Aantekeningen door Prof. Dr. C.G.N. de Vooys en Dr. C.C. van de Graft
VONDEL'S HORATIUS-VERTALING is afgedrukt naar de eerste uitgave, maar een vergelijking met de tweede - in de vroegere uitgaven verzuimd - leidde op menige plaats tot tekstverbetering. Blijkbaar heeft Vondel zelf de herdruk zorgvuldig van fouten gezuiverd en hier en daar verbeteringen aangebracht.
De Latijnse tekst, in de eerste uitgave parallel afgedrukt, bleek al spoedig een andere te zijn dan die door Vondel als grondslag voor zijn vertaling genomen is. Dit werd bevestigd door het onderzoek van Dr. A.M.F.B. Geerts, in zijn proefschrift Vondel als classicus bij de humanisten in de leer (Tongerloo-1932), die tot de volgende conclusies komt: ‘In sommige lierdichten van het eerste boek neemt Vondel de argumenta over van Bondius, in de andere boeken die van de Heinsius-uitgaven. Het is verder duidelijk dat in het eerste boek Vondel naast de argumenta van Bondius ook argumenta van de oudere Heinsius-edities heeft vertaald; in de laatste boeken gebruikt hij uitsluitend de latere uitgave (1629).
Vondel heeft in ieder geval gebruik gemaakt van de aantekeningen van Daniël Heinsius en Joh. Bond. Misschien werden de commentaren van Torrentius en van Cruquius door hem geraadpleegd. Het is ook niet uitgesloten dat Mostert en Victorijn Vondel hebben voorgelicht met verklaringen tijdens hun vroegere studiejaren opgenomen of gehoord. Met de uitgaven van Heinsius en Bondius is Vondels vertaling niet ten volle verantwoord’ (blz. 31).
Verder valt nog op te merken dat Vondel het Eeuwgetyde, dat chronologies staat tussen het derde en het vierde boek van de Gezangen, achter de Toezangen opgenomen heeft, omdat hij deze volgorde aantrof in de uitgave van Joh. Bond, die evenwel daarmede een nieuwe afdeling begint.
Uiteraard kon onze commentaar op Vondel's Horatius-vertaling niet uitgebreid worden tot een volledige commentaar op Horatius, waarvoor wij naar de vele voortreffelike uitgaven en moderne vertalingen kunnen verwijzen. Onze bedoeling was alleen, ook voor lezers die Horatius niet in het Latijn kunnen lezen, deze teksten enigszins leesbaar en verstaanbaar te maken. Doorlopende vergelijking met de Latijnse tekst bleek onmisbaar, omdat het noodzakelik was, de plaatsen aan te wijzen waar Vondel de Latijnse tekst òf te vrij òf onjuist had weergegeven. In die gevallen hebben wij, met aanhaling van het Latijn, medegedeeld wat Horatius eigenlik bedoelde. Een grondige behandeling van Vondel's verdiensten als vertaler, van zijn treffende woordvondsten en van zijn tekortkomingen, van zijn vertaal-techniek, zou een afzonderlike studie vereisen, waarvoor onze commentaar, naar wij hopen, bruikbare gegevens verschaffen kan.
Toen ons werk gereed was, heeft Dr. M. Boas, als classiek litterator, de grote welwillendheid gehad, de gehele toelichting met het oog op de Latijnse tekst door te lezen, en op grond daarvan ons allerlei verbeteringen aan de hand te doen, die aan deze uitgave ten goede zijn gekomen, en waarvoor wij hem onze hartelike dank verschuldigd zijn.