De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
(1936)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendHet lyckbedde van wylen Heer Ioan Banning Wuytiers,
| |
[pagina 270]
| |
Lyckbedde van den eerwaardigen heer Joan Banning Wuytiers, naar Th. Matham.
| |
[pagina 271]
| |
5[regelnummer]
De lichamen vereenight met de zielen,
Hem opweckt met d'aertsengelsche trompet,Ga naar voetnoot6
De worm kan 't lijf, geensins den geest, vernielen.
WUYTIERS ontsliep, en ging gerust te bedt,
Om vrolijck op te staen in 't ander leven,
10[regelnummer]
Daer volgen hem zijn wercken voor Godts troon,Ga naar voetnoot10
En tuigen van wat geest hy was gedreven,Ga naar voetnoot11
Die Christus raet, en wetten, en geboônGa naar voetnoot12
Waerdeerde meer dan tydelijcke goeden,Ga naar voetnoot13
Godts armoe koos voor wellust, eer, en staet,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Den armen zocht te troosten, en te voeden,
Zich zelf besneedt van pracht en overdaet,Ga naar voetnoot16
Om milder Godts nootdruftigen t'onthaelen.
Godts outer was zijn vrijburgh dagh op dagh,Ga naar voetnoot18
Het kruis zijn staf, in 's lichaems smerte en quaelen,
20[regelnummer]
't Getydeboeck, dat voor hem open lagh,
Zijn uurwerck, om aendachtigh op te mercken.Ga naar voetnoot21
Een ander leert met woorden, stem, en spraeck:
Dees leert en sticht met wandel, en met wercken,Ga naar voetnoot23
En licht vooruit, gelijck een heldre baeck.
25[regelnummer]
Al 't maeghschap, dat verstroit geduurigh verder
Van waerheit dwaelde, en nergens weide vondt,
Broght hy te koy gelijck een oprecht herder;Ga naar voetnoot25-27
Dies eert en kust het zijn' geloken mont.
Nu rust, WUYTIERS, gy hebt uw' stryt volstreden.
30[regelnummer]
Gedenck ons toch by Godt in uw gebeden.
J.v. Vondel.
W. van der Laegh scripsit et sculpsit. |
|