De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
(1936)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 161]
| |
Het vyfde bedryf.
REY. DAVID. ACHIMAÄS.
Rey:
1415[regelnummer]
Een goede of quade maer staet nu in haer geboorte.Ga naar voetnoot1415
De zon helt naer de kim. de wacht ziet van de poorte
Twee posten, elck om 't snelst', vast rennen herwaert aen.Ga naar voetnoot1417
David:
Dit voorspoock tuight wat goedts: en dat wy boven staen:Ga naar voetnoot1418
Want was de veltheer met de gantsche maght geslagen,
1420[regelnummer]
't Verstroide heir zou sterck by troepen stewaert jaegen,Ga naar voetnoot1420
Om 't lijf te bergen. elck voor ander spoet zich ras,Ga naar voetnoot1421
Dan d'een dan d'ander voor; de leste Achimaäs,
Den zoon van Sadock, heel gelijck aen zijn gebaeren.Ga naar voetnoot1423
Hoe of mijn Absolon in 't vechten is gevaeren?
1425[regelnummer]
Kornels, en oversten, en hopmans hoorden al,Ga naar voetnoot1425
Een ieder hooft voor hooft, hoe streng ick hen beval
Het leven van mijn' zoon, verschoonbaer om zijn jaeren,
En jammerlijck misleit, waer 't mogelijck, te spaeren:
Maer 't loopt gevaer dat een onkundige onbedocht,Ga naar voetnoot1429
1430[regelnummer]
Of een welweetende hem heeft om hals gebroght,
Van onverzoenbre wraeck bereden, en bezeten.Ga naar voetnoot1431
Daer wort, als uit den aêm, van verre ons toegekreten.Ga naar voetnoot1432
Rey:
Hier komt Achimaäs, noch blijde, en wel gemoedt.
Achimaäs:
Geluck, heer koning.
David:
is uw tijding quaet of goet?
Achimaäs:
1435[regelnummer]
Gewaerdighme dat ick u op mijn knien magh eeren.Ga naar voetnoot1435
Gelooft zy d'opperste: 't gaet wel: wy triomfeeren.
Gelooft zy d'opperste: de vyant is beknelt,
Die Godts gezalfde durf bespringen met gewelt.Ga naar voetnoot1438
De vyant is verstroit, verslagen. zing nu zangen.
| |
[pagina 162]
| |
David:
1440[regelnummer]
Hoe ging het Absolon, mijn zoon? is hy gevangen,
Gegrepen by den hals, noch levende, en gezont?
Hoe ging 't hem? is hy doot, of levende, of gewont?
Helpme uit den droom. nu spreeck.
Achimaäs:
vergunme tijt te spreken.
Heer koning, ick ben af, het hart bykans bezweken.Ga naar voetnoot1444
1445[regelnummer]
Ick liep het al voorby, begruist van zweet en stof,Ga naar voetnoot1445
Om d'eerste tijding u te brengen hier in 't hof.
De veltheer Joab heeft my daetlijck afgevaerdight.
Ick zal 't verhaelen, zoo de koning zich gewaerdight
Te hooren uit mijn' mont al wat men hoorde, en zagh:
1450[regelnummer]
En met een woort gezeght: heer Joab won den slagh:
Maer 't koste zweet en bloet, zoo heeft zich 't heir gequeten.
David:
Hoe ging 't met Absolon? melt dat: dat most ick weeten.
De zege dient ons slechts tot droefheit en verdriet,
Zoo 't Absolon besterft. leeft Absolon, of niet?Ga naar voetnoot1454
Achimaäs:
1455[regelnummer]
Genadighste, gy zult vernemen uit ons woorden
De waerheit van al 't geen wy zagen, 't geen wy hoorden.
Vergeef het toch wat aen ons kennis noch ontbreeckt,
Tot dat uw majesteit den naesten bode spreeckt.
Eer ick mijn' last voltreck' genaeckt hy deze stede,Ga naar voetnoot1459
1460[regelnummer]
En brengt u al 't verslagh van 's vyants neêrlaegh mede.
David:
Ontvou ons dan recht uit al wat gy hoorde en zaeght.
De hemel geve dat de tijding ons behaeght.
Leeft Absolon of niet? laet hooren een van beide.
