De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
(1936)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 128]
| |
Het derde bedryf.
ABISAÏ. JOAB. DAVID. REY.
Abisaï:
Waer is de veltheer? waer de koning? roeptze: voort.Ga naar voetnoot519
Joab:
520[regelnummer]
Wat brengt Abisaï?
Abisaï:
de vyant voor de poort.
David:
Wat quade maeren kraeit de dagh dus vroegh hier buiten?Ga naar voetnoot521
Kost gy den heirtoght in den overtoght niet stuiten?Ga naar voetnoot522
Abisaï:
Zy ruckten over, eer wy quaemen aen den stroom.
Joab:
Het schijnt onmogelijk.
David:
zoo snel? dit schijnt een droom.
Joab:
525[regelnummer]
De kil is veel te diep. geen ruiter kan haer gronden.Ga naar voetnoot525
Abisaï:
De lantbespieder had al stil een wadt gevonden,Ga naar voetnoot526
Waer door een man tot aen den navel waeden moght.
Joab:
Noch valt de stroom te sterck, die lijdt geen' overtoght.Ga naar voetnoot528
De voeten raecken vlot, en houden geene stedeGa naar voetnoot529
530[regelnummer]
In 't glibberige klay: dan sleept de stroom hen mede.
Hy drijft voor stroom af, wie zoo stout een stuck bestaet.Ga naar voetnoot531
David:
En waer gebleven met een' lansknecht, een' soldaet,Ga naar voetnoot532
In 't volle krijghsgeweer en harnas, overladenGa naar voetnoot533
Met boogh, en beuckelaer. kan dees een kil doorwaeden
535[regelnummer]
In zulck een' stercken stroom, die wechruckt wat hem keert?Ga naar voetnoot535
Abisaï:
'k Beken de koning is in oorloge uitgeleert:Ga naar voetnoot536
| |
[pagina 129]
| |
Maer 't miste een' meester wel, geleert op alle streecken.Ga naar voetnoot537
De jonge heeft dees kans den ouden afgekeecken:Ga naar voetnoot538
En slaet men twijfel aen de waerheit, 'k zal het klaerGa naar voetnoot539
540[regelnummer]
Met reden toonen: doch het blijckt al t'openbaer.
Joab:
Het zou my lusten dit bewijs van u te hooren.
Abisaï:
Een vliegend veltheer laet geen tijt noch kans verlooren,
Maer vaert al voort en voort, neemt elcken slaghboegh waer,Ga naar voetnoot543
Schroomt ongelegenheit, noch rampen, noch gevaer,Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
Ziet tijt noch ontijt aen, noch stroomen, noch moerassen,Ga naar voetnoot545
Noch weêr, noch onweêr, stelt zijn voordeel in 't verrassen
Des vyants, als die minst op zijne komst vermoedt.Ga naar voetnoot547
Zoo quam hy 's midnachts in den rijxstroom, heet van gloet,Ga naar voetnoot548
Met zijne ruiterye aenplompen, dicht gesloten.Ga naar voetnoot549
550[regelnummer]
De ruiters hielden stant op 't wadt. de stroom geschoten
Met kromme wielinge op en door de ruiters heen,Ga naar voetnoot551
Stont in zijn' vaert geschut, en ebde naer beneên,Ga naar voetnoot552
Terwijl het water voor de ruiterpaerden zwichte,Ga naar voetnoot553
En langkzaem zackende 's volx doortoght vry verlichte.Ga naar voetnoot554
555[regelnummer]
Zoo rucktenze over, en geraeckten al op 't lant.
Zy zetten zich terstont aen d'overzy vierkant.Ga naar voetnoot556
De ruiters volghden, als een vlught gezwinde veugelen,
En deckten 't voetvolck van weerzijde, als met twee vleugelen,
Gereet te vliegen, op het woort van Absolon.Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
Dit zagen wy te spa, voor 't opgaen van de zon,
En vonden ongeraên een' slagh alleen te waegen.
De koning laet' het zich gevallen en behaegen.Ga naar voetnoot562
David:
Hoe ging de roep door 't lant? hoe sterck is dit gespan?Ga naar voetnoot563
Abisaï:
Men schat de gansche maght op veertigh duizent man.
| |
[pagina 130]
| |
Joab:
565[regelnummer]
Voerde Absolon hen aen?
Abisaï:
bespieders, die hem kenden,
Verkuntschapten dat hy, voor al de ruiterbenden,Ga naar voetnoot566
Alleen op zijnen muil den vliet eerst overzwom,
En, dravende over 't velt, een' steilen bergh beklom,
Om 't lant t'ontdecken, en verraet, en loze laegen.
570[regelnummer]
Nu woelen d'oevers, en de schipbrug wort geslagenGa naar voetnoot570
Op hout en vaertuigh, hem van boven toegebraght.Ga naar voetnoot571
Geraeckt de schipbrugh klaer, zoo kan 't die groote maght
Niet licht van achter aen nootdruftigheit ontbreecken.Ga naar voetnoot573
De borstweer voor de brug wert daetlijck afgesteecken.Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
Het leger, afgemat van trecken, rust in 't velt.
Het havent zich, en sterckt het lijf, om met gewelt,Ga naar voetnoot576
En verschen moedt van daegh u noch op 't lijf te vallen.
Joab:
Men slaet zoo los niet voort. hy kan dees legerwallenGa naar voetnoot578
Niet overrompelen. wy hebben steun en rughGa naar voetnoot579
580[regelnummer]
Van achter aen de stadt.
David:
en eene legerbrug
Te bouwen, eischt meer tijt, eer zy den zeissenwagen,Ga naar voetnoot581
En voorraet, pack en paert op haeren rug kan draegen.
Abisaï:
Een vlot van cederen en balcken, of 't Godt gaf,Ga naar voetnoot583
Door 't Galileesche meer gevoert van Liban af,
585[regelnummer]
Quam, juist daerze yveren om door den stroom te streven,Ga naar voetnoot585
Van zelf, en onvermoedt, hem in den mont gedreven.Ga naar voetnoot586
Nu bezight hy dees stof, en spoedt zijne overvaert.Ga naar voetnoot587
Joab:
Wie eene brug bouwt, zie dat hy de brug bewaert:Ga naar voetnoot588
Want valtze in 's vyants maght, wat staet hem dan te hoopen?
