De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 608]
| |
De Nachtegael van Amisfort.aant.Ga naar voetnoot*Hic ver assiduum, atque alienis mensibus aestas. Schoon Uitrecht eertijts praelde op 's Bisschops staf en myter
En stoel en hoogen Dom, noch wil ick AMISFORT,Ga naar voetnoot2
Van Grooter waert benijt, verheffen op mijn cyter,Ga naar voetnoot3
Als rechte hant van 't Sticht, in zegen noit verkort.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Wie haeren oirsprong zoeckt, spring' zevenhondert jaeren,
Min vijftigh jaer, te rugge, en kuss' den eersten steen,Ga naar voetnoot5-6
Daer veele steenen tot een' stadt en muur vergaêren,
Op 't nachtegaels gezangk, het welck de bouwheer scheen.Ga naar voetnoot7-8
Natuur verkoos den gront in liefelijcke streecken.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Dat Griecken Tempe love, en d'oude Hengstebron:Ga naar voetnoot10
Ick loof dit lantprieel, op 't ruischen van de beecken;Ga naar voetnoot11
Ick loof den Heilgen Bergh, den Duitschen Helikon.Ga naar voetnoot12
De pijnboom, en cypres, en eicken, koel van lommer,
Beschaduwen haer velt. de wackre honighby
15[regelnummer]
De geesten aest met dauw, en nektar, vry van kommer.Ga naar voetnoot15
Natuur vereert den disch met ooft, en leckerny.
| |
[pagina 609]
| |
Zy schenckt u honigh, meede, en sap van muskadellen.Ga naar voetnoot17
Hier loeit het weeligh vee u uit de beemden toe.Ga naar voetnoot18
Men jaeght 'er 't Wilt, en hoort de bijl de boomen vellen.
20[regelnummer]
De wagen voert het graen ter korenmerckt, noit moe.
Het lakenschietspoel ruischt door d'aengespanne keten.Ga naar voetnoot21
Zy kemt, en spint, en breit, en weeft de schaepevacht.Ga naar voetnoot22
Hier wort den vreemde, van den gastvrye ingezeten,Ga naar voetnoot23
Gewelkomt, slecht en recht, en zonder dwaze pracht.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Hoe rustigh heeft dees Stadt van outs verdreve HeerenGa naar voetnoot25
Geberght in haeren schoot! hoe ridderlijck hersteltGa naar voetnoot26
In hunnen eersten Staet! zy dorst Borgonje keerenGa naar voetnoot27
Wel tweewerf op haer' veste, en vreesde geen gewelt.Ga naar voetnoot27-28
Zy levert mannen uit, de bloem der ruiteryen,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
En draeght noch moedt op 't bloet van Oldenbarnevelt,Ga naar voetnoot30
Wiens glori blincken zal, ten trots van die 't benyen,
Zoo lang voorzichtigheit en trouw op d'aerde gelt.Ga naar voetnoot32
Haer godtshuis troost de krancke en wees, en afgeleefden.Ga naar voetnoot33
Zy koesterde in haer school de letterhelden aen,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Die naer den eedlen palm in deze renbaen streefden,
En leven door de Faem, nu 't lichaem is vergaen.
De Helt van Randebroeck, de bouwheer van de VorstenGa naar voetnoot37
En 't Raethuis t'Amsterdam, verheerlijckt haeren lof:
Want zy hem baerde en zooghde aen haer getrouwe borsten,
40[regelnummer]
Om bouw- en tekenkonst te heffen uit het stof.
Godts hant beproeft de Bruit van d'Eem, als Godts verkoren,Ga naar voetnoot41
Door 't water van den Rijn, als 't sneeuw te snel ontdoit;
Hy treft door 't vier de kroon van haeren schoonen toren,Ga naar voetnoot43
Nu heerelijck herbouwt, en in den top voltoit.
45[regelnummer]
De hemel wil haer lang voor vier en vloet beschutten.Ga naar voetnoot45
Zy sta, en help' den Staet der goude vryheit stutten.
J. v. Vondel.
t'Amsterdam, by Jacob Straetman, Boeckverkooper in de Kalverstraet, op de hoeck van de Rooseboomsteegh. 1657. |
|