De werken van Vondel. Deel 6. Vondels Vergilius-vertalingen
(1932)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 65]
| |
[pagina 66]
| |
Op P. Virgilius Maro.aant.Ga naar voetnoot*Hier streeft de Zwaen, Augustus Hofzwaen, henen,Ga naar voetnootvs. 1
En strijckt de schoonste lauwerkroon:Ga naar voetnoot2
Zijn brave zwier en hooge toonGa naar voetnoot3
Verrucken my. Moght ick zijn schachten leenen!Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Is Scylle uit min haer Minos nagevlogen,Ga naar voetnoot5
En in een leewerick veraert;
Zal zijn gezang zoo wijt vermaert
Niet meer op mijn' verliefden geest vermogen?
'k Loop MARO in het weeligh groen bejegenen,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Zoo dra zijn fluit den weerklanck port,Ga naar voetnoot10
En hy uit schrandre harssens stort
Een' vruchtbren dau, om d'ackers milt te zegenen.Ga naar voetnoot11-12
't Verquickt mijn hart op zulck een beemt te weien,
Daer Tityr, zoo gerust en stil,
15[regelnummer]
In schaduw speelt van Amaril,
De bloem van al de harderlijcke reien.Ga naar voetnoot13-16Ga naar voetnoot16
Heel Griecken wenscht om 's Mantuaners schoven,Ga naar voetnoot17
Terwijl hy tijdigh ploeght en zaeit,
Het onkruit wiedt, en d' oeghsten maeit:
20[regelnummer]
Zijn konst en vlijt geraecken 't al te boven.
Hy leert my ooft en vette olijven planten.
Ick worde op 't enten afgericht.
De schup en snoeimes doen hun plicht,Ga naar voetnoot23
En Bacchus vloeit my toe van alle kanten.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Het groeizaem vee verrijckt de volle stallen,Ga naar voetnoot25
| |
[pagina 67]
| |
En spijst en kleet, met melck en vacht,
Den harder, die zijn ampt betracht,
De kudde weit, en vrijt van ongevallen.Ga naar voetnoot28
Nu magh ick eerst uit tijm en goutsbloem zuigen
30[regelnummer]
Den Nectar der Latijnsche Bie,Ga naar voetnoot30
Als ick haer Rijcken stichten zie,Ga naar voetnoot31
En Koningen in 't heerschen overtuigen.Ga naar voetnoot32
Zijn Zangheldin, als Pallas zelf, komt blinckenGa naar voetnoot33
Met helm en schilt in 't oorloghsvelt;
35[regelnummer]
En laet, voor zwaert nocht schicht ontstelt,
De dappre stem der krijghstrompette klincken.
Dan zwemt hy in een zee van nederlaegenGa naar voetnoot37
Te Troje, dat tot asch verbrant,
Waer aen mijn Fenix zijn verstant
40[regelnummer]
Ontsteeckt, en sluit al zingende zijn dagen.
Dees Cygnus blaeckt, van hemelsch vier ontsteecken,Ga naar voetnoot41
Wanneer Eneas zonder rust
De golven kruist, van kust tot kust,
En hout zijn moedt voor 't nootlot onbezweecken.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Sibyl, geraeckt van Febus razeryen,Ga naar voetnoot45
Ontfanght dien Vader in haer hol,
En leest hem voor de monsterrolGa naar voetnoot47
Der helden, die voor 't maghtigh Rome stryen.
Daer heeft AVGVST zijn' adelaer beschreden,
50[regelnummer]
En triomfeert by Hemelgoon:Ga naar voetnoot49-50
Terwijl de weerelt, voor zijn' troon,
Opoffert al haer scepters, en gebeden.Ga naar voetnoot52
Maer hoe veel zweets en bloets en Koningkrijcken
Spilt dulle min? Heleen bederftGa naar voetnoot54
55[regelnummer]
Trojaen, en Grieck: Elisa sterft:Ga naar voetnoot55
Lavinia zaeit Latium vol lijcken.Ga naar voetnoot56
| |
[pagina 68]
| |
D'ontembre lust tot heerschappye en eere
Treckt tegens recht het harnas aen,Ga naar voetnoot58
Op datze alleen ten troon magh gaen,
60[regelnummer]
En met ontzagh stoutmoedigh elck bravere.Ga naar voetnoot60
Dus scherpt de toets der wijsheit mijne zinnen
In overvloet van wetenschap,
En toont my op den hoogen trap
Der staetkunde al haer heilighdom van binnen.Ga naar voetnoot61-64
65[regelnummer]
Wat pronckt gy dan, O MARO, met laurieren?
Vereer den Grieck dien slechten krans,Ga naar voetnoot66
Dewijl Parnas uw hooft met glansGa naar voetnoot67
Van zonnegout en stralen wil vercieren.
PRUDENTER. |
|