Abisaï:
590[regelnummer]
Verliest hy 't velt, zijn volck past flux de brug te sloopen,Ga naar voetnoot590
Te laeten drijven voor den stroom af naer beneên.
| |
[pagina 131]
| |
Joab:
Dan was 't gekloncken, als in Jepthas tijt. niet eenGa naar voetnoot592
Van Efraim ontquam 't: want al die overbleven
Geraeckten, na den slagh, aen 't veer om lijf en leven.Ga naar voetnoot594
Abisaï:
595[regelnummer]
De kans van Jeptha stont op verre niet zoo slimGa naar voetnoot595
Als d'onze: want hy had den stam van Efraim
Alleen ten vyant, om het ongelijck te slechten:Ga naar voetnoot597
Wy moeten tegens al de stammen teffens vechten.Ga naar voetnoot598
Ruimt Absolon het velt aen dezen waterkant,
600[regelnummer]
Dat traegh te hoopen is: hy heeft al 't Joodtsche lantGa naar voetnoot600
Tot eene vaste borgh, voor onverwachte rampen:
En houdt een versche maght gewapent om te kampen.
Joab:
Hier strijt geen rechter, maer een koning voor zijn rijck.Ga naar voetnoot603
Abisaï:
Twee koningen staen hier in 't harrenas gelijck.
Joab:
605[regelnummer]
Maer ongelijck in recht.
Abisaï:
het recht hangt aen den degen.Ga naar voetnoot605
Joab:
Dat staet in slagh op slagh, als in een schael, te weegen.Ga naar voetnoot606
Abisaï:
De maght staet ongelijck, de kans niet even schoon.
Joab:
De wettigheit geeft kans.
Abisaï:
het gout bewaert geen kroon,
Maer stael en yzer moet de wettigheit bewaren,
610[regelnummer]
En d'eer van 't kroonegout.
David:
wat brengt de Rey voor maeren?Ga naar voetnoot608-610
Rey:
De prins zent Amasa, zijn' veltheer, om gehoor.Ga naar voetnoot611
| |
[pagina 132]
| |
David:
Hoe kan men 't weigeren? wat raet? wat slaet gy voor?
Joab:
De neef komt hier zijn ooms gelegenheit bespieden.Ga naar voetnoot613
David:
Hy was noit twistgezint.
Abisaï:
het jonge bloet aen 't zieden
615[regelnummer]
Bemint den vrede niet, neen zeker: 't leeft op hoop
Of u een vleiers tong bedroogh en onderkroop.Ga naar voetnoot616
Joab:
Hy zoeckt den boezem van den vader t'ondertasten.Ga naar voetnoot617
David:
Men kan uit achterdocht den vroomsten wel belasten.Ga naar voetnoot618
Joab:
Wat schijn van vromicheit is by neef Absolon,Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
By een' bloetschendigen, die vaders bedde schon,Ga naar voetnoot620
Een onverzoenbaer stuck? wat schijn gaf dit van vrede?Ga naar voetnoot621
David:
Gy zelf verworft hem door beleit en uwe bedeGa naar voetnoot622
Zijn zoen, eer hy in dit rampzaligh oorlogh tradt.
Joab:
'k Verzoende hem, 't is waer, maer luttel docht ick dat
625[regelnummer]
Hy reuckloos toeleide om den vader uit te stooten,Ga naar voetnoot625
In schijn van heiligheit, met zijne altaergenooten
Hem op te komen dus onzacht, en onvermoedt.Ga naar voetnoot627
Indien de koning zich ten tweedemael niet hoedt
Voor dien bedorven zoon, het wil hem eeuwigh rouwen.Ga naar voetnoot629
630[regelnummer]
Wie eenmael schipbreuck lijdt, leert nimmer zich betrouwen
Op d'ongena der zee, die op haer luimen leit,Ga naar voetnoot631
Den zeeman eerst verrast, wanneerze streelt en vleit.
Heer koning, luister naer geen vleiery, en smeecken.Ga naar voetnoot633
David:
't Is hoofsch en heuscheit een' gezant te hooren spreecken.Ga naar voetnoot634
| |
[pagina 133]
| |
Joab:
635[regelnummer]
Naer tijts gelegentheit, nu lijdt de tijt dit niet.Ga naar voetnoot635
David:
Met eere kan 't geschiên.
Joab:
dit's weder 't zelve liet.Ga naar voetnoot637
Hy zoeckt u met dien zang noch eens in slaep te wiegen,
En hangt geheel aen een van liegen en bedriegen.
Die huichlaer spoede zoo by nacht zijn godevaert:Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Nu zoeckt de vleier u te komen onder 't zwaert.Ga naar voetnoot640
Die naer uw kroon stack, zoeckt u noch in 't hart te treffen,
Om op uw lijck en graf zijn' stoel in top te heffen.Ga naar voetnoot642
Achitofel heeft Godt noch deught in zijnen zin.
Al ging men by verdragh de schoonste voorwaerde in:Ga naar voetnoot644
645[regelnummer]
Een trouweloze keert zich aen verdragh noch eeden.Ga naar voetnoot645
David:
Het is en blijft mijn zoon, al stont hy in geen reden.Ga naar voetnoot646
Joab:
Een zoon naer 't lichaem, en alleen slechts met den naem.
Wat baet de naem van zoon, als zich de vader schaem,
En eeuwigh schamen moet dat hy dien zoon oit teelde?
650[regelnummer]
Zoo dees zijn' vader eerde, en naer 't gemoedt afbeelde,Ga naar voetnoot650
Gelijck men d'ouders kent aen 't uiterlijcke kroost,Ga naar voetnoot651
Hoe zou de jonge prins den ouden tot een' troost
En stock des ouderdoms verstrecken, zijne jaerenGa naar voetnoot653
Ontlasten, daer hy nu des vaders grijze haeren
655[regelnummer]
Ten grave heenvoert, hoopt door loosheit, hem te sterck,
Na'et neemen van zijn kroon, het hooft met eenen zerck
Noch t'overstulpen, en met zwaeiende banierenGa naar voetnoot657
Dan jaerlijx op het graf dat zegefeest te vieren.
David:
Wy kunnen, in gespreck getreên, ons noch beraên.Ga naar voetnoot659
Joab:
660[regelnummer]
In geener wijze zult gy hem ter spraecke staen.Ga naar voetnoot660
| |
[pagina 134]
| |
David:
Al spreeckt men onderling, noch hoeft men niet te sluiten.Ga naar voetnoot661
Joab:
Magh raeden gelden, hou die valsche vleiers buiten.
David:
Men kan hem blindeling geleiden voor dees poort.
