De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
(1936)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 202]
| |
Het derde bedryf.
VORSTIN. VORST.
Vorstin:
De triomfeerende vijf hoven, hier by een,Ga naar voetnoot657
En elck op 't prachtighste, vergaêrt uit alle steên,
Om 't heiligh offerfeest, waerop gy hun liet nooden,
660[regelnummer]
Te vieren, tot eene eer der Filistijnsche Goden,
Begeeren ernstigh dat gevange Samson speel',Ga naar voetnoot661
Het Godtsbancket verheuge, en op een kercktooneel
Zijn kunst vertoone, voor 's lants vorsten, en vorstinnen.
Zoo kuntge Dagons gunst, en 't hart der heeren winnen.
665[regelnummer]
Al 't joffrentimmer dringt eendraghtigh hier op aenGa naar voetnoot665
Van allen kanten. kan de vorst dit zoo verstaen,Ga naar voetnoot666
Hy toone heden watwe op zijn gena vermogen.Ga naar voetnoot667
Vorst:
Tooneelspel heeft voorheene ons meer dan eens bedrogen
Met schijn van waerheit, en niet ongeluckigh: want
670[regelnummer]
Zoo wort de deught met vreught den vorsten ingeplant,
Al 't weereltlijck beloop naer 't leven afgeschildert,
Door spreeckende schildry. men ziet een hof verwildert,
Verwart, en overendt, geverft met prinssenmoort.Ga naar voetnoot673
Daer wort van schennisse en wraeckgierigheit gehoort.
675[regelnummer]
Men ruckt gekroonden, en gezalfden, van hun stoelen.Ga naar voetnoot675
Hartstoghten, onderlinge aen 't barrenen, aen 't woelen,Ga naar voetnoot676
Ontvouwen zich, gelijck de verwen, met de naeltGa naar voetnoot677
Of schietspoel net geleght, en daer geen meester dwaeltGa naar voetnoot678
Van wel te schicken, zijn tapijtwerck geestigh tekent,Ga naar voetnoot679
680[regelnummer]
Dat wie 't bespiegelt dit een overeenkomst rekentGa naar voetnoot680
Van hemelsch ooghmuzijck. hier geeft de bloem van spreuckGa naar voetnoot681
En hemelval een' geur, een' liefelijcken reuck,Ga naar voetnoot682
Die meer dan wieroockgeur, den Goden opgedraegen
Met gouden wierroockvat, en schaelen, hun behaegen.
685[regelnummer]
Tooneelspel sticht een' staet, verschoont geen lastervleck,Ga naar voetnoot685
| |
[pagina 203]
| |
En smet in heiligh, noch onheiligh. elx gebreckGa naar voetnoot686
Wort, zonder iemants naem te quetsen, aengewezen.
Tooneelspel wort alleen van dommekracht misprezen,Ga naar voetnoot688
Die recht noch reden volght. tooneelspel leent een' schat
690[regelnummer]
Van wijsheit by de naelt van Memfis, Zonnestadt,Ga naar voetnoot690
De hooge rijxschool der befaemde Egyptenaeren,
Die op de wolcken treên, en kost noch arbeit spaeren,
Om vrou natuur, van lidt tot lidt, geheel t'ontleên.
Zoo zamelden zy al wat kenbaer is by een,
695[regelnummer]
Een' schat van wijsheit, opgestapelt van veele eeuwen.
Het snaterbecken van alle aexteren en spreeuwenGa naar voetnoot696
Verbluft geen speeltooneel. is eenigh vorst belustGa naar voetnoot697
Op spel; wie meer dan wy? dit 's u, mevrou, bewust.Ga naar voetnoot698
Vorstin:
Zoo stemt de vorst met ons, en hun, die dit begeeren?Ga naar voetnoot699
Vorst:
700[regelnummer]
Betrou ons toe, de kunst zou heden triomfeeren,Ga naar voetnoot700
Indien men vroeger op dien voorslagh had gelet.Ga naar voetnoot701
Nu schiet ons tijt te kort. het kerckelijck bancket
Wort reede al toegestelt.Ga naar voetnoot703
Vorstin:
wiltge ons die blyschap gunnen
Dan wil het blijcken wat wy noch uitwercken kunnen.Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
De rol van Samson zal afloopen, als een draet.Ga naar voetnoot705
Vorst:
Hier valt een zwaericheit. het priesterdom verstaetGa naar voetnoot706
Niet licht tot nieuwicheit, en steunt op oude zeden.
