De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 262]
| |
De XVIII. Harpzang.Ga naar voetnoot*Caeli enarrant gloriam. De hemelen ontvouwen
Godts eer, en heerlijckheit.
De hemelsche gebouwen
Godts maght en majesteit
5[regelnummer]
Elck melden in zijn wercken,Ga naar voetnoot5
Elck roepen tegemoet:Ga naar voetnoot6
O menschen, leert hier mercken
Dat d'Almaght, wijs, en goet,
Verborgen voor uwe oogen,
10[regelnummer]
Zich zichtbaer openbaert,
U optreckt hemelwaert
Naer zijn starlichte boogen.
Dit wort u aengewezen,
Verkondight dagh op dagh.
15[regelnummer]
Dit wort u aengeprezen,
Van nacht tot nacht, als 't plagh.Ga naar voetnoot16
Men kent geen tong, noch taelen,
Noch volck, daer 't hoogh gestichtGa naar voetnoot18
Dit nalaet te verhaelen,
20[regelnummer]
Verstomt in zijnen plicht.Ga naar voetnoot20
Dees stem klinckt door al d'aerde,
Alom befaemt, bekent.
Dit klinckt aen 's weerelts endt,
Waer 't licht de lucht verklaerde.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
De Godtheit stelde bovenGa naar voetnoot25
Het allerschoonste schoon,
De zon, in 't opgeschovenGa naar voetnoot27
Rijck pauwelioen, zijn' troon:Ga naar voetnoot28
Daer komt zy, aengenaemer
30[regelnummer]
Dan eenigh bruidegom
Uit zijne bruiloftskamer,
Met glans te voorschijn, om,
| |
[pagina 263]
| |
Gelijck een berghreus, rustighGa naar voetnoot33
Te rennen op haer baen,
35[regelnummer]
Uit d'oostkim westwaert aen,
Heel onvermoeit, en lustigh.
Zy loopt haer baen ten ende.
Men vint noch volck, noch Rijck,
Die niet haer klaerheit kende,
40[regelnummer]
Haer hitte te gelijck
Niet voelde, of kon ontduicken:
Noch zet dit wonderwerck,Ga naar voetnoot42
Voor die Godts wet gebruicken,Ga naar voetnoot43
Geen goddelijcker merck
45[regelnummer]
Als 's hemels wil en waerheit,Ga naar voetnoot45
Zoo zuiver en zoo net
Verkundight in zijn wet,
Die neêrstraelt uit Godts klaerheit.
Zy kan de lusten toomen,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Herscheppen hart en geest.Ga naar voetnoot50
Zy tuight getrouw den vroomen
Hoe Godt wil zijn gevreest.
Zy koestert zuigelingen
Met wijsheit, als met melck.Ga naar voetnoot53-54
55[regelnummer]
Godts recht en regel dwingen
Tot recht, en reeglen elck,
Verheugen het geweeten.Ga naar voetnoot57
Godts tafelwet is klaer,Ga naar voetnoot58
En lichtze toe, die naer
60[regelnummer]
In schaduw zijn gezeten.Ga naar voetnoot59-60
Godts wet leert ieder veiligh
Hem vreezen, en zijn roe;
Een vrees, die, nut en heiligh,Ga naar voetnoot63
Ons loont en kroont, noit moe
65[regelnummer]
Van zeegnen en vergelden
Alle eeuwen in en uit.
Godts wil en wetten velden
| |
[pagina 264]
| |
Noit vonnis, noch besluit,
Dat valsch was, maer eenaerdighGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Met Godts natuur en Godt,
Bewijst dat zijn gebodtGa naar voetnoot71
Oprecht is, en rechtvaerdigh.
Geen goudt, geene eedle steenen
Zijn zoo bekoorelijck,
75[regelnummer]
Wat straelen uit hun scheenen,
Als Godts geboden, rijck
En dierbaer uit hun wezen.Ga naar voetnoot77
De honigh in den mont,
En raeten, uitgelezenGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
Op eenen morgenstont,
Den smaeck zoo niet bejegenen.
Uw dienaer slaetze ga,
En spoort in 't gaslaen naGa naar voetnoot83
Hoe rijcklijck zy hem zegenen.
85[regelnummer]
Maer wie kan zijne feilenGa naar voetnoot85
Begrijpen? wat vernuft
Kan 's harten afgront peilen,
Zoo 't brein des menschen suft?Ga naar voetnoot88
O Hartekenner, reinighGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Mijn onbekent gebreck,Ga naar voetnoot90
Het zy dan groot, of weinigh.
Behoeme voor de vleck
Van vreemde en onbesneden,
En hun genootschap toch,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Vol dwaelinge en bedrogh,
En strijdigh tegens reden.Ga naar voetnoot92-96
Zoo langze op my niet winnen,
Ick hen noch volgh, noch hoor,
Blijft mijn gemoedt van binnen
100[regelnummer]
Gezuivert na als voor.
Ick wisch hun lasterplaegenGa naar voetnoot101
Zorghvuldigh af van my.
| |
[pagina 265]
| |
Mijn spraeck zal u behagen,
En mijn bespiegling, vry
105[regelnummer]
Van scheemren, u gevallen,Ga naar voetnoot104-05
Mijn noothulp, eenigh lot,
Verlosser, goede Godt,
En hooghste lot van allen.
|
|