Joab:
Gezanten zijn maer spiên. al wat men ziet en hoortGa naar voetnoot664
665[regelnummer]
Ontdeckenze, ofte zien door gaven, en door wencken
Getrouwe harten in te luiden, en te krencken.Ga naar voetnoot666
David:
Men kan op halsstraf elck den ommegang verbiên.
Joab:
Het veiligste is hem niet te hooren noch te zien.
David:
Door onderling gespreck wert dickwijl pais getroffen.
Joab:
670[regelnummer]
Door onderling gespreck quam vorst by vorst te ploffen,Ga naar voetnoot670
Te wentelen van al de hooge trappen af.
David:
Of ick u uit mijn' naem bevel te handlen gaf,Ga naar voetnoot672
En hielme buiten scheuts: wat kon die handel schaden?Ga naar voetnoot673
Wy kunnen, na'et gespreck, ons onderling beraeden.
Joab:
675[regelnummer]
Behaeght den koning dit, hy koome voor den dagh.
David:
Trouwanten, haelt hem. ick vertrecke in stadt, en zagh
Niet lievers dan mijn' zoon t'ontfangen in genade.Ga naar voetnoot677
Het kon geschiên dat hy in 't uiterst zich beraede.Ga naar voetnoot678
Joab:
De vader is verblint van liefde tot den zoon.
680[regelnummer]
Wy stellen ons in last, ter liefde van de kroon.Ga naar voetnoot680
Geraeckt de zoon op stoel, waer blijven Davids helden,
En Joab, die hun ziel voor 't rijck te pande stelden?
| |
[pagina 135]
| |
Dees booswicht maeckt het my en zijn' heer vader moê.Ga naar voetnoot683
Al zienwe, als valcken, en met hondert oogen toe;
685[regelnummer]
Achitofels beleit is maghtigh hondert valckenGa naar voetnoot685
In 't net te sleepen, en met woorden te verschalcken.
AMASA. JOAB.
Amasa:
Geluck neef Joab, stijl en rechte hant des rijx.Ga naar voetnoot687
Joab:
Neef Amasa, wenschte ick u weder desgelijx,
Dat wenschen zou voorwaer mijn' heer verongelijcken.Ga naar voetnoot689
690[regelnummer]
Het wenschen sluit niet, zoo de daeden anders blijcken.Ga naar voetnoot690
U zegen wenschen waer mijn' meester ramp gegunt,Ga naar voetnoot691
Dat voeght zijn' dienaer niet. maer nu, wat is het punt,
Daer uwe komste op draeit? bespietge dit geweste,Ga naar voetnoot692-93
Het koningsleger, dat zich neêrsloegh voor dees veste,Ga naar voetnoot694
695[regelnummer]
En wiltge u dienen van onze ongelegenheit?Ga naar voetnoot695
Amasa:
Ick koom, den zoon ten dienst, zijn vaders majesteit
Verspreecken, of men noch by tijts verdragh kon raemen.Ga naar voetnoot697
Bloetvrienden kunnen licht zich onderling te zamenGa naar voetnoot698
Vereenigen. het bloet dwaelt niet zoo wijt van bloet,Ga naar voetnoot699
700[regelnummer]
Of zoo het eene heusch het andre weêr gemoet',Ga naar voetnoot700
d'Oneffenheit wort wel ge-effent, en gevonden.Ga naar voetnoot701
De balssem van verdragh heelt dootelijcke wonden.
Joab:
Achitofel heeft u dees heuscheit vroegh geleert,
Wanneer de zoon, uw heer, zijn vaders bedt schoffeert:Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
Dan wort d'oneffenheit ge-effent, en gevonden.
Die balssem van verdragh heelt dootelijcke wonden.
Amasa:
Het stont te wenschen dat verdragh dien stanck begroef.Ga naar voetnoot707
| |
[pagina 136]
| |
Joab:
Hy wou de koningschap inwijden met dees proef,
En eeuwigh zijnen haet door zulck een daet bezegelen.
710[regelnummer]
Een wethanthaver, die onmaetigheit zal regelenGa naar voetnoot710
Door 't voorbeelt van zijn hof, spat na zijn raetbesluit,
Hoe Thamar smeeckt en bidt, tot zulck een helscheit uit,Ga naar voetnoot711-12
Om d'onverzoenbaerheit door 't lasterstuck te stijven.Ga naar voetnoot713
Maer toef: de hemel magh 't een tijt lang schuldigh blijven,Ga naar voetnoot714
715[regelnummer]
Hy schelt het nimmer quijt. dat schelmstuck schreit om wraeck.Ga naar voetnoot715
Amasa:
Wy komen niet des zoons, noch oock des vaders zaeck,
Urias brief en moort, bekent by alle vroomen,Ga naar voetnoot717
Verdaedigen. men kan zoo niet ter spraecke komen,Ga naar voetnoot718
Noch rust bemiddelen. men vint van wederzy
720[regelnummer]
Gebreken. slaenwe deze ontijdigheit voorby,Ga naar voetnoot720
En laet ons toonen dat wy beide pais beminnen.
Zoo kan men zonder bloet den grootsten veltslagh winnen.
Behaeght het u, ick legh hier op den degen neêr.Ga naar voetnoot723
De koning Absolon gunt zijn' heer vader d'eer
725[regelnummer]
De kroon van vaders hant alleen te leen te houden.
Joab:
Met dat beding wort hem geen dootschult quijt geschouden.
De koning David quam niet slaepende aen de kroon,
Noch namze met gewelt. hy eerde Sauls troon
Schoon Samuël hem had gezalft by Sauls leven;Ga naar voetnoot729
730[regelnummer]
Schoon hy voor Saul vlughte, in ballingschap gedreven,Ga naar voetnoot730
Tot dat de schoonvaêr in zijn' eigen degen viel,Ga naar voetnoot731
En alle stammen, uit een' mont, als eene ziel,Ga naar voetnoot732
Godt kennende, op dien last en 't hemelsche believen,Ga naar voetnoot733
Den recht gewettighden op 's voorzaets troon verhievenGa naar voetnoot734
735[regelnummer]
Te Hebron, zonder dat hy toeleide op verraên,Ga naar voetnoot732-35
Den schoonvaêr in zijn kroon wou vliegen, ofte staenGa naar voetnoot736
Naer schoonvaêrs leven, toen het viel in zijne handen.