Vorstin:
In alle hoven wort tooneelspel wel geleden.Ga naar voetnoot708
Vorst:
Tooneelspel in een kercke, en van een' blinden Jood?
Vorstin:
710[regelnummer]
Of Dagonist, of Jode, is dit geschil zoo groot,Ga naar voetnoot710
Wie speelt, of waer men speelt?
Vorst:
men magh geen kerck ontwijden,
| |
[pagina 204]
| |
Geloof het priesterdom van Dagon zal 't niet lijden,Ga naar voetnoot712
En minst van een' Hebreeu, die door zijn nieuwe wet
Den ouden godtsdienst van den Filistijn besmet.Ga naar voetnoot713-14
715[regelnummer]
Doch lust den vorsten spel, dit hof staet voor hun open.
Vorstin:
Van d'offermaeltijt uit de kerck in 't hof te loopen,
Zou luttel voegen: maer al zittende aen den disch
Der Goden by den wijn, terwijl men vrolijck is,
De kelcken ommegaen, te zien op een stellaedje,
720[regelnummer]
Den onlangs stercken, hoe hy zijne personaedje,Ga naar voetnoot720
Het feest ter eere, speelt, dat waer de tafelvreught
Verdubbelen. indien godtvruchtigheit een deught,
Oock d'allerhooghste deught, geschat wort, kan men laecken
Altaergenooten, die van grooten yver blaeckenGa naar voetnoot724
725[regelnummer]
Om Godt te dancken, dus t'onthaelen op een' dagh,Ga naar voetnoot725
Tot blyschap ingestelt: naerdien men, zonder slagh,
En stortinge van bloet, geraeckte aen eenen zegen,
In twintigh jaeren noit met wapenen gekregen.
Vorst:
Ick love uw ooghmerck, maer de wijs is ongeraên.Ga naar voetnoot729
Vorstin:
730[regelnummer]
Verstaet de vorst dit, al de weerelt zal 't verstaen.Ga naar voetnoot730
Vorst:
De menschen zijn gedeelt in aert en zinlijckheden.Ga naar voetnoot731
Vorstin:
Hoe kan een reedlijck dier zich kanten tegens reden?Ga naar voetnoot732
Vorst:
Wat 's reden by het volck?
Vorstin:
dat redenmatigh is.Ga naar voetnoot733
Vorst:
Nu stel de maet van reên eens zeker, en gewis.Ga naar voetnoot734
Vorstin:
735[regelnummer]
Dat by de wijzen magh de maet van reden heeten.Ga naar voetnoot735
| |
[pagina 205]
| |
Vorst:
Der wijzen reden zelf valt ongelijck in 't meeten.Ga naar voetnoot736
Vorstin:
Hoe kan dit zijn?
Vorst:
dees schiet te verre, en die te kort.
Vorstin:
Is reden niet den mensch natuurlijck ingestort?Ga naar voetnoot738
Vorst:
Z'is elck natuurelijck, doch ongelijck, gegeven.Ga naar voetnoot739
Vorstin:
740[regelnummer]
Hoe waer 't dan mogelijck op eenen voet te leven?Ga naar voetnoot740
Vorst:
Dat is onmogelijck. dit houdt het volck gedeelt,
Het volck, dat hooft voor hooft, in 't oordeel wijt verscheelt.
Vorstin:
Om dan gelijck te gaen, wert maght vereischt in 't stierenGa naar voetnoot743
Van menschen.
Vorst:
Een geslacht van heele en halve dieren.
