De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendDe XLI. Harpzang.Ga naar voetnoot*Quemadmodum desiderat. Als het afgejaeghde hartGa naar voetnoot1
Haeckt naer versche waterbronnen,
Zoo verlangt mijn ziel, van smart,Ga naar voetnoot3
Rouwe en klaghten afgeronnen,
5[regelnummer]
Naer mijn' Godt: mijn ziel verlangt
Dorstigh naer de bron van 't leven,
Godt, aen wien elx leven hangt.Ga naar voetnoot7
Wanneer wort my eens gegevenGa naar voetnoot8
Godt t'aenschouwen in zijn licht,
10[regelnummer]
Voor zijn aenschijn te verschijnen?
Traenen staen in mijn gezicht,
Nacht en dagh, van deerlijck quijnen.
Traenen zijn mijn spijs, en lot,
Als zy daeghlijx schimpigh spreecken,
15[regelnummer]
Tot mijn ziel: waer is uw Godt?
Dit herdenck ick, en met smeecken
Stort dus mijn gedachten uit:
Wanneer zal ick hartdoorgronder,Ga naar voetnoot18
Opgaen, daer uw hut besluitGa naar voetnoot19
| |
[pagina 328]
| |
20[regelnummer]
Zulck een heilighdom, en wonder?
Daer Godts huis het heilighdomGa naar voetnoot21
Overschaduwt, en uw koorenGa naar voetnoot22
My, die juiche op snaer en bom,
Als een feestgast, zingen hooren?Ga naar voetnoot18-24Ga naar voetnoot23-24
25[regelnummer]
Mijne ziel, wat zijt gy droef?
Waerom stoort gy mijn gedachten?
Hoop op Godt, schoon hy vertoef:Ga naar voetnoot27
Want ick zal na druck en klaghten
Hem belijden met gedicht,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Als, hy my ten troost verscheenen,Ga naar voetnoot30
Voor zijn heilrijck aengezicht,
Alle nevels zijn verdweenen.Ga naar voetnoot32
Toen ick op mijn zwackheit zagh
Was mijn ziel beroert van binnen.Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Onder mijn bedruckt geklagh
Zweefden helder voor mijn zinnen
De Jordaen, een grens van 't Rijck,
En oock Hermon, daer uw wercken
Blincken voor een iegelijck,
40[regelnummer]
Die aendachtigh op leert mercken.Ga naar voetnoot35-40
Toen uw maght door tegenspoên
My wou proeven, quamen bruizen
Grondelooze watervloên,
Als een waterval van sluizen,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Met een schrickelijck geschal:
Alle uw diepe waterbaerenGa naar voetnoot41-46
Gingen hoogh van overal
Over d'opgerechte hairen
Van mijn hooft, tot dat de tijtGa naar voetnoot47-49
50[regelnummer]
Van uw noothulp wort geboren,
Gy genadigh my bevrijt,
Ick by nacht mijn' zang laet hooren.
'K hou met bidden in mijn smart
Aen by u, die my by 't leven
55[regelnummer]
Houdt, en voedt. 'k zal met mijn hart
| |
[pagina 329]
| |
Mijn' hanthaver d'eere geven.
Och, waerom vergeetge my?
Waerom ga ick treurigh bucken,
Midlerwijl mijn weêrpartyGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
My bespringt, en wil verdrucken?
Midlerwijl ick vast verga,Ga naar voetnoot61
En mijn beenen daeghlijx slijten,Ga naar voetnoot62
Mijn vervolgers voor en na
Daeghlijx my mijn ramp verwijten,
65[regelnummer]
Roepen: wel waer is uw Godt?
Waer is nu uw Godt te vinden,
Uw betrouwen, burgh, en slot,
Om u van verdriet t'ontbinden?Ga naar voetnoot67-68
Mijne ziel, wat zijt gy droef?
70[regelnummer]
Waerom stoort gy mijn gedachten?
Hoop op Godt, schoon hy vertoef:
Want ick zal, na druck en klaghten,
Hem belijden met gedicht,
Als, hy my ten troost verscheenen,
75[regelnummer]
Voor zijn heilrijck aengezicht,
Alle nevels zijn verdweenen.Ga naar voetnoot69-76
|
|