Staffiers, gaet heene: haelt de koningin. zy schreide,Ga naar voetnoot1464
1465[regelnummer]
Toen ick naer buiten tradt. zy twijfelt, en verlangt,
Dewijl dit oorloghspleit in punt van 't wijzen hanght,Ga naar voetnoot1466
Of 't vonnis reede al met den degen is gestreecken.Ga naar voetnoot1467
Daer komt de koningin: nu spreeck: ik hoor u spreecken.
Achimaäs:
Uw veltheer volghde 't heir der stammen in zijn schim,Ga naar voetnoot1469
1470[regelnummer]
Tot datze westwaert by het bosch van Efraim
| |
[pagina 163]
| |
By een geraeckten. elck stont blanck in zijn slaghorden.Ga naar voetnoot1471
Men ruste daetlijck toe, om hantgemeen te worden;Ga naar voetnoot1472
Eene ongelijcke maght, maer een gelijcke moedt
Van wederzijde in 't heir, te paerde, en oock te voet.
1475[regelnummer]
Zy stonden van weêrzy gespitst in dry vierkanten,Ga naar voetnoot1475
De ruitervleugels op de zy, als eicken planten,
En boomen in uw bosch, aen ryen net geschaert,Ga naar voetnoot1477
Geschoren als een lijn, voorzien van schilt en zwaert.Ga naar voetnoot1478
Zy blickren in de zon, een ieder in zijn wapen,Ga naar voetnoot1479
1480[regelnummer]
Als waer het harrenas hun aen het lijf geschapen,Ga naar voetnoot1480
Het zwaert hun in de vuist gekloncken van de smits.Ga naar voetnoot1481
De heiren staen 'er blanck in hunnen vollen krits.Ga naar voetnoot1482
Abisaï bewaert den voortoght. Joab, onderGa naar voetnoot1483
Den middeltoght, munt uit, gelijck een oorloghswonder.Ga naar voetnoot1484
1485[regelnummer]
Helt Ithai draeght zorgh den middeltoght op 't spoor
Te volgen. Absolon stelt Amasa recht voor
In 't spits. hy zelf bewaert in 't midden zijne schaeren.Ga naar voetnoot1487
Laet Joas, trots genoegh, den achtertoght bewaeren.
De leeu van Juda brult in 't midden van weêrzy,
1490[regelnummer]
En wet de klaeuwen, tot bederf van zijn party.Ga naar voetnoot1490
Zoo heerlijck staet een velt gekroont met korenaren
En korenbloemen, eer de wint daer in komt vaeren.
Elck munt om 't prachtighste met zijn lievreien uit.Ga naar voetnoot1493
Elck vlamt op overhant, en eer, en oorloghsbuit.Ga naar voetnoot1494
1495[regelnummer]
Prins Absolon zoo schoon, gelijck hy is geschapen,
Rijt door den heirtoght heen. de schiltknaep draeght zijn wapen.Ga naar voetnoot1496
Kornels en hopmans slaen in 't ende een' ring om hem.
Hy spreecktze een hart in 't lijf. elck luistert naer zijn stem.Ga naar voetnoot1498
Gy bondtgenooten, van den hemel begenadight,Ga naar voetnoot1499
1500[regelnummer]
Die, trots in 't harrenas, de wettigheit verdaedight
Van Davids erfgenaem, geboren tot de kroon,
Wat eer gebeurt u niet, tot een' verdienden loon,Ga naar voetnoot1502
Dat gy met uwen hals mijn recht quaemt onderstutten
En tegens al 't gewelt der nijdigen beschutten.Ga naar voetnoot1504
| |
[pagina 164]
| |
1505[regelnummer]
Nu wil het tijt zijn dat gy Joabs hooghmoedt slaet,Ga naar voetnoot1505
Die op een hantvol volx zich reuckeloos verlaet,
U trotst, u in den mont, en in zijn doot komt loopen.Ga naar voetnoot1507
Hier valt geen tegenstant. men hoeft hem slechts te stroopen,
In twalef stucken door te houwen met een drift,Ga naar voetnoot1509
1510[regelnummer]
En elcken stam een stuck te schencken tot een gift.