745[regelnummer]
Deze ongelijckheit heeft de maghten ingezet.Ga naar voetnoot745
De weereltwijsheit smede uit noot een wijze wet,Ga naar voetnoot746
Om al wat afdwaelt van de middenlijn te toomen.Ga naar voetnoot747
Noch konze tot haer wit en ooghmerck geensins komen,Ga naar voetnoot748
Door hoop van loon, en vrees voor straffe van het quaet:
750[regelnummer]
Daer wert noch iet vereischt, dat vry wat verder gaet:Ga naar voetnoot750
Want weereltsche overheit kon slechts de leên regeeren,Ga naar voetnoot751
Zoo wijt haer maght reickt, maer de harten niet grondeeren:Ga naar voetnoot752
Dies quam de vreeze voor de goôn, [een hooger maght,
Die elx gedachten kent, en, als een zwaert, met kracht
755[regelnummer]
Door 's menschen boezem dringt, ontrust het valsch geweeten,Ga naar voetnoot755
Het vroome rust bestelt, en uit en in kan meetenGa naar voetnoot756
Wat elck verdient,] ten steun der overheên, den staet,
Door 't innevoeren van den Godtsdienst, noch te baet.Ga naar voetnoot758
Zoo dienen dan, om 't volck geschickt en recht te leiden,
760[regelnummer]
Het outerboeck en 't zwaert in geener wijs gescheiden.Ga naar voetnoot760
| |
[pagina 206]
| |
De tweederhande maght is noodigh, en 't gemeen
Leeft zaligh, stemmen deze eenstemmigh overeen,Ga naar voetnoot762
Als snaeren op een luit. men schuw' dan valsche klancken
Van toonen, op dit feest: wy zullen 't ons bedancken.Ga naar voetnoot764
765[regelnummer]
Het hooft van Dagons kerck, wien d'eer van 't godendom
Bevolen blijft en uit zijn' hoogen stoel alom,Ga naar voetnoot766
Van Gaze tot aen Dor, de wacht houdt over tempels,Ga naar voetnoot767
Bewaert de hantvest van 't gebiên. men magh Godts drempelsGa naar voetnoot768
Niet bezigen, ten zy de kerckstoel wort gekent.Ga naar voetnoot769
770[regelnummer]
Kan hy 't verstaen: 't is tijt dat gy een' bode zent,Ga naar voetnoot770
En eerst verneemt, of hem uw voorslagh zou behaegen.
Wy vraegen 't niet, zoo wort het ons niet afgeslagen,
En gaen ten hove, daer een drang van heeren beit.Ga naar voetnoot773
Vorstin:
Hofmeester, 'k wensche dat 's aertspriesters heiligheit
775[regelnummer]
Zich zelf gewaerdighde ons verzoeck terstont te hooren.Ga naar voetnoot775
Ga heene. 'k zou hem noode in bezigheden stooren.
De plechtigheden van den godtsdienst geven hem
Geduurigh werck. hy hoeft zijn wettigheit en stemGa naar voetnoot778
Alom te leenen, tot een blijck en heiligh zegel.Ga naar voetnoot779
780[regelnummer]
Zoo dwaelt geen amptenaer van zijn gewoonte en regel.Ga naar voetnoot780
Daer komt d'aertspriester juist ter kercke uit naer ons toe.
AERTSPRIESTER. VORSTIN.
Aertspriester:
Genadighste vorstin, dat Dagon u behoe.
Vorstin:
Eerwaertste vader, die, ter eere van de Goden,
Geduurigh waeckt, en met den toom van uw geboden
785[regelnummer]
Zoo veele volcken stiert, langs 't Palestijnsche strant;Ga naar voetnoot785
De Goden leverden dien vyant in ons hant,
Door kracht van uw gebeên. nu wenschten al de heeren
Dat Samson, onder dit zeeghaftigh bancketteeren,Ga naar voetnoot788
Die vyant, onlangs noch onoverwinbaer sterck,
790[regelnummer]
Op een triomftooneel, moght speelen in de kerck,
| |
[pagina 207]
| |
Ten prijs van Dagon, en tot blyschap van hun allen.Ga naar voetnoot791
Gevalt die voorslagh u, wy laeten 't ons gevallen.Ga naar voetnoot792
Aertspriester:
Tooneelspel was van outs verdienstigh by de Goôn.Ga naar voetnoot793
Zoo wort hun naem ge-eert, een hoogen draf en toon
795[regelnummer]
Gezet op stoffen, die, met weetenschap te schicken,Ga naar voetnoot794-95
Toehoorders wonderlijck verrucken, en verquicken:
Want als de personaedje in 't ende binnen stapt,Ga naar voetnoot797
Dan hoort men hoe al 't volck in zijne handen klapt,
Den Goden toejuicht, lacht, en met een luit geschater
800[regelnummer]
De schouburgh uitberst, dat het, over wal en waterGa naar voetnoot800
En merckt en hoftin, klinckt, en weêrgalmt langs de kust.
