De werken van Vondel. Deel 9. 1660-1663
(1936)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 53]
| |
Het derde bedryf.
JOAB. DAVID. BODE.
Joab:
De torenwachter ziet een' postmuil herwaert jaegen.Ga naar voetnoot627
'k Wensch dat uw majesteit de tijding magh behaegen.
Het schijnt hy wort dus vroegh gestuurt van Absolon.Ga naar voetnoot629
David:
630[regelnummer]
Zoo is hy afgereên voor 't opgaen van de zon.
Joab:
Wat of hem herwaert jaegt?
David:
Men heeft niet quaets te schroomen.Ga naar voetnoot631
Van Absolon kan niet dan blijde tijding komen.
Hy weet hoe vaders hert naer tijdingen verlangt,
Het hart, dat over hem, gelijck een zegen, hangt,Ga naar voetnoot634
635[regelnummer]
Zijn aenschijn noode derft. wat nieus kan hy ontdecken?Ga naar voetnoot635
De kortheit van den tijt, die tusschen zijn vertrecken
Van 't hof en nu verliep, gehengt nau dat'er iet
Byzonders voorviel, 't geen tot vreught streckt, of verdriet.
Joab:
Eene uur berockent wel meer werx met bystre zinnenGa naar voetnoot639
640[regelnummer]
Dan duizent handen in een jaer zien af te spinnen.Ga naar voetnoot640
Hoewel ick niet betrouw dat ons van dezen kant
Iet kan bejegenen, dat niet 't gezegent lant
Tot heil en nut gedye, en allen wetgenooten.Ga naar voetnoot643
Daer komt de bode zelf al hygende aengestooten.Ga naar voetnoot644
645[regelnummer]
Hy ziet verbaest naer 't hof, en onzen koning om.Ga naar voetnoot645
De koning spreecke hem. hy staet verbaest en stom.
David:
Wel bode, van wat kant komt gy verbaest geronnen?Ga naar voetnoot647
Zit af: schep aêm: genaeck dat wy u hooren konnen.Ga naar voetnoot648
Bode:
Ten hove is zulck een post, als ick, onaengenaem.Ga naar voetnoot649
| |
[pagina 54]
| |
650[regelnummer]
Doch schoon ick stille zweegh, noch zou d'ontruste faemGa naar voetnoot650
Niet rusten haer bazuin uit tin en trans te blazen,
Van Dan tot Berzeba de weerelt te verbazen.Ga naar voetnoot652
David:
Is Absolon in noot, of in zijn vyants klem?Ga naar voetnoot653
Bode:
Prins Absolon dreight u, en gansch Jerusalem.
David:
655[regelnummer]
Hy is met onzen wil te nacht hier uitgereden.
Bode:
Hy spant de kroon in 't hart van 't rijck en alle steden.Ga naar voetnoot656
David:
Spreeck klaerder, schoon die klanck niet schoon in d'ooren luit.
Bode:
Zijn bevaert quam te nacht op vloeckverwantschap uit.Ga naar voetnoot658
David:
Onmogelijck. wie heeft dat lasterstuck besteecken?Ga naar voetnoot659
Bode:
660[regelnummer]
Zoo groot een schelmstuck kon niet laeten uit te breecken.Ga naar voetnoot660
David:
Wat zekerheit kunt gy betoonen van dit stuck?Ga naar voetnoot661
Bode:
Ick hoorde en zagh 't verraet. Godt keere uw ongeluck:
Mijn vroom geweten, aen de kroon en uw vertrouden
Verbonden, liet niet toe dit stil by my te houden.
665[regelnummer]
Zoo koom ick met dien vloeck der vloecken opgedaeght.Ga naar voetnoot665
David:
Verhael ons dan oprecht al wat gy hoorde en zaeght,Ga naar voetnoot666
En pas vooral dit naeckt, gelijck het leght, t'ontkleeden.Ga naar voetnoot667
Bode:
Te nacht quam 's konings zoon te Hebron aengereden,
Met eenen nasleep van tweehondert, zonder ergh.Ga naar voetnoot669
| |
[pagina 55]
| |
670[regelnummer]
De maght van Israël en Juda om den bergh,Ga naar voetnoot670
Had zich in tenten langs de dalen neêrgeslagen,Ga naar voetnoot671
En wachte op 't offerfeest, de Godtheit op te draegen,
Met volle staetsien, en priesterlijcke pracht.