Dat eenigh hooft alleen getroffen en geslagen,Ga naar voetnoot1511
Zal schrick al 't overschot voor wint door 't stof verjaegen,Ga naar voetnoot1512
Om zijnen heer de maer te brengen van den strijt.
Zoo schelt de suffer ons de schult der kroone quijt.Ga naar voetnoot1514
David:
1515[regelnummer]
Hoe ging 't aen Joabs zijde? ick weet wel hy bekleede
Mijn recht, en moedighde het volck met eene mede.Ga naar voetnoot1515-16Ga naar voetnoot1516
Achimaäs:
O Davids helden, die getrou, voor 't wettigh recht
Der kroone, tegens zoo vervloeckt een' vyant vecht
Van Godt en menschen, en die met zijn vloeckgenooten
1520[regelnummer]
Den vader, die hem mint, ten troon heeft uitgestooten,
Betoont uw trou nu aen den standert, dien gy zwoert.Ga naar voetnoot1521
Verschoont de rijxpest niet. het oorlogh, dat gy voert,Ga naar voetnoot1522
Is goddelijck. Godts wet verstoot hem in haer toren,Ga naar voetnoot1523
Die Godt noch ouders eert, uit wien hy is geboren.
1525[regelnummer]
Grijpt moedt: Godt zal uw recht hanthaven, en zijn wet.
David:
Hoe klopt mijn hart uit schrick. de wraeck van Joab let
Alree niet op den last, in 't scheiden hem gegeven.Ga naar voetnoot1527
Die strengheit loopt te hoogh. zoo spaert men niemants leven.Ga naar voetnoot1528
Achimaäs:
Op deze rede klonck het heesch bazuingeschalGa naar voetnoot1529
1530[regelnummer]
Uit bey de heiren op. een ongelijck getal
Vloogh op elckandere aen. dat brullen, brieschen, schreeuwen
Van bitter tegens een gekante standertleeuwenGa naar voetnoot1532
Verdoofde elx ooren in het velt, zoo dra men trof:
| |
[pagina 165]
| |
Alle oogen werden blint van 't omgewroete stof.
1535[regelnummer]
Toen openbaerden zich alle ingekropte wrocken.
Men zagh uw heir in last, en drymael schricklijck schocken,Ga naar voetnoot1536
Gereet te spatten, als helt Joab, vol ontzagh,Ga naar voetnoot1537
Zich met den blooten arm, in 't barnen van den slagh,Ga naar voetnoot1538
Quam waegen op het spits. hy zwaeide zijnen degenGa naar voetnoot1539
1540[regelnummer]
Den hemel toe, verdaeghde uw kroonrecht, en Godts zegen,Ga naar voetnoot1540
Een' wederspannigh en verbastert heir ontzeght:
O Godt, bescherm uw zaeck, en hanthaef's konings recht.
Het weêrlichte op dien roep, als wou het Godt verdrieten.Ga naar voetnoot1543
De dooden groeiden aen op houwen, steecken, schieten.Ga naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
De zeissenwagen van den vyant, die noch paert,Ga naar voetnoot1545
Noch mensch, noch geen slagorde in zijnen tooren spaert,
Geraeckt aen 't hollen, went zich naer zijne eigen helden.
De vrienden moeten 't eer dan vyanden ontgelden.
Dat moedight d'onzen. men bejegende Absolon,Ga naar voetnoot1549
1550[regelnummer]
Die schrap stont, als een leeu in 't vechtperck. qualijck kon
Het oogh om 't stuiven vrient van vyant onderscheiden.Ga naar voetnoot1551
Ten leste spatte 't heir der stammen op de heidenGa naar voetnoot1552
Naer 't Efraimsche bosch. zoo quam ick herwaert aen,
Door last van Joab, reede om in den staert te slaen.Ga naar voetnoot1554
1555[regelnummer]
Maer hier komt Chusi, die den uitslagh zal verhaelen.
CHUSI. DAVID. BERSEBA.
Chusi:
Zoo moet de kroon van zege op 't hooft van David straelen.Ga naar voetnoot1556
De hemel hanthaeft u. die zich des onrechts belghtGa naar voetnoot1557
Heeft twintigh duizenden, al vyanden, verdelght.Ga naar voetnoot1558
David:
Hoe gaet het Absolon?