Zijn nu de vorsten en vorstinnen met een' lust
Van speelen aengedaen; men volge wijze en wetten.Ga naar voetnoot803
Laet Samson inkleên. laet den schouburgh open zetten.Ga naar voetnoot804
805[regelnummer]
Wy zegenen het spel, Godt Dagons naem ten lof.
Vorstin:
De vorst van Gaze biet tot Samsons spel zijn hofGa naar voetnoot806
Te leenen: maer men wenscht dit in de kerck t'aenschouwen.
Aertspriester:
Daer staet geen speeltooneel.
Vorstin:
wy zullen 't daetlijk bouwen.
Het hof heeft bouwers en gereetschap by der hant.
810[regelnummer]
De bouheer van het hof ontbreeckt geen snel verstant,Ga naar voetnoot810
Om zonder kerckgerucht, het houtwerck, als gewassenGa naar voetnoot811
Tot een tooneel, terstont met kunst in een te passen.
De kerckkapel, die zoo veel heilighdoms bewaert,
En, tot der Goden dienst, gewaet noch speeltuigh spaert,Ga naar voetnoot814
815[regelnummer]
Maer gaeren uitreickt, zal, tot een godtvruchtigh teicken,
Niet weigren Samson op uw' last de hant te reicken.
Aertspriester:
Is blinde Samson dus op speelen afgerecht?Ga naar voetnoot817
Vorstin:
Wat speelde Samson niet! hy worstelt, schermt, en vecht,
| |
[pagina 208]
| |
En plagh den harnasdans te danssen, eer 't vermogen
820[regelnummer]
Hem door de schoone wert al vleiende uitgetogen.Ga naar voetnoot819-20
De godtshut van de Joôn stont stom, zoo menighmaelGa naar voetnoot821
Hy voor de godtskist diende, als zanger, en koorael,Ga naar voetnoot822
Met eene harpe of fluite alle ooren wist te streelen.
Wy zullen in de kercke een spel van zinnen speelen,Ga naar voetnoot824
825[regelnummer]
Hoe Wellust Sterckheit leght al slaepende aen een' bant
Van rozen, en den helt ontwapent, met haer hant
Ten toon voert, macker dan een lam, hem, blint van minne,
Leert luistren naer den mont der vleiende boelinne,
Die in zijn blintheit zich godtvruchtigh aen hem wreeckt,
830[regelnummer]
Ten dienst van haeren Godt.
Aertspriester:
hoe gaet dit toe?Ga naar voetnoot830
Vorstin:
zy steekt
Het gouden wierroockvat, eer 't wierroock wort geroken,
Hem in de hant, en zwaeit, en helpt den blinden smoocken,Ga naar voetnoot832
Voor Dagons outerbeelt. zoo geeft hy Dagon d'eer.
Dan zal op 't schateren des volx het Doode Meer,
835[regelnummer]
De stroomende Jordaen verbaest te rugge vaeren,Ga naar voetnoot835
En Silo, doodtsch van schrick en boosheit, al de haerenGa naar voetnoot836
Te berge zetten, als de vorst van 't Jootsche lant
De godtskist schantvleckt met deze onafwischbre schant.
De blinde midlerwijl, zal, onder al de deelen
840[regelnummer]
Van 't stichtigh zinnespel, met danssen, zingen, speelen,Ga naar voetnoot840
Uw priesters, hant aen hant, omvoeren op dien toon.