Der vadren kerckhof wert terstont met 's princen wachtGa naar voetnoot674
675[regelnummer]
Heel scherp en nau bezet, rondom de doornehaegen.Ga naar voetnoot675
De weelige eicken, die met schaduwen de laegenGa naar voetnoot676
Bedeckten, ruischten niet, daer 't licht door boschloof scheen.Ga naar voetnoot677
De prins, Achitofel, de raet quam hier by een.
In 't ronde om Hebron loeide een menighte offerdieren;
680[regelnummer]
Een voorspel van dit feest, met d'uchtendzon te vieren,
Uit danckbaerheit, zoo 't hiet, dat Absolon 't gezichtGa naar voetnoot681
Van 's konings aenschijn moght gebeuren, en den plichtGa naar voetnoot682
Van zijne Godtsbelofte,en hoogen eedt bezegelen:
Gelijck 't Hebreeusch geslacht gewoon is zich te regelen
685[regelnummer]
Naer Moses wetboeck. hier ging t'samenrotten aen.Ga naar voetnoot685
Ick kroop behendigh, by het schijnen van de maen,
Ter zijde door de haegh, daer niemant op vermoede.Ga naar voetnoot687
Joab:
Dat Godt den koning en het koningrijck behoede.
Bode:
Prins Absolon hief aen: gy zoons van Abraham,
690[regelnummer]
Hanthavers van Godts recht, en Jesses braven stam,Ga naar voetnoot690
Ick koom, van Godt gedaeght, tot voorstant van u allenGa naar voetnoot691
Mijn' dienst opoffren, eer de staet geraeckt te vallen.Ga naar voetnoot692
De vader suft alree, gezwackt van ouderdom.Ga naar voetnoot693
'k Heb 't poortgerecht gestut. mijn' hals, als een kolom,Ga naar voetnoot694
695[regelnummer]
Heeft, onder 't lastigh pack des rijx, geheele dagenGa naar voetnoot695
Gezweet. ick trooste 't volck, dat my zijn' noot quam klaegen.Ga naar voetnoot696
De vleiers, die het hof om winst naer d'oogen zien,
En 't onrecht stercken, dorst mijn yver 't hof verbiên.
'k Heb weduwen geredt, de wezen en verdruckten
700[regelnummer]
Geholpen op de been; griffoenen, die haer pluckten,Ga naar voetnoot700
De nagels vry gekort: en zou men u den nootGa naar voetnoot701
Afmaelen, schoon de staet zeilt met een' ruimen schoot,Ga naar voetnoot702
| |
[pagina 56]
| |
Een etmael kon zoo veel gevaeren niet begrijpen.Ga naar voetnoot703
De hulck van 't gansche rijck dreight storm op storm te gijpen.Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
Wat hoop van beternis, daer 't hooft in deught bezwijckt,Ga naar voetnoot705
En zelf zijn naeste bloet, den zoon, verongelijckt?Ga naar voetnoot706
Wy hebben jaeren lang bezuurt in bittre elendenGa naar voetnoot707
De straf van Ammon, en dat gruwzaem zusterschenden,
Ten leste in schijn verzoent, na dien geleden hoon.
710[regelnummer]
Wat heil verwacht gy? want een overspeelsters zoonGa naar voetnoot710
Wort dertel opgevoedt, om over lant en lieden,Ga naar voetnoot711
Na vaders doot gezalft, tyrannigh te gebieden.
Waer heeft de koning oit de dapperheit beloont?
Vraeght dat Urias, die zich streng en eerlijck toont,
715[regelnummer]
Op d'aerde slaept, en, na zijn vroome wapendaeden,
Met eenen moortbrief aen den veltheer wort verraden.Ga naar voetnoot714-16
'k Ga Sauls huis voorby, eer lanckheit u vermoeit.
Hoe bloedigh heeft hy dien geslachtboom uitgeroeit,
En dreight den wortel uit te rucken, wech te houwen;
720[regelnummer]
Hoewel hy d'eer genoot van Michols hant te trouwen!Ga naar voetnoot717-20Ga naar voetnoot720
Naerdien het stamhuis dan van hem geen heil verwacht,
Is 't nodigh zijnen stoel, op 's volx gemeene klaght,
Met eenen nazaet van zijn naeste bloet te kleeden.Ga naar voetnoot722-23
Dit's mijn belofte aen Godt, waertoe gy wort gebeden.