Chusi:
zoo ga het allen staeten,
1560[regelnummer]
En vyanden der kroone, en al die David haeten.
David:
Och Absolon, mijn zoon, hoe vreesde ick voor dien toght!
Och Absolon, och of ick voor u sterven moght!
| |
[pagina 166]
| |
Och Absolon, mijn zoon, de waerdtste van mijne erven,
Gaf Godt, och Absolon, dat ick voor u moght sterven!
1565[regelnummer]
Natuur, hoe pijntge ons hart! gewelt, gewelt, gewelt.Ga naar voetnoot1565
'k Beklaegh u voor Godts troon. och Absolon, dit geltGa naar voetnoot1566
Uw' vader 't leven. och, ter goeder tijt geboren,
Ter quader tijt in 't velt verslagen, al verloren!Ga naar voetnoot1567-68
O koningsbloem, te vroegh van uwen steel gemaeit,
1570[regelnummer]
Getroffen van een buy, die door mijn bloemhof waeit!Ga naar voetnoot1570
Och had ick schrap gestaen, toen 't heir u spits quam bieden,Ga naar voetnoot1571
Mijn bloote borst geboôn de wraeckzucht, heet aen 't zieden.Ga naar voetnoot1572
Ick duwde, ô zoon, den dolck u in die schoone borst.
Uw vader draeght de schult. mijn handen zien bemorstGa naar voetnoot1574
1575[regelnummer]
Van 't kinderlijcke bloet, dat koningsbloet, mijn leven.
De geest van Absolon komt dootsch my tegenstreven.Ga naar voetnoot1576
Waer berge ick mijnen rou?Ga naar voetnoot1577
Berseba:
geley hem naer de zael
Ter poorte in, dat hy ruste, en zijnen adem hael.Ga naar voetnoot1578
Dees rou geeft ergernis, en zal het volck bezwaeren.
1580[regelnummer]
Nu Chusi, spreeck recht uit. hoe is het voort gevaeren?Ga naar voetnoot1580
Chusi:
Toen Absolon, bykans verlaeten van zijn volck,
Niet langer staen kon voor helt Joabs blooten dolck,Ga naar voetnoot1582
En vreesde 't uiterste van doots gevaer te tergen,Ga naar voetnoot1583
Begaf hy zich blootshoofts ter vlught om 't lijf te bergen.
1585[regelnummer]
De snelheit van den muil quam hem te baet, die losGa naar voetnoot1585
Ter zijde heenesloegh in schaduw van het bosch,Ga naar voetnoot1586
Maer tot zijn ongeluck: want 's prinssen locken reicken
En slingren krullende om een tackebosch van eicken,Ga naar voetnoot1588
Daer blijft hy hangen, en het muilpaert schiet alleen,Ga naar voetnoot1589
1590[regelnummer]
Gelijck een blixem, door zijn meesters beenen heen,
Die tusschen aerde en lucht noch zweeft. de muil blijft rennen.
Een lansknecht zagh 't, en gaf het Joab flux te kennen,
Die sprack: hadt gy hem toch gevelt met schicht of priem,Ga naar voetnoot1593
| |
[pagina 167]
| |
'k Had u een schat betaelt, of koningklijcken riem.Ga naar voetnoot1594
1595[regelnummer]
De lansknecht sprack: al schonckt gy my noch hondertwerven
Zoo veel, dat koningsbloet zou van mijn hant niet sterven:Ga naar voetnoot1596
Want ieder hoorde hoe de vader, u voor al,Ga naar voetnoot1597
Abisaï met een, en Ithaï bevalGa naar voetnoot1598
Dien lieven jongeling te spaeren by het leven.Ga naar voetnoot1599
1600[regelnummer]
Had ick op mijn gevaer dat schendigh stuck bedreven,Ga naar voetnoot1600
De koning, wien geen zaeck, hoe kleen, verholen blijft,
Waer tegens my door u in 't straffen zelf gestijft.Ga naar voetnoot1602
Ick zal, sprack Joab toen, naer u noch niemant wachten.Ga naar voetnoot1603
Hy vlieght ten bossche in, drijft den hangenden dry schachten,Ga naar voetnoot1604
1605[regelnummer]
Dry scherpe spitsen in den boezem, stoot op stoot.