Wat Godtheit heet, zal uit de wolcken, haeren troon,Ga naar voetnoot842
Van boven neêrzien, en, gelijck uit schouburghstoelen,
Met duizenden om laegh 't genoegen zelf gevoelen.
845[regelnummer]
De godtsdienst des Hebreeus, wien 't noit aen roem gebrack,Ga naar voetnoot845
Krijght dus door Samsons spel een' vreesselijcken krack.
Aertspriester:
Wy wenschten dat het alle ons priesters eerst verstonden.
De naugezetten staen, als aen een stroo, gebonden.Ga naar voetnoot848
Vorstin:
Men zal 't afkundigen, eer iemant zich ontstell':Ga naar voetnoot849
| |
[pagina 209]
| |
850[regelnummer]
Eer Samson wort gehaelt uit uwe kerckkapel,
Om, vorstelijck gekleet, te treên ter kerckstellaedje.Ga naar voetnoot851
Aertspriester:
Dat 's wel. maer noem my nu oock d'andre personaedje.Ga naar voetnoot852
Vorstin:
Noëma heetze, in wie de Wellust haere rol
Zal speelen.
Aertspriester:
is zy loos?
Vorstin:
een die den rijxten polGa naar voetnoot854
855[regelnummer]
Van Palestijne zoo betoverde, en beroofde
Van zinnen, onder 't spel, dat hy zijn trou beloofde
Aen die lichtvaerdige bekoorster, zonder trou.Ga naar voetnoot857
Aertspriester:
Dat 's een naer Samsons lijf, indien hy speelen zou:Ga naar voetnoot858
Want naer uw voorstel schijnt de kunst hem aengeboren.Ga naar voetnoot859
Vorstin:
860[regelnummer]
Hy wert 's lants rechter voor zijn twintigh jaer gekoren:Ga naar voetnoot860
Want toen de sterckheit noch by zijne wijsheit quam,
Gaf dit hem zulck een' glans.
Aertspriester:
en eene vleister nam
Dien helt de wijsheit, en de kracht, toen min hem griefde?Ga naar voetnoot863
Vorstin:
Zoo een in dwaelingh valt, uit kracht van vrouwenliefde,Ga naar voetnoot864
865[regelnummer]
Dat is verschoonbaer, en in princen allermeest.
Aertspriester:
Hoewel ick schuw ben van Hebreen, noch wort mijn geest
Door uwe rede ontvonckt. wy stemmen uw begeeren,Ga naar voetnoot867
Naerdien gy met dit spel Godt Dagon wilt vereeren.
Vorstin:
Gy zult de vorsten en dees vorstelijcke poortGa naar voetnoot869
870[regelnummer]
Verplichten door dit spel.
Aertspriester:
wy stemmen 't. vaer vry voort.
Kerckmeester, rep u. laet den blinden hier verschijnen.
Bestel het kercktoneel te bouwen. leen gordijnen,Ga naar voetnoot872
| |
[pagina 210]
| |
Tapijten, speeltuigh en gewaet in Godts kapel,
En al wat dienen kan tot dit godtvruchtigh spel.
Vorstin:
875[regelnummer]
Ons zal verlangen hoe dit Samson wil behaegen.Ga naar voetnoot875
Men dient hem door belofte, en allerhande laegenGa naar voetnoot876
Een hart te steecken in den boezem, op dat hyGa naar voetnoot877
Gewilliger den hove en ons te wille zy.
Zijn last verlichten dient om hem in slaep te wiegen.
880[regelnummer]
Daer komt hy. kon men slechts dien Joodt met hoop bedriegen.
SAMSON. TUCHTKNAEP. VORSTIN.
Samson:
Waerheene leit men my?
Tuchtknaep:
gy staet voor 's lants vorstin.
Samson:
Zegh liever voor mijn grootste en wreetste vyandin.
Tuchtknaep:
Wie overheert is, leer' by tijts het juck verdraegen.Ga naar voetnoot883
Samson:
Och, bitter leeren, uitgehongert, blaeu geslagen,
885[regelnummer]
Van maelen afgemat, berooft van 't hemelsch licht,
Ontbloot van hulp en troost.