Joab:
725[regelnummer]
Genadighste, vergeef het Joab, wiens verzoeck
Den zoon met u verzoende, eene oirzaeck van dien vloeck:Ga naar voetnoot726
Hoe droegh Achitofel zich onder dees godtloosheit?Ga naar voetnoot727
Bode:
Hy stack zijn zegel aen die godtvergeete boosheit,Ga naar voetnoot728
Verhief d'oproerigheit, en zetteze in haer kracht,Ga naar voetnoot729
730[regelnummer]
Brogt voort hoe hy den zoon zoo menighmael by nachtGa naar voetnoot730
Te Gilo had geberght, toen, van het hof verschoven,Ga naar voetnoot731
Om zijn gerechte wraeck, hem elck ontzagh te hoven,Ga naar voetnoot732
De wijde weerelt den verschovling viel te kleen.Ga naar voetnoot733
| |
[pagina 57]
| |
Hy haelde Urias op; wat Saul had geleên,Ga naar voetnoot734
735[regelnummer]
Veel jaeren na de doot, in zijn nakomelingen,Ga naar voetnoot735
Die, treurigh, en gehaet, al quijnende vergingen.
Hoe d'overspeelster, als een stiefmoêr, Davids zoon,
Den eerstgeboren, wil versteecken van de kroon,Ga naar voetnoot738
En wettigheit des rijx, en over d'oude heeren,Ga naar voetnoot739
740[regelnummer]
In haeren Salomon, na Davids doot regeeren.Ga naar voetnoot740
Hy hoorde een ieders zin. de stemmen gingen om.Ga naar voetnoot741
Men vraeghde hooft voor hooft. zoo steigerde, zoo klomGa naar voetnoot742
Weerspannigheit in top, uit eenen mont besloten.Ga naar voetnoot743
Joab:
Vervloeckte Achitofel, verwate vloeckgenooten!Ga naar voetnoot744
745[regelnummer]
Wat volghde op dit besluit? hoe liep dit kluwen af?Ga naar voetnoot745
Bode:
Zy mompelden een wijl. toen sloegenze om het graf
Van vader Abraham een' ring, en voort aen 't biddenGa naar voetnoot746-47
Dat d'opperste hun recht wou zegenen. in 't midden
Stont Absolon, die zwoer zijn trou aen 't volck en 't rijck
750[regelnummer]
Den stammeheeren toe, die zwoeren algelijck,Ga naar voetnoot749-50Ga naar voetnoot750
En gaven hem de hant, met een' den blancken degen.Ga naar voetnoot751
Toen sloop ick heimlijck deur, tot stervens toe verlegen,Ga naar voetnoot752
En koom den koning dit ontvouwen met gevaer.
Dat Godt het rijck behoede, en Godts gezalfden spaer'.
David:
755[regelnummer]
Belieft het Gode dat zijn knecht dien kelck zal proeven,Ga naar voetnoot755
Ick sta gelaeten, wil my niet te vroegh bedroeven.
Hy kan dit keeren, hen veranderen van zin.Ga naar voetnoot757
Gy bode, ga ten hove, en spreeck de koningin.
Heer Joab, laet de wacht de stadt en 't hof bezetten.
760[regelnummer]
Voltreck de ronde, steeck bazuinen, en trompetten.Ga naar voetnoot760
Och Absolon, hoe snel verandertge uwen zoen,
Dien kus en klanck van pais in eene krijghsklaeroen!
Lijfschutten, haest u, voort: de bloetvlagh uit den toren:Ga naar voetnoot763
De standers op de poort. op op, men blaes den horen.
| |
[pagina 58]
| |
765[regelnummer]
Mijn Krethen, Plethen, al de burgers in 't geweer.Ga naar voetnoot765
De vlam slaet uit het hof: hier gelt geen veinzen meer.Ga naar voetnoot766
Men hindre dat hier niet de weiflaers t'zamenrotten.Ga naar voetnoot767
Joab:
Ons staet dien hoogen boom van kroon en tack te knotten.Ga naar voetnoot768
Zent flux bespieders uit naer Hebron. luister scherp
770[regelnummer]
Wat nadruck volgen wil op zulck een ruw ontwerp.Ga naar voetnoot770
THAMAR. DAVIDS BEDTGENOOTEN.
