De werken van Vondel. Deel 8. 1656-1660
(1935)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendKlaghte Op den ondergangk der Rijksstede Aken.aant.Ga naar voetnoot*FUIT ILIUM. Onsterflijcke afkomst van Pipijn,Ga naar voetnoot1
O groote Karel, in wat schijnGa naar voetnoot2
Aenschouwt men binnen haere wallen,
In d'asch de schoone Stadt gevallen,
5[regelnummer]
Die uw gebeente, en asch, en zwaert,
En Keizerlijcke kroon bewaert?
Die duizent jaren opgeklommen,Ga naar voetnoot7
Door zulck een' schat van HeilighdommenGa naar voetnoot8
Als zy godtvruchtigh in haer' schoot
| |
[pagina 194]
| |
10[regelnummer]
Geborgen houdt, in vier en noodt
Van brant, geen noothulp wist te vinden;Ga naar voetnoot11
Toen d'Opperste met al zijn winden
De vlammen joegh, van dack in dack,
Van straet in straet, van rack in rack?Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Waerom verweckt ghy haer geen' trooster,
Daar 't vraetigh vier kapel, noch klooster,
Noch kerck, noch uw' gewijden Dom
Verschoont, en, zonder bus en tromGa naar voetnoot18
En vyanden en oorloghsvaenen,
20[regelnummer]
De burgery, in rouwe en tranen
Gesmolten, al haer have en goet
Verovren ziet van eenen gloet,Ga naar voetnoot22
In roock en smoock en stof verteeren?
En was dees neêrlaegh niet te keeren,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Door zoo veel wieroocks van gebeên;Ga naar voetnoot25
Toen 't volck, rondom de muuren heen,
In 't velt en op 't geberght gevloden,
Al schreiende, en half doot, de dooden
Geluckigh achte, die, bevrijt
30[regelnummer]
Van alle ellende, hunnen strijt
Volstreden, en geen nootdruft hoefden?Ga naar voetnoot31
Och, puinhoop, daer zoo veel bedroefden
Op schreien, met een' vollen kropGa naar voetnoot33
Gelijck voorheen de naeckte Job!Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Och, ander Troje, weeldigh Aken,Ga naar voetnoot35
Geen torts van Sinon stack uw dakenGa naar voetnoot36
En huizen aen, by maneschijn,
In uwen droom. de Maes en Rijn,
Van 't licht der zonne, klaar bescheenen,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Vernamen, uit uw deerlijck steenen,
En kermen, en verbaest getier,Ga naar voetnoot41
Hoe droef ghy van uw eigen vier
Verbrande, en doocken in hun killen.Ga naar voetnoot43
Wie zal, ô droeve, u weder tillen
45[regelnummer]
En heffen op den gouden troon,
| |
[pagina 195]
| |
Die 't Rijck van Rome zijn geboôn
Plagh voor te schrijven? kroon der steden,Ga naar voetnoot44-47
En badtstoof, die ontelbre ledenGa naar voetnoot48
Geneest en zalft, wie zalft u nu?
50[regelnummer]
Wat trooster biet de hant om u
Te helpen? koopstadt, koper-oven,Ga naar voetnoot51
En ambachtswinckel, hof vol hoven,
Die midden in de bergen laeght,
En Gode en menschen zoo behaeght,
55[regelnummer]
Wat leert ghy uwe nagebuuren?
Betrouwt op burgerwacht, noch muuren,
Op stercke torens, noch gewelt:Ga naar voetnoot57
De hemel heeft u tijt gestelt.Ga naar voetnoot58
Geen leger hoeft u t'overwinnen:
60[regelnummer]
Een vonck, uw vyant, schuilt van binnen.
J. v. Vondel.
|
|