Zijn tien schiltknaepen slaen den jongeling voort doot.Ga naar voetnoot1606
De veltheer Joab, om te stuiten het verbazenGa naar voetnoot1607
Der vlughtelingen, laet terstont den aftoght blazen,
Op dat men 't volck verschoon', en d'onrust brenge in rust:
1610[regelnummer]
Naerdien het vreeslijck vier des oproers leght geblustGa naar voetnoot1610
In 't bloet van Absolon, geworpen in den muile
En opgespalckten balgh van eenen diepen kuile,Ga naar voetnoot1612
Met steenen opgehoopt, op dat hy hierme bromm',Ga naar voetnoot1613
In stede van zijn beelt en marmere kolom.Ga naar voetnoot1614
1615[regelnummer]
Het volck alom verstroit, versteecken van die stutte,Ga naar voetnoot1615
Vlught haestigh, elck zijns weeghs, in schaduw van zijn hutte.Ga naar voetnoot1616
Daer komt heer Joab op den spaden avont aen,
Bestuwt met oversten, en 's prinssen standertvaen,Ga naar voetnoot1618
Een' hoop gevangenen. gy hoort tot zegeteken
1620[regelnummer]
De paerden brieschen, en de veltbazuinen steecken.Ga naar voetnoot1620
JOAB. BERSEBA.
Joab:
Geluck, ô koningin. de doot van Absolon
Is 't leven van de kroone, en uwen Salomon.
Godt spaere David lang. Godt spaere 's konings leven.
Berseba:
Hoe rekent men 't getal, in dezen slagh gebleven?
| |
[pagina 168]
| |
Joab:
1625[regelnummer]
Wel twintighduizenden.Ga naar voetnoot1625
Berseba:
och, had men 't volck gespaert!
Joab:
Het woudt verslont meer volx dan 't uitgetrocken zwaert.Ga naar voetnoot1626
Men keerde in 't vlughten zich aen poelen, noch moerassen,Ga naar voetnoot1627
Om 't lijf te bergen, daer de paerden, harrenassen,
En menschen smoorden. wy, begaen met hun verlies,
1630[regelnummer]
Geboden ernstigh dat men flux den aftoght blies.Ga naar voetnoot1630
Berseba:
Hoe heeft men 's konings last in Absolon vergeeten!Ga naar voetnoot1631
Joab:
Die waer geberght, had hy den helm niet afgesmeten,Ga naar voetnoot1632
Om 't lijf te bergen, en te vlughten, vry van last.
Zoo slingerde zijn haer om eicke tacken vast.
1635[regelnummer]
Een afgront most het bloet van dien verwaten slorpen.Ga naar voetnoot1635
Al 't heir heeft, hooft voor hooft, een' steen op 't lijk geworpen,
Een grafspits opgerecht van steenen, zonder tal;Ga naar voetnoot1637
Waer by men eeuwigh hem hier na gedencken zal.Ga naar voetnoot1638
De wet vervloecktze, die aen 't hout ter straffe hangen:Ga naar voetnoot1639
1640[regelnummer]
Zoo most hy aen een' boom verdiende straf ontfangen,
Bezeeglen dezen vloeck. een ongehoorzaem aert,Ga naar voetnoot1641
Den vader trappende, was geen genade waert.
De bloetschoffeerder van tien vaders bedtgenoten,Ga naar voetnoot1643
Van tien schiltknaepen wert doorsteecken, en doorstooten.Ga naar voetnoot1644
1645[regelnummer]
De kroonzucht, wreetheit, en de geilheit troffen 't hartGa naar voetnoot1645
Elck met een schichtpunt, daer hy hing in 't bosch verwart.Ga naar voetnoot1646
Berseba:
Wat raet? de vader is te troosten, noch te spreecken,
Bedroeft het volck, en kan zijn droefheit niet versteecken,Ga naar voetnoot1648
Een ergernis van 't hof, en deze gansche stadt,
1650[regelnummer]
Na 's rijx behoudenis, dus avrechts opgevat.Ga naar voetnoot1650
| |
[pagina 169]
| |
Joab:
Mevrou, 't is noodigh dien verkeerden rou te toomen.
Ick bidde u hael hem. laet hem flux te voorschijn koomen.