Laet Absolon, en al, die met hem t'zamenspanden,
| |
[pagina 137]
| |
Dit vry herkaeuwen. was zijn stuck verdaedighbaer,Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
Noit zetten wy ons lijf en staet in dit gevaer,Ga naar voetnoot740
Ten dienst des konings: maer 's helts vroomheit, die grootdadig,Ga naar voetnoot741
De stammen dier verplichte, en 't lot, dat zoo genadighGa naar voetnoot742
Hem toeviel uit Godts schoot, verbinden my de kroonGa naar voetnoot743
Van Juda, in 't gezicht van dien verwaten zoon,Ga naar voetnoot744
745[regelnummer]
Te vryen, op den hals: dat zal zich openbaerenGa naar voetnoot745
In 't vlacke velt, zoo dra de leeuwestanders vaeren
Elckandere in den schilt, met hunn' bebloeden klaeu.Ga naar voetnoot746-47
Hy verge 't Joab niet. zijn hartwonde is noch raeu,Ga naar voetnoot748
Ontfangen, toen hy, na den zoen door hem verworven,
750[regelnummer]
En trouwe voorspraeck, al te godtloos en bedorven,Ga naar voetnoot750
Ten smaet des voorspraecx, die zijne eer ten hoof bewaert,Ga naar voetnoot751
Den vader opquam, na zijn schelmsche bedevaert.Ga naar voetnoot752
Amasa:
Men heelt geen wonden met ophaelen van gebreken,
Maer eer met zwijgen. dorst gy Abner 't hart afsteecken,
755[regelnummer]
Die Sauls aenhang holp aen David overslaen,
Een moort, die uwen heer op traenen quam te staen,
Toen hy u vloeckte, en holp den helt met rou ter aerde,
Niet zonder Abners hulp te kroonen naer zijn waerde;Ga naar voetnoot754-58
Wat wilt gy 's konings zoon met zooveel smaets belaên?
Joab:
760[regelnummer]
Hy durf aen Asaël, mijn broêr, zijn hant eerst slaen,Ga naar voetnoot760
Die vreedzaem hem genaeckt.
Amasa:
laet alle twiststof vaeren.
Dit oorloghsonweêr zal door geen verwijt bedaeren.
Joab:
Wat eischtge dan?
Amasa:
dat ick den koning spreken magh.
Joab:
Waerom?
Amasa:
om middelen te raemen tot verdragh.Ga naar voetnoot764
| |
[pagina 138]
| |
Joab:
765[regelnummer]
Men moet met wapenen dit kroongeschil beslechten.Ga naar voetnoot765
Amasa:
Wie alle oneffenheit met wapenen wil rechten,Ga naar voetnoot766
Vint werck. men wint meer velts door tusschenspreecken danGa naar voetnoot767
Door wapens.
Joab:
zoo vertreck met uw vervloeckt gespan.Ga naar voetnoot768
Leg af de wapens. laet den zoon den vader eeren:
770[regelnummer]
Of lust hem oorelogh, hy magh de wapens keeren
Naer 't Heidendom, ten dienst van Gode en 't vaderlant.
Dat 's eerlijcker dan in het hart des rijx dien brantGa naar voetnoot772
Te stichten, en zich zelf t'onterven van de kroonen.Ga naar voetnoot773
Amasa:
De kroon vervreemt niet, als zy erft op Davids zoonen,Ga naar voetnoot774
775[regelnummer]
En wie verdientze met meer recht als Absolon?
Joab:
De schender, die het bedt van zijnen vader schon?
Waer blijckt de zoonschap, als het bloet zoo snoot verbastert
Van Godt, en vaders aert? hoe wort Godts naem gelastert?Ga naar voetnoot777-78
Wat zegen wacht een zoon in dien verdoemden staet?Ga naar voetnoot779
Amasa:
780[regelnummer]
Indien deze oorloghsschael rampzaligh overslaet,Ga naar voetnoot780
Godt geve oock op wat zy, wat kan hier toch uit spruitenGa naar voetnoot781
Dan jammer, dat men noch verhoeden kan, en stuiten?
De vader of de zoon moet vallen in het zwaert,
Of alle bey. men ziet de stammen, eens van aert,
785[regelnummer]
Gebroeders van een bloet, een wet, den degen slijpen,Ga naar voetnoot785
Om blindeling en fel elckandere aen te grijpen,
En op het hart te treên met onuitbluschbren haet,
Ten zy men wisselijck met voorbedachten raetGa naar voetnoot788
Den zoon in 't harrenas vereenigh' met den vader.Ga naar voetnoot789
790[regelnummer]
Men komt in 't handelen allengs den vrede nader.Ga naar voetnoot790
Joab:
Had gy te Hebron, eer men 't gruwelstuck besloot,
| |
[pagina 139]
| |
De vloeckverwantschap sterckte, en dronck op 's konings doot,Ga naar voetnoot792
Dees spraeck gebruickt, by die 't verraet bezweeren dorsten,Ga naar voetnoot793
Het waer dus bloedigh niet tot oorlogh uitgeborsten.
795[regelnummer]
Nu staenwe in 't harnas blanck, en tegens een gekant.Ga naar voetnoot795
Nu gelt'er geen verdragh. het most van uwer hant
Eerst draven, en de zoon voor vader zich verneêren.Ga naar voetnoot796-97
Amasa:
Ten minste laetme niet naer 't leger wederkeeren,
Eer ick den koning spreeck'.
Joab:
de koning slaet het af.
800[regelnummer]
Hy kent dien zoon niet, gaet met eenen voet in 't graf,
Gereet, als 't Godt belieft, alle oogenblick te storten.Ga naar voetnoot801
Zijn tijt is kort: men kan hem niet veel levens korten.Ga naar voetnoot802
De jongling verwe vry zijn zwaert in vaders bloet,
En proncke met deze eer. vertreck op staenden voet.
805[regelnummer]
De tijt verloopt: wy staen getroost dit af te wachten.
Amasa:
Men kan de harten met geen ondergaen verzachten.Ga naar voetnoot806
'k Vertrecke, als 't wezen moet. men hou my buiten schult.Ga naar voetnoot807
Joab:
Ick zweer dat gy noch van mijn handen sterven zult.Ga naar voetnoot808
DAVID. JOAB.
David:
Hoe staet het? is 'er hoop en middel van verdraegen?Ga naar voetnoot809
Joab:
810[regelnummer]
Geen ander middel, als een kans in 't velt te waegen.
David:
Zoo waege ick zorghelijck het leven van mijn' zoon.Ga naar voetnoot811
Joab:
Beleen hem liever by uw leven met de kroon.
