De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
(1936)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendDe getrouwe Haeghdis.
| |
[pagina 281]
| |
Daer niemant heck noch draeiboom sluit,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Het Goy voor ider open lagh,
Natuur haer keur van bloemen milt
Alsins te plucken gaf in 't wilt.Ga naar voetnoot12
De lentezon bescheen het groen
Met puick van straelen overal:
15[regelnummer]
Het lantschap stont in zijn saizoen:Ga naar voetnoot15
De byen zogen bergh en dal
Van honigh ledigh te gelijck,
En alle honighkorven rijck.
De maeghden op een heuvelkijn
20[regelnummer]
Gelegen, en van plucken moe,
Beschut met loof voor zonneschijn
En zon, haer oogen loken toe,Ga naar voetnoot22
En sliepen zoo gerust in 't gras,
Als of de slaep haer hart genas.
25[regelnummer]
Maer midden onder 't slapen quam
Een adder uit haer duister hol
Gekropen, langs een' eicken stam.
Zy glom om haeren hals, en zwol
Allengs van boosheit in den dagh,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Toen zy de zusters leggen zagh.
Dit merckte een wackere Haeghdis,
Die vrouw Natuur in stilheit dient,
Den mensch bemint, en gunstigh is,Ga naar voetnoot33
En gadeslaet, en houdt te vrient.
35[regelnummer]
Hoe was dit lieve dier dier zoo bang!
Zy kroop verbaest op hals en wang.Ga naar voetnoot36
Zy streeckze, en weckteze op het lest
Met strijcken, recht als ofze riep:
Waeckt op: waeckt op: ontvlucht dees pest.Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Het paer ontwaeckte, en zagh, en liep,Ga naar voetnoot40
| |
[pagina 282]
| |
En stroide in 't loopen voor gevaer
Den schoot met bloemen hier en daer.
Nu twijfel ick niet langer, of
Het een of't ander stomme dier
45[regelnummer]
Bewaeckt d'onnooslen, en haer lof
Behoeft noch hantbus noch rappier.Ga naar voetnoot45-46
Al schiet een adder gift en gal,
De deught is veiligh overal.Ga naar voetnoot47-48
J. V. VONDEL.
|
|