'k Zal 's koninghs rou den toom eerst vieren, en verdraeghGa naar voetnoot1653
Dat dees bedroefde man een poos zijn hart uitklaegh,Ga naar voetnoot1654
1655[regelnummer]
Door schreien zich ontlaste, en eenen vloet van traenen,
Dan kan men hem met vrucht aen zijnen plicht vermaenen.Ga naar voetnoot1656
DAVID. JOAB. BERSEBA. REY.
David:
Heer Joab, och gemoete ick u in dezen schijn,Ga naar voetnoot1657
Berooft van mijnen zoon? ô hartewee! ô pijn!
Is dat uw' konings last en hoogh bevel uitvoeren?
1660[regelnummer]
Zijn dit deze oversten, die mijnen standert zwoeren?Ga naar voetnoot1660
En gelt een konings woort, het koningklijck gezagh
Zoo luttel by het heir? helaes, de zon, de dagh
Gaet met mijn' Absolon en zijnen vader onder.
Waer bergh, waer bergh ick my van rouwe? ô vader, zonder,
1665[regelnummer]
O vader, zonder zoon, die glori van mijn rijck!
Waer leghtge, ô Absolon? waer leght dat schoone lijck?Ga naar voetnoot1666
Waer anders dan in 't hart des vaders, na zijn sterven?
Daer leght mijn Absolon, gy zult geene uitvaert derven,
Mijn zoon, mijn liefste vrucht. uw vaders hart is 't graf,
1670[regelnummer]
Daer gy begraven leght. helaes, ick had dees straf,Ga naar voetnoot1670
Dien doot by Godt verdient, een doot van duizent dooden.
Breng wech dees leeusbanier, hem tegens mijn geboden
Ontweldight. dit 's geen zege, ô neen, eene oorloghsplaegh,Ga naar voetnoot1673
Dit is geen rijxtriomf, maer eene nederlaegh.
1675[regelnummer]
Daer leght mijn rijck, mijn staf, en kroon, en troon in d'assche.Ga naar voetnoot1675
Wech purperengewaet, en pracht, en prael. ick wassche
Mijn aenzicht nacht en dagh in traenen, in geklagh.
Wat brengtge my een' hoop gevangens uit den slagh!Ga naar voetnoot1678
Broght gy mijn' Absolon noch levendigh gevangen,Ga naar voetnoot1679
1680[regelnummer]
Ick hadde u met triomfe en snaerespel ontfangen,
Met blyschap ingehaelt. ô bloedige overhant!Ga naar voetnoot1681
Breng wech mijn harp. men hang' haer eeuwigh aen den want.
Och, Absolon, mijn zoon, moet ick u eeuwigh derven?
Och, Absolon, gaef Godt dat ick voor u moght sterven!
| |
[pagina 170]
| |
Joab:
1685[regelnummer]
Is dit uw' Joab met triomfen ingehaelt,
Nu zulck een zon van zege uw aengezicht bestraelt?
Is dit uwe oversten en helden blijde ontmoeten?
Zy smilten man voor man, vergeeten u te groeten,Ga naar voetnoot1688
Verstroien elck hun 's weeghs. zy hebben u geredt.Ga naar voetnoot1689
1690[regelnummer]
Zy hebben heden u de kroon op 't hooft gezet,
Hun leven opgezet om u in staet te houden:Ga naar voetnoot1691
En wort deze oorloghsdeught dus avrechts hun vergouden?Ga naar voetnoot1692
Die vaderslaghter, en verwaten, zoo veraert,Ga naar voetnoot1693
En snoot, had heden zelf uw leven niet gespaert,Ga naar voetnoot1694
1695[regelnummer]
Noch uwen Salomon, noch geene koninginnen.
