De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 595]
| |
De dryfkunst van Paulus van Viane.
| |
[pagina 596]
| |
15[regelnummer]
En kan, en schael, en bekken klonk,Ga naar voetnoot15
Blijft eeuwigh even frisch en jongk,
En zet in 't voorhooft kreuk noch rimpel.Ga naar voetnoot17
Z'is opgepronkt noch weits, maer simpel,Ga naar voetnoot18
En volght natuur oprecht en eêl.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
De schilder magh met zijn penseel
En oliverf den doek stoffeeren:
Hy magh het leven nabootseeren;
De verwen biên geen' wederstant:
Zy gaen gewilligh aen de hant:Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Maer in weêrbarstige metaelen
Te drijven, beelden uit te haelen,Ga naar voetnoot26
Zoo schoon als 't oogh geschapen zagh,
Op een pensoen en hamerslagh,
Dat wijkt niet voor Apelles gaven.Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Dat heet Vulkanus na te draeven,Ga naar voetnoot30
Die, heusch van Venus aengezocht,Ga naar voetnoot31
Eneas wondren beuklaer wrocht,Ga naar voetnoot32
Waerin August, ten troon geheven,
De Roomsche heerlijkheit zagh leven.Ga naar voetnoot33-34
35[regelnummer]
Viane, rijk van geest en gunst,
Bezwijkt, in zijne tekenkunst,
En schikkingen, en leest, en leden,
Noch in gewaet, ciraet, en zeden,
Noch hartstoght, geenen Mulciber:Ga naar voetnoot36-39
40[regelnummer]
En op 't geleide van dees ster
Volght d'eer van Lutma, zoon en vader,
Dien vorst der drijfkunst, niemant nader.Ga naar voetnoot42
De vader toont zich uitgeleert,Ga naar voetnoot43
Als hy uitvindingen schakeert,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
En teelt een' rijkdom van gedachten,
Door een gevlochten, daer de krachten
Der geesten op gespannen staen,Ga naar voetnoot46-47
Om 's mans verzieringen te raên.Ga naar voetnoot48
| |
[pagina 597]
| |
Zoo wort met reden, onder 't zweven,
50[regelnummer]
De naem van Fenix hem gegeven,
Die, scheutvry voor den bleeken nijt,Ga naar voetnoot51
Noit weêrga vondt in zijnen tijt.
De zoon bezwijkt in geene stukken.Ga naar voetnoot53
Hy kon de bruiloftsfeest verrukken,
55[regelnummer]
Toen Polsbroex tafel geen banketGa naar voetnoot55
Zoo heerlijk schafte, als zijn lampetGa naar voetnoot56
En bekken, dat elk kuste en eerde.
De groote Zeegodt triomfeerde
Op zee, met al de waterpracht
60[regelnummer]
Van 't godendom en zeegeslacht.
Meerminnen zongen op de baren:
De ziel van Paulus schijnt vervaerenGa naar voetnoot62
In bey de Lutmaes. dit getuight
Hun geest, waer voor de kenner buight.
|
|