De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660

Op G. Flincks Afbeeldinge van den doorluchtighsten Vorst, en Heere, Frederick Willem,
Keurvorst des Heiligen Roomschen Rycks, Marckgrave te Brandenburgh.aant.^*

Missus in Imperium magnum.

Als Keurvorst Fredrick op den doeck begon te leven,¹

Te pralen met den staf van Keizer Ferdinand,²

En zynen zoon, die trots de kroon van Rome spant,

In top van 't Heiligh ryck, aen 's vaders zy, geheven;^3-4

Toen riep Natuur verbaest: wy zien geen ydel beelt,⁵

Maer 't wezen zelf, het hooft van vele vorstendommen.
De Kleefsche Apelles, door zyn' geest zoo hoogh geklommen,⁷

Een' Alexander, of een' Duitsche Achilles teelt.⁸

De stralen van 't gezicht het hart des volcks ontvoncken.
Geen voorzaet heeft, gelyck dees nazaet, uitgebloncken.

* Van of voor 1657. - Volgens de tekst in Hollantsche Parnas 1660, blz. 137. G. Flinck heeft de grote Keurvorst herhaaldelik geschilderd. Daar blijkens vss. 2-5 Keizer Ferdinand III, in Maart 1657 overleden, nog in leven is, moet dit portret uit 1657 of daarvóór dateeren.

1 den doeck: bij Vondel mannelik.

2 den staf: nl. van Opperkamerheer.

3-4 Versta: die als Rooms koning de kroon draagt van het Heilige Roomse rijk.

5 ydel: zielloos.

7 De Kleefsche Apelles: Flinck, te Kleef geboren (zie dit dl. blz. 199).

8 De Keurvorst had van zijn twintigste jaar, toen hij opvolgde, dapper verschillende oorlogen gevoerd, vandaar de vergelijking met de Griekse helden Alexander de Grote en Achilles; teelt: schept.