David:
Men hoeft een', die zich zelf beleent, geen kroon te geven.
| |
[pagina 140]
| |
Joab:
Hy draeght alree de kroon, en dingt u naer het leven.Ga naar voetnoot814
David:
815[regelnummer]
Zoo 't Godt behaeghde, ick scholt hem ook mijn leven quijt.Ga naar voetnoot815
Joab:
Ick ga het leger strax bereiden tot den strijt.Ga naar voetnoot816
David:
Hoe zijtge nu zoo reedt? gy woudt hem flus verduuren.Ga naar voetnoot817
Joab:
'k Verneem hy wil recht toe aenzetten op dees muuren.
David:
Dees poorten staen voor hem gesloten dagh en nacht.
Joab:
820[regelnummer]
Het volck loopt over. men verwaerloost ronde en wacht.
David:
Men moet onorde flux gestreng met orde rechten.Ga naar voetnoot821
Joab:
Alle uitstel springt te rug. de tijt gebiet te vechten.Ga naar voetnoot822
David:
Gevecht is hachelijck: zijn maght valt ons te zwaer.
Joab:
Men zett' vry een op al.
David:
van weêrzyde is gevaer.Ga naar voetnoot824
Joab:
825[regelnummer]
Wy moeten voor 't gevaer der vyanden niet schroomen.
David:
Hier worstlen vader, zoon, gebroeders, neven, oomen.
Joab:
Zoo ging 't by Sauls tijt, en felst na Sauls doot.
David:
Ick street voor 't recht der kroone uit last, uit hoogen noot.
| |
[pagina 141]
| |
Joab:
De noot en 't hooghste recht ons nu in 't velt beroepen.Ga naar voetnoot829
David:
830[regelnummer]
Wat is dees kleene maght in 't velt by zoo veel troepen?
Joab:
Gy plaght op Godt te zien, en achte geen getal.Ga naar voetnoot831
David:
Geraeckt mijn Absolon godtsjammerlijck ten val?Ga naar voetnoot832
Joab:
Hy valt dan by zijn schult, en magh 't zich zelven wijten.Ga naar voetnoot833
David:
Zaeght gy d'oploopentheit by geen verdragh te slijten?Ga naar voetnoot834
Joab:
835[regelnummer]
Neen, Amasa quam om verdragh niet ommezien.Ga naar voetnoot835
David:
Wat was zijn ooghmerck dan?
Joab:
doorsnuffelen, bespiên,
Den vader kranck van liefde, eens loos den pols te voelen,Ga naar voetnoot837
Hoe 't hart klopte, om daer na zijn' moedt aen hem te koelen,Ga naar voetnoot838
Met grooter voordeel u te grijpen voor dees stadt:
840[regelnummer]
Zijn leger midlerwijl, noch nat, en afgemat,
Te baeckren in de zon, te koesteren, te queecken:
De brug te bouwen, dan de veltbazuin te steecken:
De zeissenwagens, en den voorraet langs de brugGa naar voetnoot843
Te voeren herwaert, en in uw gezicht den rug
845[regelnummer]
En boôm des lantschaps van gansch Galaäd te drucken.Ga naar voetnoot844-45Ga naar voetnoot845
Wy dienen schrap te staen, eer hy koom' herwaert rucken.
Men noemt den eersten slagh met recht een' koninghsslagh.Ga naar voetnoot847
Wy willen, vroegh in 't velt, het voeren van de vlag
Geen' vyant gunnen, maer hem in zijn nest bestoocken.
850[regelnummer]
Dat geeft een kans vooruit. zoo wort zijn moedt gebroken,
Eer hy ons met zijn maght koom' vallen op den hals.Ga naar voetnoot851
| |
[pagina 142]
| |
David:
Gy noemtze vyanden?
Joab:
wat zijn deze anders, als
Gezwore vyanden? hoe kan men ze anders noemen?
David:
Zegh wetgenooten, en misleiden.Ga naar voetnoot854
Joab:
dit verbloemen
855[regelnummer]
Is schadelijck, en dat met recht zich zelven schaem.Ga naar voetnoot855
Men noemt een' wolf een' wolf, by zijnen rechten naem.
Geen edelmoedige aert vervolghde oit die hem teelde.Ga naar voetnoot857
Zijn hooghmoet terght uw zwaert uit wrevelheit en weelde.Ga naar voetnoot858
My rouwt den dagh dat ick zijn' zoen by u verworf,Ga naar voetnoot859
860[regelnummer]
Toen hy mijn korenlant, dien schoonen oogst, bedorf,Ga naar voetnoot860
My perste, met gevaer van 's konings ongenade,Ga naar voetnoot861
Den zoen te vorderen ten hove: al wertze spadeGa naar voetnoot862
By u verworven, zy quam entlijck noch te vroegh,Ga naar voetnoot863
Naerdien hy sedert stout aen dit verwildren sloegh,Ga naar voetnoot864
865[regelnummer]
Uw troonen ondermijnde, en met zijn vloeckgenooten,Ga naar voetnoot865
Na'et stroopen van de kroone, u't hart oock af wil stooten,Ga naar voetnoot866
Met zijnen dollen dolck: dus pas op uw geweer.Ga naar voetnoot867
Het veinzen heeft lang uit.
David:
ley hy den degen neêr!Ga naar voetnoot868
Joab:
'k Heb Amasa noch strax die voorwaerde aengeboden.Ga naar voetnoot869
David:
870[regelnummer]
Moet ick, halflevende, hem zoecken onder dooden,
Zoo my de slagh geluckt, och och, wat valt dit bang!Ga naar voetnoot871
Joab:
En danst hy om uw lijck, op 's krijghsvolck zegezang?Ga naar voetnoot872
David:
Belieft het Gode, 'k zou dien zang noch liever hooren.Ga naar voetnoot873
| |
[pagina 143]
| |
Joab:
Dit 's razerny, men blaes', men steecke flux den horen,
875[regelnummer]
En monstere al het volck, en breng' het op de been.
David:
Wat wort mijn hart benaut? waer zal de vader heen,
Met dien misleiden zoon?
Joab:
ick hoor hem herwaert draven,
Die u zou weigeren te Sion te begraeven,
Maer azen met uw vleesch de vogels op het velt.Ga naar voetnoot879
880[regelnummer]
Verreuckeloostge u zelf slaphartigh? denckt het geltGa naar voetnoot880
Al 't koningklijck geslaght. waer zal de moeder vlughten
Met haeren Salomon?
