De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 701]
| |
Triomf van Koppenhagen Onder Frederick Den derdenaant.Ga naar voetnoot*Koning van Denemerck en Noorwegen &c.Aeneadae in ferrum pro libertate ruebant. De Noortsche Nimroth, onverzaetGa naar voetnoot1
Van moort, en roof, en nederlaegen,
Zwoer koning FREDRIX hof en staet
En ouden rijxstoel Koppenhaegen
5[regelnummer]
In d'asch te leggen. op dien voetGa naar voetnoot5
Quam hy dry poorten overvallen,
Maer vont 'er FREDRICK, groot van moedt,
By nacht in 't harnas op de wallen.Ga naar voetnoot8
Hy vont 'er Hollants Amirael,
10[regelnummer]
Helt Wassenaer, die, fel gebeeten,
Zijn krijghsvloot, als een blixemstrael,
Met kracht de kruin had ingesmeeten.Ga naar voetnoot11-12
Daer queet zich Pichelaer, en Schack,Ga naar voetnoot13
Slaghpennen aen des konings wiecken.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Matroos noch Batavier ontbrackGa naar voetnoot15
In zijnen plicht, tot dat, in 't kriecken
Des dageraets, allengs de dagh
Ontsloot een treurtooneel, vol zielen,Ga naar voetnoot18
Die om de vesten, in dien slagh
20[regelnummer]
En storm op storm, ter aerde vielen,
| |
[pagina 702]
| |
Of doot, of hallef doot, in 't sneeuw,Ga naar voetnoot21
In 't bloedigh sneeuw, om 't reedtst, begraven.Ga naar voetnoot22
Zoo brack de dagh aen, op 't geschreeuwGa naar voetnoot23
Om zoo veele Oversten, en braven,
25[regelnummer]
En amptenaren, die ten stutGa naar voetnoot25
Des dwinglants dienden, die, te bloode,Ga naar voetnoot26
Zelf buiten scheuts van 't grof geschut,Ga naar voetnoot27
Hen in hun doot joegh, al te snoode.Ga naar voetnoot28
Toen droop hy, als een weerwolf, door,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
En, met den staert in zijne beenen
Getrocken, zuchte op 't schendigh spoor,Ga naar voetnoot31
En, over d'oude vesten heenen,
Eens ommeziende, ziet de vaen
Des vyants op het bolwerck zwaeien.
35[regelnummer]
Hy hoort de trommels zege slaen,
Trompet en tromp triomfe kraeien.Ga naar voetnoot36
Dat klinckt by inheemsch en uitheemsch,
Gelijck een donderslagh, in d'ooren.
Nu zoeck' hy noothulp aen den Teems,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Of berste, vol verdriet en toren,
Uit wanhoop van een betre kans.Ga naar voetnoot41
Zoo smilt' zijn leger, zonder glans.
J. v. Vondel.
t'Amsterdam, voor de weduwe van Abraham de Wees, op den Middeldam, 1659. |
|