De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend[Gedichten]Op de Vyf zinnen.aant.Ga naar voetnoot*De Zinnen dienen het verstant
Gelijk vyf Zusters in dit leven.
Des menschen brein wort ingeplant
Al wat zy ons te kennen geven,
5[regelnummer]
Het zy door een van vyf alleen,
Of meer, of door de vyf te gader,
Die haren dienst in ons bekleên,Ga naar voetnoot7
En flau verschijnen, of wat nader.Ga naar voetnoot8
Indien men haer den mensch onttrok,
10[regelnummer]
Wat waer de mensch? een stomme blok.Ga naar voetnoot10
Het Gezicht.
Het Oog is 't allereêlste lidt,
En schoon en krachtig van vermogen.
't Gezicht beschiet hier uyt zijn wit,Ga naar voetnoot13
Ook 's Hemels boog als met twee bogenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
In eenen blik en oogenblik,Ga naar voetnoot15
Ziet kleuren en gestaltenissen,
Vat schoon met lust, en met een' schrikGa naar voetnoot17
Het lelijk. Wie kan de Oogen missen?
't Gezicht ziet alle dingen bloot.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
De blintheit is een halve doot.
| |
[pagina 688]
| |
Het Gehoor.
Als d'oogen voor op schiltwacht staan,
Zoo luystren d'Ooren van ter zijden.
Zy brengen alle klanken aan,
Als boôn van droefheit en verblijden.
25[regelnummer]
Hoe ketelt de Muzijk het oor,Ga naar voetnoot25
Door 't oor den geest, als opgetogen.Ga naar voetnoot26
De spraak is zonder het gehoor
Een vogel zonder galm vervlogen.Ga naar voetnoot28
De doove hoort trompet, noch trom.
30[regelnummer]
De doof geboren mensch is stom.
De Reuk.
De neus verneemt den vuilen stank
Met tegenheit, en vat de luchtenGa naar voetnoot32
Van bloem en kruiden aan met dank.Ga naar voetnoot33
De reuk betrapt den Haas in 't vluchten,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
En riekt en snoffelt op het spoor
De Harten na, door Hazewinden,
En Brakken alle haagen door.
Den jager kan den schuilhoek vinden.
De stank heeft menig hart verstikt.
40[regelnummer]
De geur heeft menig lijk verquikt.Ga naar voetnoot40
De Smaak.
De tong velt oordeel op den smaakGa naar voetnoot41
Van 't walgende of van lekkernyen,
Als of de spijs met tongen spraak:Ga naar voetnoot43
Dit staat te nutten, dat te mijden.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Wanneer de tong den smaak verliest,
Verliest men 't onderscheit der smaken,
In 't geen elk weigert of verkiest,
En weet te prijzen of te laken.
Dit wist de lekkertant al meê,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Die droeg zijn tong in eenen scheê.Ga naar voetnoot50
| |
[pagina 689]
| |
Het Gevoelen.
't Gevoelen dient zich niet van eenGa naar voetnoot51
Der leden, maar van al de leden.
Het waart allom van top tot teen
In 't lichaam boven en beneden.
55[regelnummer]
Indien 't gevoelen wort versmacht,Ga naar voetnoot55
En 't lichaam smert noch lust kan voelen,
Zo sterft het menschelijk geslacht,
Gedierte en vogel rust van 't woelen.
Aan deze zin is kennis vast.Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Men kent veel dingen by den tast.Ga naar voetnoot60
Ter liefde van Meester Lieven Coppenol, den Fenix der vedervechteren.
J. v. Vondel. |
|