Thamar:
Wat klanck is dit? wat wil ons weder overkomen?Ga naar voetnoot771
Bedtgenooten:
Hoe fraey heeft Absolon zijn afscheit nu genomen?
Thamar:
Wat gaet mijn broeder aen, dat hy dien haet verweckt!Ga naar voetnoot773
Bedtgenooten:
Gewis gy wist hier van: hy had het u ontdeckt.
Thamar:
775[regelnummer]
Betrouw ons dat niet toe. wilt dat onze eer niet vergen.Ga naar voetnoot775
Bedtgenooten:
Hy had zijn zuster lief: hoe kon hy 't haer verbergen?
Thamar:
Zoo waerlijck als Godt leeft: dat hy ons sla en straff'.Ga naar voetnoot777
Bedtgenooten:
Nu haelt hy Ammons moort en snoder uit het graf.Ga naar voetnoot778
Thamar:
'k Beken de vadermoort gaet boven broederslaghten.Ga naar voetnoot779
Bedtgenooten:
780[regelnummer]
Wie kon zich voor den wrock des dubblen huichlaers wachten?Ga naar voetnoot780
Thamar:
Och Absolon, is dit uw Hebrons Godevaert?Ga naar voetnoot781
Bedtgenooten:
Dat is zijn godtsbelofte, en onderdaenige aert.
| |
[pagina 59]
| |
Thamar:
Nu wort de wet met glimp by 't Heidendom gelastert.Ga naar voetnoot783
Bedtgenooten:
Zoo gaet het telckens, als godtvruchtigh zaet verbastert.Ga naar voetnoot784
Thamar:
785[regelnummer]
Hy volght noch vaders les, noch vaders voorbeelt na.
Bedtgenooten:
Wy zagen 't onweêr in den droom, maer och te spa.Ga naar voetnoot786
Thamar:
Men zal door middelaers misschien zijn hart verzachten.
Bedtgenooten:
Wy hoopen op 't misschien dien storm niet af te wachten.Ga naar voetnoot788
Thamar:
Dat onweêr is noch wijt.Ga naar voetnoot789
Bedtgenooten:
het buldert voor de poort.
Thamar:
790[regelnummer]
Te Hebron. hy hoeft tijt. men slaet zoo ras niet voort.Ga naar voetnoot790
Bedtgenooten:
Gelijck een loopend vier, gestoockt van medestemmers.Ga naar voetnoot791
Thamar:
Waer vint men die?
Bedtgenooten:
dat vraegh vry ons Jerusalemmers.
Thamar:
Die zien naer David om, en niet naer Absolon.Ga naar voetnoot793
Bedtgenooten:
Men eert d'opgaende, en niet eene ondergaende zon.
Thamar:
795[regelnummer]
Zou 't volck zoo reuckeloos den ouden heer vergeeten?Ga naar voetnoot795
Bedtgenooten:
Dat hangt aen een, gelijck de schakels van een keten.Ga naar voetnoot796
Thamar:
En zoo de keten breeckt?
Bedtgenooten:
dan is de maght gedeelt.Ga naar voetnoot797
| |
[pagina 60]
| |
Thamar:
Hoe wenschelijck waer dit!
Bedtgenooten:
hoe wort dees scheur geheelt?
Thamar:
Met balssem van gena.
Bedtgenooten:
die heelt geen misvertrouwen.Ga naar voetnoot799
Thamar:
800[regelnummer]
Mijn vader is gestreng in elck zijn woort te houwen.Ga naar voetnoot800
Bedtgenooten:
En oock niet min gestreng in 't straffen, zonder maet.Ga naar voetnoot801
Thamar:
Waer bleeck dat?
Bedtgenooten:
vraegtge waer? wie eens naer Rabba gaet
Kan 't hooren, en alom in Ammons dootsche steden,
Die, wreet gerabraeckt, met hunne afgezaeghde leden,
805[regelnummer]
In ysre tacken, en het gloeiend tichelvier
Verbrant, beklaeghden dat zy, d'ooreloghsbanier
Opsteeckende, zoo trots zich tegens Juda kantten.Ga naar voetnoot802-07
Thamar:
Dat was het niet, maer eer 't mishandlen der gezanten,Ga naar voetnoot808
Die tegens 't billijck recht der volcken, en de wet,
810[regelnummer]
De wijde weerelt door natuurlijck ingezet,Ga naar voetnoot810
Met hun gescheurde kleên, en half geschore baerden,
Van kinderofferaers, en gruwelijck veraerden,Ga naar voetnoot812
Te rugge quamen by den koning, die hen zont.