Of meentge met dien rou het hart des volx te winnen?Ga naar voetnoot1696
En hebtge aen eenen stam, die u slechts overschoot
Van twalef stammen, noch te veel in uwen noot?Ga naar voetnoot1697-98
Zoo vaer vry voort: vaer voort met jammeren en treuren,
1700[regelnummer]
De haeren uit het hooft, het kleet van 't lijf te scheuren:
Zoo blijck' het klaer dat gy een' booswicht hooger acht
Dan 's volx behoudenis, en Abrahams geslacht;Ga naar voetnoot1702
Dat gy uw vrienden haet, hen hanthaeft, die u haeten:
Maer 'k zweere u, vaertge voort, 'k zie morgen u verlaeten
1705[regelnummer]
Van al uw' aenhang, niet een' halsvrient meer ten hoof,Ga naar voetnoot1705
Uw kroon, en scepter, en uw koningkrijck ten roofGa naar voetnoot1706
Voor alle uw vyanden; en hoor een' storm verheffen
Veel schrickelijcker dan uw hooft oit quam te treffen,
Van uwe jongkheit aen, tot heden dezen dagh.Ga naar voetnoot1709
1710[regelnummer]
Waeck op dan: strijck, en bergh uw kroon, en rijxgezagh.Ga naar voetnoot1710
David:
Och Joab, wanneer kon het vaders hart oit liegen?Ga naar voetnoot1711
Natuur ontlast zich, die kan veinzen, noch bedriegen.Ga naar voetnoot1712
Dit 's aengeboren. dit 's eene ingeschapenheit.Ga naar voetnoot1713
Natuur, Godts dochter, heeft dien bloetbant vast geleit.Ga naar voetnoot1714
Berseba:
1715[regelnummer]
Aertsvader Abraham had wel natuur verwonnen.Ga naar voetnoot1715
| |
[pagina 171]
| |
David:
Wat vaders vint men, die dat voetspoor houden konnen?Ga naar voetnoot1716
Joab:
Schep moedt, heer koning. toon u vrolijck, als 't behoort
Aen 't gansche heir, en zet u morgen in de poort.
Verwelkoom en onthael de hoofden en de helden,Ga naar voetnoot1719
1720[regelnummer]
Die lijf en leven voor uw kroon te pande stelden.Ga naar voetnoot1720
Ick won alree het hart van al wat zich verbondt,
En tegens u van daegh noch blanck in 't harnas stont.Ga naar voetnoot1722
Zy traden in uw' eedt, gereet hun schult te boeten,Ga naar voetnoot1723
En leiden hun geweer gewilligh voor mijn voeten.Ga naar voetnoot1724
1725[regelnummer]
'K heb dit d'aertspriesters voort. verkuntschapt door een' post.Ga naar voetnoot1725
Men roept al: Davids arm heeft ons met Godt verlost
Van Heiden, Idumeen, en 't juck der Filisteenen,
Vloot zelf voor Absolon, door bosch en heiden heenen,
Te blint by ons gezalft en op den troon gezet:Ga naar voetnoot1729
1730[regelnummer]
't Is billijck dat men dien hanthaver van Godts wet
Herstelle in 't out gezagh, hem en zijn' zaet beschooren.Ga naar voetnoot1726-31Ga naar voetnoot1731
Schep moedt: gy ziet den dagh van uw triomf herboren,
Van alle stammen en geheel Jerusalem
U voeren op den troon met een gemeine stem.Ga naar voetnoot1734
Berseba:
1735[regelnummer]
Nu ga te ruste: want de tijt u noot te slaepen.Ga naar voetnoot1735
De nacht verquick den geest, en is tot rust geschapen.Ga naar voetnoot1736
Joab:
Ick ga terwijl het volck vernoegen hier omtrent,Ga naar voetnoot1737
Verzekren van den prijs, die gy hun waerdigh kent.Ga naar voetnoot1738
David:
Hy ga vry heene. ick zweere en zal het niet vergeeten
1740[regelnummer]
Met zijn verdiende maet hem weder in te meeten.Ga naar voetnoot1740
Hy heeft mijn' Absolon met opzet niet gespaert,
En toonde aen Abner zelf in vre zijn' snooden aert.Ga naar voetnoot1742
'K wil Amase in zijn plaets eer lang ten veltheer zetten.
Mijn nazaet magh na my op zijn verdiensten letten.
| |
[pagina 172]
| |
Rey:
1745[regelnummer]
Men offre Gode, nu de vader, van den zoonGa naar voetnoot1745
Verdreven, wederom, herstelt op zijnen troon,
Zal heerschen, aengebeên van volck en onderdaenen.Ga naar voetnoot1747
De vreught wort best gesmaeckt na ballingschap en tranen.
UIT. |
|