David:
wat staet my niet te duchten
In dees verbijstering. hier valt het raetslot zwaer.Ga naar voetnoot883
Joab:
Het is geen draelens tijt. wy moeten, op gevaer
885[regelnummer]
Van 't oorlogslot, door bloet van vyanden, ons maegen,Ga naar voetnoot885
Heenstreven, niet vergeefs op zy den degen draegen,
Wanneer de noot gebiet te vechten voor de kroon,
Voor God, en d'eer van 't rijck.
David:
wie zal ick best mijn' zoon
Betrouwen in den strijt op 't spits der speer t'ontmoeten?Ga naar voetnoot889
890[regelnummer]
Hy magh, in mijn gezicht, aen 't outer van dees voeten,Ga naar voetnoot890
Noch roepen om genade, uit ootmoedt, en ontzich.Ga naar voetnoot891
De vader kan hem best verschoonen, levendighGa naar voetnoot892
Gevangen neemen op zijn knien, en 't zwaert opsteecken.Ga naar voetnoot893
Betrout men 't Joab toe, zijn moedt is hert in 't wreecken.Ga naar voetnoot894
895[regelnummer]
Staffiers, brengt herrewaert mijn wapens, en geweer.Ga naar voetnoot895
Ick sta toghtvaerdigh.
Joab:
rust. wy lijden nimmermeer,Ga naar voetnoot896
Dat gy uw leven waeght, al waer 't om duizent zoonen,
Om duizent Absolons. wy kunnen hem verschoonen,
Zoo hy gena verzoeckt.
| |
[pagina 144]
| |
David:
Staffiers, brengt wapens, dra,
900[regelnummer]
Mijn harnas, helm, en zwaert.
BERSEBA. DAVID. JOAB.
Berseba:
Gy brult, gelijck een leeu, geborsten van zijn keten.
Genadighste, wat 's dit? mijn lief, wat gaet u aen?Ga naar voetnoot903
David:
Het vaderlijcke hart is met den zoon belaên.Ga naar voetnoot904
905[regelnummer]
Natuur vervoertme, om voor den heirtoght heen te streven,Ga naar voetnoot905
In 't barnen van den strijt, of ick dien schoonen 't levenGa naar voetnoot906
Kon bergen, eer hy sneefde, in zijn' verworpen staet.Ga naar voetnoot907
Berseba:
Is 't billijck datge my, en deze vrucht verlaet,Ga naar voetnoot908
U zelven inbrockt, om dien bozen aert te bergen?Ga naar voetnoot909
910[regelnummer]
Gy most uw koningin, uw liefste, dat niet vergen,Ga naar voetnoot910
Zoo gy haer liefde draeght, uit een oprecht gemoedt.Ga naar voetnoot911
Hoe dickwijl zwoertge my, in uwen minnegloet,
Uit uwen aertschen troon ten hemel opgetogen,Ga naar voetnoot913
Als gy u spiegelde in dit diamant der oogen,
915[regelnummer]
Dat ick u waerder was dan d'eer van uwe kroon,
En Salomon alleen zou erven vaders troon!
Wat hebtge al vrientschap by mijn' ommegang genoten!Ga naar voetnoot917
En zoudtge nu uw vrucht, en my zoo licht verstooten,Ga naar voetnoot918
Versteecken van uw troost, om eenen, die veraert,Ga naar voetnoot919
920[regelnummer]
Na'et schaecken van uw kroon, zijn broederslaghtigh zwaertGa naar voetnoot920
U op de keel zet, en, indienwe 't velt verloren,Ga naar voetnoot921
Dit lief onmondigh kint, en my, uw lief, zou smooren,
Verdrincken in uw bloet, dat warrem schuimt, en roockt,
En daer de dootsche geest om 't lijck noch waert, en spoockt?Ga naar voetnoot924
925[regelnummer]
Wie schrickt, wie yst niet, die dit prent in zijn gedachten!Ga naar voetnoot925
| |
[pagina 145]
| |
Laet u dan raeden hier den uitgang af te wachten.Ga naar voetnoot926
Betrou den heirtoght aen neef Joab, die beproeft,
Getrou in 's konings dienst, geen onderwijs behoeft,Ga naar voetnoot928
Hoe hy zich draegen moet, om uwen zoon te spaeren,Ga naar voetnoot929
930[regelnummer]
En d'eer van uwe kroon te vryen en bewaeren.Ga naar voetnoot930
David:
De veltheer Joab is oploopende van moedt:Ga naar voetnoot931
Berseba:
En niet afkeerigh van het koningklijcke bloet.Ga naar voetnoot932
Hy heeft uw gramschap en verbolgentheit geleenight,Ga naar voetnoot933
En met beleit den zoon en vader korts vereenight.Ga naar voetnoot934
935[regelnummer]
Betrou den jongeling aen uwen vollen neef.
David:
Men kon den jongeling omzetten, eer hy bleef.Ga naar voetnoot936
Berseba:
Indien hy luistren wil, hem wort geen vree geweigert.
David:
My dunckt ick zie alree hoe hy te paerde steigert,Ga naar voetnoot938
Zich midden in het heir voor al het volck vertoont.
Berseba:
940[regelnummer]
Gy hebt hem al te ruim den toom geviert, verschoont.Ga naar voetnoot940
Veel nutter waer hy kort en ingetoomt gehouden.
Dien dertlen is te vroegh zijn dootschult quijt geschouden.Ga naar voetnoot942
David:
Hy zworf om Ammons schult, die droegh de grootste schult.Ga naar voetnoot943
Berseba:
Wie schent zijn vaders bedde, en oeffent zijn gedult,Ga naar voetnoot944
945[regelnummer]
Door zulck een lasterstuck?Ga naar voetnoot945
David:
ick kon het hem vergeven.
Berseba:
Dat eischt hy niet. gy zijt bekommert voor zijn leven,Ga naar voetnoot946
Terwijl uw leven drijft in 't uiterste gevaer
Van schipbreucke, in een zee van oproer, bang en naer.Ga naar voetnoot948
| |
[pagina 146]
| |
David:
Godt strafze, en slaze, die zoo fel hier onder blazen.Ga naar voetnoot949
950[regelnummer]
Achitofel misbruickt lichtvaerdigen, en dwazen:
Die blinde leitsman drijft de benden herwaert aen.