Hy woegh de straf en 't quaet, tot dat het effen stont.Ga naar voetnoot814
Bedtgenooten:
815[regelnummer]
Is 't minder quaet, een zoon naer vaders hart te steecken?Ga naar voetnoot815
Thamar:
Een vaders hart verschoont verkleent zijn zoons gebreken.
Bedtgenooten:
De vader heeft noch flus de broederslaght verschoont,Ga naar voetnoot817
| |
[pagina 61]
| |
En wort dus averechts bejegent, en geloont,
Met eenen nieuwen slagh in zulck een versche wonde.
Thamar:
820[regelnummer]
'k Verschoon het niet. dit is een lasterlijcke zonde,Ga naar voetnoot820
Een rechte burgerkrijgh berockent tegens Godt.Ga naar voetnoot821
Bedtgenooten:
De maegen steecken hier elckandre naer den strot.Ga naar voetnoot822
Dit zwaert moort blindeling, de broeder zijnen broeder,Ga naar voetnoot823
De vader zijnen zoon. de dochter kent geen moeder.
825[regelnummer]
Hier worstelen in 't bloet de burgers tegens een.
De huizen staen gedeelt, de steden tegens steên.Ga naar voetnoot826
De bondtgenoot ontziet verbont noch bontgenooten.
't Omleggend Heidendom komt hier op aengestooten.Ga naar voetnoot828
Het mengt zich in 't krackeel met een gemeine stem,Ga naar voetnoot829
830[regelnummer]
En wil het heilighdom en Godts JerusalemGa naar voetnoot830
Tot in den gront met zwaert en fackelen verdelgen.
Zoo David zich niet belght, de hemel zal 't zich belgen.Ga naar voetnoot832
Thamar:
Ick hoor een' kreet opgaen van 't hof en hofgezin,Ga naar voetnoot833
En ga de trap op naer de droeve koningin.
Bedtgenooten:
835[regelnummer]
Hier komt de veltheer aen, bestuwt met krijghskornellen.Ga naar voetnoot835
Wy zullen, aen een zy, hem eerst zien orden stellenGa naar voetnoot836
Op wacht, en toght, en al. de krijghsraet is belaên,Ga naar voetnoot837
De burgery verbaest. hoe wil dit spel vergaen!Ga naar voetnoot838
JOAB. DAVIDS BEDTGENOOTEN.
Joab:
Wachtmeesters, krijgskornels, waeckt rustigh met elckanderen.Ga naar voetnoot839
840[regelnummer]
Men zal van uur tot uur de leus of 't woort veranderen,Ga naar voetnoot840
De ketens spannen, eer het oproer t'zamenrott'.
Men sla de ronde ga, verzekre, op 't hoogh gebodt,Ga naar voetnoot842
Op halsstraf, Davids burgh, verzie de poort en vesten
Met dubble schiltwacht. laet terstont, van vier gewesten,
| |
[pagina 62]
| |
845[regelnummer]
De torens mannen. dat de lichte ruitery,Ga naar voetnoot845
Den wegh naer Hebron op gespreit, de zuiderzyGa naar voetnoot846
In 't velt bespiede. laet de pelgrims ondervraegen
Naer tijding van dien oort, en ofze nergens laegenGa naar voetnoot848
Vernaemen. laet geen' mensch passeeren, eer de wacht
850[regelnummer]
Zijn naem opteken', hem geley, daer hy te nacht
Vernachten zal. verdeelt u voort in alle straeten.Ga naar voetnoot851
d'Almaghtige beschaeme al die den koning haeten.
Bedtgenooten:
O veltheer, hoe vervalt de kroon, en Davids rijck!
Joab:
Schept moedt: Jerusalem is u een wisse wijck.Ga naar voetnoot854
Bedtgenooten:
855[regelnummer]
Beschimp nu nachtgezicht, en spoockery, en droomen.