Tuchtknaep:
zoo moet het gaen. zo sticht
Een Joodt geen' korenbrant met opgevange vossen.
Vorstin:
Schep moedt, gevangen vorst. gy kunt u zelf verlossen,
Of uwen zwaeren last verlichten. laet u raên.
890[regelnummer]
Men wint genade en gunst met aen de hant te gaen.Ga naar voetnoot890
Samson:
Geen mensch, geen vorst kan my mijne oogen wedergeven.
Ick mis mijne oogen, och, dat 's meer dan 't halve leven.
De dagh ging onder eens voor eeuwigh. ick verwacht
Den opgang nimmermeer. het is hier eeuwigh nacht:
895[regelnummer]
Noch mogen in der nacht alle andre dieren slaepen,
En rusten: Samson ziet geen rust voor hem geschapen.Ga naar voetnoot896
| |
[pagina 211]
| |
Vorstin:
Gy ziet zoo deerlijck, dat my zelve uw droefheit deert.Ga naar voetnoot897
Samson:
Bezie dit krancke lijf. hoe is mijn vleesch verteert!Ga naar voetnoot898
De beenen wanckelen, en waggelen alreede.
900[regelnummer]
'k Verandere in een schim. tot noch heeft mijne bede
Den tuchtvooght noit verzacht. hy valt ons even straf,Ga naar voetnoot901
Hoewel de kracht bezwijckt. men roept: uw werck moet af.
Het hof hoeft meel. voort voort te molen: voort te molen.
Het hof beschuldight my. de wacht staet my bevolen.Ga naar voetnoot904
905[regelnummer]
Men rijdt een' ezel zoo den hals af. is 'er danGa naar voetnoot905
Geen mededoogen? och, de kunst van menschen kan
Een' harden diamant vermurwen, en verzachten:
Al zweet ick bloet voor zweet, geen traenen, geene klaghten
Vermurwen 's vyants hart: dat is en blijft verstockt.
910[regelnummer]
Verzaet u 't meel niet, dat ick maele; hacktme, en brockt
Dit mager lichaem, vel en beenders, in uw potten:
Aen 't vleesch is geen belang: het stinckt, en moet verrotten.Ga naar voetnoot912
Verrot het in uw mage, en smaeckt het uwen mont,
't Gedye u tot een spijs. tast aen: tast aen: zoo kont
915[regelnummer]
Gy roemen overal hoe Samson, doot van slaven,Ga naar voetnoot915
En opgegeeten, in uw maege leght begraven,Ga naar voetnoot916
Min vreesselijcker dan of tiger, of griffoenGa naar voetnoot917
My opvrat voor een aes. 't is toch om my te doen:Ga naar voetnoot918
Om Samson juicht dit feest. gy mooght hem vry beschimpen:
920[regelnummer]
Zijn levens spil loopt af: het lijf begint te krimpen:
De geest is 't lijf te groot, en zoeckt een ruimer lucht.
Een snixke, dan niet meer. een zucht, de leste zucht.Ga naar voetnoot922
Vorstin:
Bedaer wat, brave helt: bedaer wat. al dit quellen,Ga naar voetnoot923
Dit jammeren kan u maer quetsen, en ontstellen.Ga naar voetnoot924
925[regelnummer]
Wy wenschten, [woudt gy 't van uw vyandin verstaen,Ga naar voetnoot925
Zoo heet gy ons,] u noch in uw verdriet te raên,Ga naar voetnoot926
Verlossen wy u niet, ten minste uw' last te minderen:
En, och, of gy 't beproefde: een proef kan u niet hinderen.
| |
[pagina 212]
| |
Samson:
Is noch mevrou belust, dus schots, op Dagons dagh,
930[regelnummer]
Te schimpen met een' slaef, een' dien zy over magh,Ga naar voetnoot929-930
Een' armen blinden man, op zijnen hals gevangen,Ga naar voetnoot931
En meer dan op den hals. mijn zuchten, mijn verlangen,
Mijn roepen, nacht en dagh, is om een korte doot,
Voor duizent doôn. ô Godt, gy ziet, en kent mijn' noodt.Ga naar voetnoot934
Vorstin:
935[regelnummer]
Zoo gy 't betrouwen kunt: wy komen u ten beste.Ga naar voetnoot935
Samson:
Zoo gy 't geloven kunt, het loopt met my op 't leste.