Joab:
Heer koning, 't is geen tijt van suffen, maer van slaen.Ga naar voetnoot952
Wy moeten voor de vuist hem daegen voor den degen.Ga naar voetnoot953
David:
Indienge zonder my te velde gaet, mijn zegen
955[regelnummer]
Kan u niet volgen, tot bederf van Absolon.Ga naar voetnoot955
Joab:
Gezegent ofte niet: wy moeten flux dees bron
Van oproer met het vleesch en bloet des vyants stoppen.
David:
Helaes, dit raeckt mijn hart. het hart begint te kloppen.
Aertsvader Abraham wert niet zoo zwaer bezocht,
960[regelnummer]
In 't offren van zijn' zoon, laet my den achtertoghtGa naar voetnoot960
Bevolen. Joab magh den middeltoght bewaeren,Ga naar voetnoot961
Abisai vooraen toezetten op de schaeren,Ga naar voetnoot962
En 't spits des vloeckverwants. zoo moght mijn raet de zielGa naar voetnoot963
Van Absolon, zoo hem de moedt uit noot ontviel,Ga naar voetnoot964
965[regelnummer]
Verschoonen. laet het toe dat zich de koning wapen'.
Men bluscht geen kinderliefde, een treck ons ingeschapen.Ga naar voetnoot966
Berseba:
Getrouwe helt, waerheen? wie scheurt u van mijn trou,Ga naar voetnoot967
My dier gezworen, toen, gedompelt in den rou,
Ick om Urias treurde, en zulck een' smaet most draegen?
970[regelnummer]
Verlaetge Salomon, zoo hoogh op uwe dagenGa naar voetnoot970
Gewonnen? moet, och arme, een moeder met dit kint,
[Het schreit zijn' vader aen,] ontgelden dat gy mintGa naar voetnoot972
Die Godt in u bestrijt?Ga naar voetnoot973
Joab:
het staet ons niet te lijden,
Dat gy uw koningin en erfgenaem in 't strijden,
975[regelnummer]
Uw rijck, en al dit volck, dat aen uw leven hangt,Ga naar voetnoot975
| |
[pagina 147]
| |
Zult hangen ['t zy de zoon u nederleght, of vangt,]
Al teffens aen een' slagh. de schipbreuck van uw levenGa naar voetnoot976-77
Waer 't algemeen bederf: en komen wy te sneven,Ga naar voetnoot978
Of half, of altemael, oock d'allerleste man,
980[regelnummer]
Dat acht de vyant niet. het heiloos vloeckgespan
Is slechts op David uit. indienze hem vernielen:Ga naar voetnoot981
Een koningshooft weeght meer dan tienwerf duizent zielen.Ga naar voetnoot982
De koning, na'et verlies van eenen zwaeren slagh,
[De hooghste keer' het,] kan met koninklijck gezaghGa naar voetnoot984
985[regelnummer]
Die neêrlaegh wederom herstellen. hou dan vrede.Ga naar voetnoot985
Blijf met uw koningin gerust in deze stede,
Die strecke een vryburgh en gewisse toeverlaetGa naar voetnoot987
Voor 't vlughtende overschot, zoo Absolon ons slaet:
En houdtge u buiten scheuts: de vyant zal vermoedenGa naar voetnoot989
990[regelnummer]
Dat gy, gesterckt met noch een leger, u kunt hoeden,
En redden in gevaer voor aenstoot. laet u raên.Ga naar voetnoot973-91Ga naar voetnoot991
Het is hoogh tijt.
David:
'k beken de noot gebiet te slaen,Ga naar voetnoot992
Te toonen dat ons moedt noch dapperheit ontbreecken.
Laet voort de krijghsbazuin door al het leger steecken.Ga naar voetnoot994
995[regelnummer]
Wy zullen, op de poort gezeten, met ons oogh
Het krijghsvolck in 't gelidt zien trecken, van om hoogh,
En monstren regement en vaendels, krijghskornellen,
En hopmans, en de maght en al de hoofden tellen.
Wat hooren wy? daer komt het oproer voor den dagh,
1000[regelnummer]
Om ons in 't vlacke velt te perssen tot den slagh.Ga naar voetnoot1000
Zy zullen in 't gezicht van deze vesten kraeien,Ga naar voetnoot1001
En treckende voorby ten zuiden ommezwaeien,
Naer 't bosch van Efraim. 't gaet wel. zy trecken voor.
Gy zult hun in den staert naerzetten op het spoor.Ga naar voetnoot1004
1005[regelnummer]
Bewaer den middeltoght, als veltheer. roep uw' broeder.Ga naar voetnoot1005
Joab:
Koom hier, Abisai.
David:
hanthaver van 's rijx hoeder,
Gy toonde voor Syriers, en Idumeen al wat
| |
[pagina 148]
| |
In overste en soldaet vereischt wort en geschat,
Beleit, en oorloghsmoedt: gy zult u heden quijten,
1010[regelnummer]
En in den voortoght fors het scherpe spits afbijten.Ga naar voetnoot1010
Koom hier, helt Ithai, voorzien van reuzekracht,
Getrou in lief en leedt: 'k beveel u d'achterwacht:Ga naar voetnoot1005-1012Ga naar voetnoot1012
En gy kornellen, en gy hopmans, waert te kroonen,Ga naar voetnoot1013
'k Beveel u, hooft voor hooft, wilt Absolon verschoonen,
1015[regelnummer]
Den schoonen Absolon, mijn kint, my lief en waert.
Gedenckt, helaes, gedenckt al wat hem wedervaert,
Dat komt den vader zelf, en Godts gezalfden over.Ga naar voetnoot1017
'k Heb hem niet voortgeteelt, gevoedt, om, als een rover,Ga naar voetnoot1018
En wederspannigh zoon te sterven met dien smaet.
1020[regelnummer]
De jonge bloem misleit, verdient hierom elx haet,
Noch vaders vloeck niet. magh mijn liefde uw hart bewegen,Ga naar voetnoot1021
Zoo geeft ons elck uw hant. de vaderlijcke zegen
Zal u en Absolon geleiden op uw woort.
Prins Sobi, volghme met uw' hofstoet op de poort.
1025[regelnummer]
Mevrouw, klim met my op de poort, daer ick u leide.
De kleene Salomon ga midden tusschen beide.
Prins Absolon treckt in slaghorden herwaert aen.