Joab:
Het koningklijck gezagh wil haest het oproer toomen.Ga naar voetnoot856
Bedtgenooten:
Een hollend paert acht toom, noch sporen, nochte roê.
Joab:
Een hollend paert loopt eerst zich zellef doot en moê.
Bedtgenooten:
Het smackt den heer in 't zant, dat hals en lenden kraecken.
Joab:
860[regelnummer]
Zoo fel niet, of de heer kan weêr te paerde raecken.
Hy voerde 't Saul en zijne afkomste uit in 't endt.Ga naar voetnoot861
Bedtgenooten:
In zijne jeught: nu wort hy 't harnas ongewent.
Joab:
Dat bleeck hoe hy zich liet van Ammons wrevel trotsen.Ga naar voetnoot863
Bedtgenooten:
Dees jonge manschap zit in 't harnas vast, als rotsen.
Joab:
865[regelnummer]
Noch vaster dan de reus, de groote Filisteen?Ga naar voetnoot865
| |
[pagina 63]
| |
Bedtgenooten:
Dat was een lijfgevecht.
Joab:
Noch viel de reus te kleen.Ga naar voetnoot866
Bedtgenooten:
Het zwaert van Absolon is reede al opgeheven.Ga naar voetnoot867
Joab:
Gereet voor ons, om hem den wissen slagh te geven.
Bedtgenooten:
Wy spelden 't onweêr vroegh uit alle omstandigheên.Ga naar voetnoot869
Joab:
870[regelnummer]
Hy ging vermomt, en wist zijn opzet fraey te kleên.Ga naar voetnoot870
Bedtgenooten:
Hy ging zoo niet vermomt, of vrouwen konden 't mercken.
Joab:
Eer 't rijp was, kon men dit met geen getuigen stercken.Ga naar voetnoot872
Bedtgenooten:
De tekens tuighden 't, had men oogen om te zien.
Joab:
Het stont den vader toe hem 't klimmen te verbiên.Ga naar voetnoot874
Bedtgenooten:
875[regelnummer]
De zoon heeft in het endt de grijns eens afgetrocken.Ga naar voetnoot875
Joab:
Dat's beter dan geveinst, en heimelijck te wrocken.
Bedtgenooten:
Hoe draegen wy ons best in burgerlijck geschil?Ga naar voetnoot877
Joab:
Betrouwt u Gode en ons, en houdt u kloeck en stil.
Bedtgenooten:
Hoe houdt de koning zich, te blint den zoon genegen?
Joab:
880[regelnummer]
Geduldigh, min voor zich dan om den zoon verlegen.Ga naar voetnoot880
| |
[pagina 64]
| |
Bedtgenooten:
Hoe sterck en krachtigh zijn de banden van natuur!
Wil hy hem keeren?
Joab:
ja, maer zonder dootquetsuur.Ga naar voetnoot882
Hem deert des jongelings. hy wijt de snoode daedenGa naar voetnoot883
Den valschen bloetraên, die den jongeling verraeden,Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
Met kracht verrucken uit de heirbaen van de deught.Ga naar voetnoot885
Hy kent d'oploopentheit en 't hitzigh bloet der jeught,Ga naar voetnoot886
Van schalcken lichtelijck door treken te misbruicken,Ga naar voetnoot887
Roofvogels, vet gemest, gewoon het oogh te luicken,
Tot schade van 't gemeene, en ongelijck te voên,Ga naar voetnoot889
890[regelnummer]
Alleen uit eige baet. het averechts vermoênGa naar voetnoot890
Weêrspannigheit, gewelt, de wulpscheit, zich vergeeten,Ga naar voetnoot891
Scherp uitzien, elx gebreck ten breetsten uit te meeten,Ga naar voetnoot892
Onmaetige overdaet, pluimstrijcken, en bedrogh
Is d'eersleep, die hem volght, en voort al wat'er nochGa naar voetnoot894
895[regelnummer]
Aen vast is. kon een prins, met zulck een stoet behangen,Ga naar voetnoot895
Zich oit intoomen van verkeerde en slimme gangen?Ga naar voetnoot896
Bedtgenooten:
Gy zeght gelijck het is. wy mompelden by wijl,Ga naar voetnoot897
Maer kropten 't lijdzaem in. 't verandren van den stijlGa naar voetnoot898
Der princen kan men eer beklagen dan verhoeden.Ga naar voetnoot899
900[regelnummer]
Als Godt wil straffen dan ontbreecken hem geen roeden.
