoe ziel en lichaem scheide.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Het lichaem rust in 't graf, de ziel in Godts geleide.Ga naar voetnoot10
|
|