Elck neem' zijn hoefslagh waer, en kenn' zijn standertvaen.Ga naar voetnoot1028
Berseba:
Heer koning, laet ons hier te gader
1030[regelnummer]
Neêrzitten. zet nu Salomon
Recht voor de moeder, en den vader,
Of hy te beter uitzien kon.Ga naar voetnoot1032
Prins Sobi, zet u aen mijn zijde.
Hier ziet men over 't vlacke velt.
David:
1035[regelnummer]
Och, zaegh ick dat mijn hart verblijde.
Daer komt het opgeruit gewelt.Ga naar voetnoot1036
Een zwarte stofwolck aen gestoven
Naer Manaïm van 's lants Jordaen.
Nu sta de zoon of vader boven.Ga naar voetnoot1039
1040[regelnummer]
Zy kunnen bey niet boven staen.
| |
[pagina 149]
| |
Berseba:
Zy draven snel, en komen dichter
En dichter naer dees legerwal.
De donckre stofwolck wort nu lichter,
En heldert op. men hoort geschal
1045[regelnummer]
Van krijghsbazuinen, en klaeroenen.
O Godt, bescherm ons voor hun maght.
David:
Ick zie geen middel van verzoenen.
Gy helden zet u in uw kracht.Ga naar voetnoot1048
Zy willen Davids heir verbluffen,Ga naar voetnoot1049
1050[regelnummer]
Uitdaegen met een' stouten moedt,
Op dat het uitkoom' zonder suffen,Ga naar voetnoot1051
En eenmael zette voet by voet.Ga naar voetnoot1052
Men kanze reede al onderscheien.
Berseba:
Wat riddertroep stoot daer vooruit
1055[regelnummer]
Met goude en zilvre livereien,Ga naar voetnoot1055
Verhit op koningklijcken buit?
Wie steeckt daer uit met zijn cieraedje,Ga naar voetnoot1057
En open helm? wie magh dat zijn?Ga naar voetnoot1058
Hy voert een roode krijghspluimaedje.
David:
1060[regelnummer]
Dat 's Absolon, of een in schijnGa naar voetnoot1060
Hem gansch gelijck van zwier en wezen.Ga naar voetnoot1061
Hy schiet een' worpschicht in de lucht,Ga naar voetnoot1062
Berijt een muilpaert, uitgelezenGa naar voetnoot1063
Van leest, dat schijnt uit oorlogszucht
1065[regelnummer]
Van ver te brieschen al verbolgen.
Zoo draeft den prins den drommel voor.Ga naar voetnoot1066
De stoute regementen volgen
Met hunne vleuglen 's prinssen spoor.
Het gaet gelijck ick docht. zy draeien
1070[regelnummer]
Ter rechte hant om, zuidwaert aen
Naer 't bosch van Efraïm. zy zwaeien,
En toonen David d'oorloghsbaen,Ga naar voetnoot1072
| |
[pagina 150]
| |
Met hun hoovaerdige bravade.Ga naar voetnoot1073
Nu Joab, val hun in den staert:Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Doch maetigh strengheit met genade.Ga naar voetnoot1075
Zie toe dat gy den jongling spaert.
Treck rustigh heene op 't oorloghsteken.Ga naar voetnoot1077
Wy gaen om laegh met Gode spreecken,
In onze aendachtige gebeên.Ga naar voetnoot1079
1080[regelnummer]
Hoe wort een vaders hart bestreên!Ga naar voetnoot1080
Zang:
Men bidde 't hooft der heerschappye
In 't eeuwigh licht,
Dat Joab trou de kroon bevrye
En zijnen plicht
1085[regelnummer]
Naer 's konings wil en wensch bewaere,Ga naar voetnoot1085
Op dat den zoon
In 't slaen geen onheil wedervaere.Ga naar voetnoot1087
't Is kunst den toon
En maet des oorloghs zoo te volgen,
1090[regelnummer]
Dat 's krijghsmans moedt
Niet uitspatte, al te heet verbolgen,
Maer 's konings bloet
Verschoone, eer 't zwaert van rouwe treffeGa naar voetnoot1093
Den ouden man,
1095[regelnummer]
En zich een hofgeschrey verheffe.
Een doode kan
De wraeck toch geen genoegen geven.Ga naar voetnoot1097
Al 's konings lust
En leven hangt aen 's jonglings leven.
1100[regelnummer]
Wort dit geblust,Ga naar voetnoot1100
De vader zal zijn doot besterven,Ga naar voetnoot1101
En 't gansche rijck
In rou den grooten heilant derven,Ga naar voetnoot1103
Der stammen wijck.Ga naar voetnoot1104
Tegenzang:
1105[regelnummer]
Wat raet? wie stilt de krijghsgemoeden?Ga naar voetnoot1105
| |
[pagina 151]
| |
Een die verblint
En wulpsch zich zelf niet wil behoeden,Ga naar voetnoot1107
Maer strijtgezint
Zijn' moedt in 't bloedigh velt betoonen,
1110[regelnummer]
Op 't punt van 't zwaert,
Hoe kan de veltheer hem verschoonen?
Hy wort bewaert,Ga naar voetnoot1112
Wie zich bewaert, en zoeckt te bergen.Ga naar voetnoot1113
Het krijghsgevalGa naar voetnoot1114
1115[regelnummer]
Rolt wonderlijck, en lijdt geen tergen.Ga naar voetnoot1115
Een oorloghsbalGa naar voetnoot1116
Voelt stuit en weêrstuit onder 't strevenGa naar voetnoot1117
In zijne vlught,
Wanneer dees eens is opgegeven,Ga naar voetnoot1119
1120[regelnummer]
En door de lucht
Zijn' vaert heeft uit der hant genomen.
Zoo wil 't hier gaen.Ga naar voetnoot1122
Men magh wel voor den avont schroomen.Ga naar voetnoot1123
Nu staet de baen
1125[regelnummer]
Voor Absolon en Joab open.
Dees bange daghGa naar voetnoot1126
Beknelt ons tusschen vrees en hoopen,
Een hardt gelagh.Ga naar voetnoot1128
Toezang:
Verschijn, ô Godt, met troost in 't midden,
1130[regelnummer]
En schey dit bloetkrackeel,Ga naar voetnoot1130
Terwijlwe met den koning bidden.
Verkeer dit treurtooneel
In blyschap, en in blijde spelen,
Op datwe 's konings harpesnaerGa naar voetnoot1134
1135[regelnummer]
Met zang en zoet geluit van keelen
Navolgen mogen, en geen baerGa naar voetnoot1136
Van zoone en vader droef geleiden.
Vertroost ons, die uw' troost verbeiden.
|
|