Hy treckt den zegen van verkeerden dickwijl in,Ga naar voetnoot901
En laetze vallen in een' averechtsen zin.Ga naar voetnoot902
De hooghste wijsheit, sterck en lieflijck in 't beleiden,
Kan boven ons begrijp de stoffen toebereiden,Ga naar voetnoot904
905[regelnummer]
Tot datze in 't ende 't wit, waerop zy mickt, beschiet.Ga naar voetnoot905
Joab:
Zoo zet uw hart gerust. wat my belangt, 'k zal nietGa naar voetnoot906
Verzuimen voor de stadt en 't lant en u te waecken.
Wy zullen haest met Godt dien hoeck te boven raecken,Ga naar voetnoot908
| |
[pagina 65]
| |
En gaen nu voort om hoogh eens uitzien van de tin.Ga naar voetnoot909
910[regelnummer]
Mevrouwen, treet in 't hof, en sterckt de koningin.
THAMAR. DAVID. JOAB.
Thamar:
Heer vader, ick heb hoop mijn' broeder om te zetten,Ga naar voetnoot911
Hem snel t'ontmoeten, zulck een jammer te beletten.Ga naar voetnoot912
Vergunme dat ick met een ruiterbende treck',
Uw vaderlijck gemoedt hem levendigh ontdeck'.Ga naar voetnoot914
915[regelnummer]
Hy zal zijn opzet, al te bloedigh en verwaten,Ga naar voetnoot915
Op zusters bede, haer ter liefde, vaeren laeten.
d'Aertsvader Jakob, wien 't aen omzicht niet ontbrack,Ga naar voetnoot917
Smoorde Esaus bittren wrock, en schoof dat ongemackGa naar voetnoot918
Voorzichtigh van zijn' hals. een vriendelijck bejegenenGa naar voetnoot919
920[regelnummer]
Vermurwt een steenen hart. de hemel zal het zegenen.
David:
Mijn dochter, ick betrouw uw vredelievende aert
Zou niet eens schroomen op het punt van broeders zwaertGa naar voetnoot922
Met uwe bloote borst te paerde heen te rennen:
Maer die Achitofel, en zijn doortraptheit kennen,
925[regelnummer]
Geloven niet dat dit verdragh te vinden staet.Ga naar voetnoot925
Achitofel staet blanck, strafschuldigh aen verraet,Ga naar voetnoot926
Ontvonckt het smeulend vier, en keert zich aen geen kermen,Ga naar voetnoot927
Noch krijten, als hy zich magh by die koolen warmen.
Thamar:
Een minnelijck verzoeck ten minste kan niet schaên.Ga naar voetnoot929
David:
930[regelnummer]
Raet hem Achitofel uw' voorslagh af te slaen,Ga naar voetnoot930
Zich met beloften noch verdragh te laeten paeien?
Thamar:
Zoo blijft het pleit in staet.
David:
dan zal hy luider kraeien,Ga naar voetnoot932
Indien de vader schijnt te zwichten voor den zoon,
Die wint met zulck een' klanck terstont de halve kroon.
| |
[pagina 66]
| |
Thamar:
935[regelnummer]
Belieft het u, laet ons hierop den veltheer hooren.Ga naar voetnoot935
David:
Trouwanten, haelt hem, dat hy afstijgh van den toren.Ga naar voetnoot936
De tijt lijt geen vertreck. men hoort van overalGa naar voetnoot937
Gerucht van oproer, en dit ooreloghsgeschal
Slaet voort van stadt tot stadt. de bergen en de daelenGa naar voetnoot939
940[regelnummer]
Geraecken op de been. verbaestheit vlieght de paelenGa naar voetnoot940
Des rijx met kracht voorby. alle aengegrensde steênGa naar voetnoot941
Van 't Heidendom zien uit, en steecken 't hooft by een.
Zy rekenen den dagh nu eens te zien geborenGa naar voetnoot943
Om over ons Jordaen Godts stoel en Godt te stooren:Ga naar voetnoot944
945[regelnummer]
Maer toeft, als Godt ontwaeckt zal in- en uitlantsch spoockGa naar voetnoot945
Voor 't licht van zijn gezicht verdwijnen, als een roock.