Vorstin:
Neen, neen, men sterft zoo niet: al is uw staet belast,Ga naar voetnoot937
Een al te taeie bant houdt ziel en lichaem vast.Ga naar voetnoot938
De draet van 's levens webbe is al te sterck gesponnen.Ga naar voetnoot939
940[regelnummer]
Men ziet zieltoogenden, en watze al lijden konnen,
Eer 't web wort afgeknipt. schoon 't leven endtlijck stuit,Ga naar voetnoot941
Dees vaert'er lichter, die bezwaerelijcker uit.Ga naar voetnoot942
Samson:
Wat middel zietge tot verlichting van ons quaele?Ga naar voetnoot943
Durf Samson hoopen, heet dat hy niet langer maele.Ga naar voetnoot944
945[regelnummer]
Betoon datge eenen vorst van slaven onderscheit.
Vorstin:
Daer is mijn hant.
Samson:
ô hant, wat hebtge lang gebeit!
Vorstin:
Gy zult na dezen dagh niet meer den molen trecken.
Samson:
Wat is'er nu, dat my genade kan verwecken,
Verwerven by den vorst?
Vorstin:
dit pleghtigh offerfeest
950[regelnummer]
Vereischt wat zonderlings. wy weeten hoe uw geestGa naar voetnoot950
Begaeft is met de kunst van worstelen, en springen,
En schermen. Samson weet van danssen, speelen, zingen,
| |
[pagina 213]
| |
Oock van tooneelspel: want de wijsheit van den Nijl
Had Moses opgequeeckt, die zijn Hebreen dien stijl
955[regelnummer]
Hiet volgen. kunt gy nu uw hoogheit eens verneêren,Ga naar voetnoot953-55
En met een stichtigh spel van zinnen triomfeeren,Ga naar voetnoot956
In Dagons kerck, wanneer de vorsten zijn vergaêrt;
Wy zien het juck verlicht, dat uwen hals bezwaert.
Samson:
Kan ick met spel en zang den vryen staet herwinnen,Ga naar voetnoot959
960[regelnummer]
Wy willen, op die hoop, een heiligh spel beginnen,Ga naar voetnoot960
Dat Gaze en al het lant wel eeuwigh heugen zal.
Vorstin:
Gy kunt in Dagons kerck veel duizent in getal
Verheugen op het feest.
Samson:
zoo zy 't gehengen konnen.Ga naar voetnoot961-63
Vorstin:
Wy hebben lastigh zelf's aertspriesters hart gewonnen.Ga naar voetnoot964
965[regelnummer]
Hy heeft het toegestemt. men zocht een, die op 't feest
Moght speelen tegens u, Noëma, rijck van geest,
En wonderlijck begaeft.
Samson:
laet haer de stof verzieren,Ga naar voetnoot967
Een spel van zinnen, dat den wulpschen aert leert stieren,Ga naar voetnoot968
Zal teffens stichten, en verquicken; en ick rijck,Ga naar voetnoot969
970[regelnummer]
Met zingen, danssen, en een hemelsche muzijck,
Het speelgerecht, als met een edel sap, begieten,
Dat dit d'aenschouwers na dien dagh niet zal verdrieten.
Hoewel ick luttel danx by Silo kan begaen,Ga naar voetnoot973
'k Zoecke uitkomste in mijn ramp. wat reên zou dit ontraên?
Vorstin:
975[regelnummer]
Ga rustigh heene. laet u heerlijck innekleeden.Ga naar voetnoot975
Alleen getroost u in den ommegangk te tredenGa naar voetnoot976
Voor 't heilighdom. dan wacht in onze kerckkapel.
