De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendTer Bruilofte van den E. Bruidegom Gysbreght van Zusteren, en zyne E. Bruit Helene Donkers.Ga naar voetnoot*De Minnegodt, nu Mars niet langer by den Dommel
Op klinkende trompet te paerde draeft in 't velt,Ga naar voetnoot1-2
Sticht bruiloften, en roert alom de bruiloftstrommel,
Waer by het menschdom groeit, dat in den oorlogh smelt.Ga naar voetnoot4
| |
[pagina 575]
| |
5[regelnummer]
De schoonheit bezight hy tot zijn geweer en wapen,
En legert zich in 't oogh der Jofferen al stil,Ga naar voetnoot6
Van waer zijn boogh beschiet wat voor hem is geschapen,
En treft het koelste hart ook tegens zijnen wil.
Men zagh voorheene Europe en Asie te zamen
10[regelnummer]
In 't harrenas gekant om 't schaeken van Heleen,Ga naar voetnoot10
Daer zoo veel dapperen en helden ommequamen,
En om den roozekrans een ry van jaeren streên:Ga naar voetnoot12
Een zediger Helene is wederom gebooren
Voor haere wederga, doch niemant tot verdriet.
15[regelnummer]
Zy trouwt ter goeder tijt den helt, haer toebeschooren,Ga naar voetnoot15
Die haer het minnepant uit zuivre liefde biet.Ga naar voetnoot16
De Bruiloftsgodt, nu 't loof in sneeuwjaght leght gedoocken,Ga naar voetnoot17
Bekranst zijn hooft met veil, en treet de Schoone voor,Ga naar voetnoot18
Daer 't heiligh bedde staet voor 't minnend paer ontlooken,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
De Bruit hem langkzaem volght op 't ongewoone spoor.
By poozen schijntze uit angst en bloodigheit te deinzen,
Te momplen binnen 's monts: wat gaet my leider aen?Ga naar voetnoot22
De speelgenooten zien de strijt van haer gepeinzen,
De traenen op de wang, en zuchten al belaen.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Godt Hijmen keert zich om, en ziet de kaecken bloozen,
Van schaemte, en hoe de maeght uit vreeze dootsch besterft,Ga naar voetnoot26
Hoe bloode schaemte en vrees de lelien en roozen
In 't zedigh aenschijn mengt, dat verft en dan misverft.Ga naar voetnoot28
Ay, zeght hy, schoone Bruit, schep moet, en wilt niet schromen
30[regelnummer]
Te volgen op mijn spoor: wy gaen naer 't paradijs,
Daer is uw vader en uw moeder uitgekoomen.
Dit 's lantsgebruik: men zingt dit liet op d'oude wijs.
De Bruigom Gysbreght zal u troosten, als uw hoeder.
Hoe is uw geest zoo schuw? ay vrees geen ongeval:
35[regelnummer]
Dus wort een maeght een vrouw, van vrouwe een blijde moeder.
Laet zien hoe 't bruiloftskleet u morgen passen zal.
|
|