Thamar:
Daer komt de veltheer af. 't gelieve u hem te vraegen.
David:
Mijn dochter, uw princes, getroost zich zelf te waegenGa naar voetnoot948
Om haeren broeder om te zetten, en zijn' haetGa naar voetnoot949
950[regelnummer]
Te blusschen, Godt ten dienst. wy neemen 't in beraet.Ga naar voetnoot950
Zoo gy 't geraeden vint, en nut, ick stem het mede.Ga naar voetnoot951
Joab:
Bemiddeltze 's lants rust, en is 'er hoop van vrede,Ga naar voetnoot952
Men zal haer eeren van den rijxstroom aen d'Eufraet,
Zy schooner keeren dan de schoone dageraetGa naar voetnoot954
955[regelnummer]
Ons aenstraelt met den dagh. laet voortgaen, zonder beiden.Ga naar voetnoot955
De koning zeegne haer. ick zalze voort geleidenGa naar voetnoot956
Ter burghpoorte uit, en met een bende ruitery
Bestuwen.
David:
Godt verleen dat uwe reis gedy'
Tot rust van 't heiligh rijck. mijn dochter, treck in vrede.Ga naar voetnoot958-59
960[regelnummer]
Levyten treet ons voor, en offer uwe bede
Den Godt van Abraham, of Thamars vredetoght
Den vader en den zoon noch eens verzoenen moght.Ga naar voetnoot962
| |
[pagina 67]
| |
I. Zang:
Princes, die, haeckende naer vrede,
Om vader en den zoon
965[regelnummer]
Op een' gelijcken toon
Te trecken, heentreckt uit de stede,Ga naar voetnoot965-66
Hoe lieflijck is uw tredt!
Waer gy de voeten zet,
Daer wassen lelien en geuren,
970[regelnummer]
Een regenboogh van schoone kleuren,
En hartverquickend kruit.
Men kieze al 't edelste uit,
En vlechte een' krans om u te kranssen.
Keer zoo, datze al rondom u danssen.
I. Tegenzang:
975[regelnummer]
Dat 's billijck. eer en prijs is waerdigh
Die 't vaderlijck palais
Herstellen wil in pais.
Ay ziet, hoe spoetze zoo wilvaerdigh,Ga naar voetnoot978
Of zy dees jammerbron
980[regelnummer]
Noch tijdigh stoppen kon,
Daer endtloos onheil uit zou vloeien,
Waerby alle onbesneden groeien,Ga naar voetnoot982
Als hart staet tegens hart,
Geweer en vuist verwart,Ga naar voetnoot984
985[regelnummer]
Verblint, en heet op moort en schennis.Ga naar voetnoot985
Het burgeroorlogh draeght geen kennis.Ga naar voetnoot986
II. Zang:
De burgerkrijgh der twalef stammen,Ga naar voetnoot987
Om 't gruwelijck misdrijf
Aen een Levitisch wijf,
990[regelnummer]
Broght Gibea in lichte vlammen,
Stont haer en 't wraeckgespanGa naar voetnoot991
Op hondertduizent man,
Holp Benjamins geslacht in d'asschen.Ga naar voetnoot993
| |
[pagina 68]
| |
Toen moght zich in zijn tranen wasschen
995[regelnummer]
Een deerlijck overschot,
Getreden, en bespot.Ga naar voetnoot996
Dat quetste zelfs die 't velt behielen.Ga naar voetnoot997
Wat velde een burgerzwaert al zielen!Ga naar voetnoot998
II. Tegenzang:
Almaghtige, zie uit den hoogen.
1000[regelnummer]
Verhoe toch Josefs scha.Ga naar voetnoot1000
Van Dan tot BersebaGa naar voetnoot1001
Spant al de strijtbre jeught haer bogen.
Veel duizent vloeckgemeen,Ga naar voetnoot1003
Geharnast tegens een',
1005[regelnummer]
In aentoght met gevelde speere
Hem dreigen, die, uw' naem ter eere,
Zoo veele steden won,
Alle afgoôn dempte en schon.Ga naar voetnoot1008
Verdadigh toch uw volx behoeder.Ga naar voetnoot1009
1010[regelnummer]
De zuster stille haeren broeder.Ga naar voetnoot1010
|
|