Men zal u nooden, om het stichtelijcke spel
Te speelen naer den eisch, als gy geraên zult vinden.Ga naar voetnoot979
Samson:
980[regelnummer]
Het rechte middel om my van dees boey t'ontbinden.Ga naar voetnoot980
| |
[pagina 214]
| |
Vorstin:
Geley den lantsvorst ter kapelle. hou u reedt.Ga naar voetnoot981
Verklee hem naer zijn' staet: verander mede uw kleet.Ga naar voetnoot982
Hoe snel veranderde de Joodt, zoo ras hy hoorde
Van zijne ontlastinge, en de vryheit hem bekoorde.Ga naar voetnoot984
985[regelnummer]
Dees heerlijcke ommegang, en kercktriomf, en faem
Van Samsons wieroock, en tooneelspel zal den naem
Der Filistijnsche Goôn tot aen de lucht verheffen,
d'Aenpaelende Hebreen vernederen, en treffen,Ga naar voetnoot988
Dat hun gezantschap, hier te Gaze in ons palais,Ga naar voetnoot989
990[regelnummer]
Met kracht aenhouden zal om rust, en vasten pais.Ga naar voetnoot990
I. Zang:
Wort 's lichaems blintheit onvermogen
En arremoe gerekent, wat
Is 't missen der inwendige oogen
Een grooter armoe: zoo men schat
995[regelnummer]
De ziel en 't lichaem naer heur waerde.
Het lichaem is slechts asch, en aerde,
De ziel al geest, en niet dan geest,Ga naar voetnoot997
Het lichaem in der tijdt bederflijck;Ga naar voetnoot998
De ziel leeft eeuwigh, en onsterflijck.
1000[regelnummer]
Zy schoeit op eene hooger leest,Ga naar voetnoot1000
En zoeckt den oirsprongk aller vroomen,
Dat 's Godt, van wienze is afgekomen.
I. Tegenzang:
Gevangen Samson, nu aen 't quijnen,
Voelt blint deze armoede in den druck:Ga naar voetnoot1004
1005[regelnummer]
Noch armer staen de Filistijnen,
In 't midden van hun staetgeluck.Ga naar voetnoot1006
Zy missen hun gezicht inwendigh,
Gevoelen niet dat zij t'elendighGa naar voetnoot1008
Versteecken zijn van 't hooghste goet,Ga naar voetnoot1009
1010[regelnummer]
Dat 's Godt te kennen, en aenschouwen,
Hem aen te hangen met betrouwen,
Ontvonckt van 's hemels Geest, en gloet.
| |
[pagina 215]
| |
Den reênloze is 't gezicht gegeven:Ga naar voetnoot1013
De reden leert ons hooger zweven.
II. Zang:
1015[regelnummer]
Zoo d'onbesnede Dagonisten
Hun blintheit kenden, zouden zy,
Misleit door 's afgronts loze listen,Ga naar voetnoot1017
Den afgodt op zijn jaergetyGa naar voetnoot1018
Met offerhande en omgang eeren,
1020[regelnummer]
Op d'offermaeltijt bancketteeren,
Verzaecken Godt, der dingen bron,
Waeruit zy lijf en ziel ontfangen?
Nu houdt hen Dagons nacht gevangen:Ga naar voetnoot1023
Dat 's meer te missen dan de zon,
1025[regelnummer]
Het eenigh en onendigh wezen.
O licht der Godtheit, noit volprezen!
II. Tegenzang:
Geluckiger staen wy Hebreeuwen,
Wien Godt die glanssen openbaert,
Eerst vader Abram voor veele eeuwen,
1030[regelnummer]
Daer na aen Moses zich verklaert,
In zijne wetten, en beveelen.
Een eenigh wezen, Godt, te deelen,Ga naar voetnoot1032
Is af te gaen van 't eenigh een,Ga naar voetnoot1033
Een gruwelijcke afgoderye.
1035[regelnummer]
O Godt, bewaer in slavernye
Helt Samson, nu beschimpt, getreênGa naar voetnoot1036
Van Dagons razende offerknaepen.Ga naar voetnoot1037
Gy zijt alleen zijn sterckte en wapen.
|
|