De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

[p. 757]

Op Het ontfangen van Moses wet, in de kamer der heeren Schepenen.aant.^*

Hebreeusche Moses heeft de wet van Godt ontfangen,

Waermede hy naer 't volck van boven wederkeert,

Dat hem eerbiedigh groet, en welkomt met verlangen.

De vrye staet luickt op, als 't volck de wetten eert.

* Van 1659. - Afgedrukt volgens de afzonderlike uitgave in plano (Unger no. 762).
Vondel maakte dit gedicht als onderschrift voor het schoorsteenstuk, door Ferdinand Bol voor de Schepenzaal van het Stadhuis geschilderd, voorstellende Mozes, die ten tweeden male met de tafelen der wet van de berg Sinaï afdaalt (Ex. 34, vs. 29-33). Zie over deze schilderij Hans Schneider, Ferd. Bol als Monumentalmaler im Amsterdamer Stadthaus, in Jahrbuch der preusz. Kunstsamml. 74 (1926), blz. 81-82. Dit gedicht werd echter niet onder de schilderij geplaatst, zie Jan van Dijk, Kunst- en Historiekundige Beschryving over alle schilderyen op het stadhuis te Amsterdam, 1758, blz. 139.